ECLI:NL:RBMNE:2017:2170

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
16.660641-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van verweer bewijsuitsluiting na inzetten peilbaken op auto van verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 1 mei 2017, is de verdachte beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot diefstal met geweld en poging tot inbraak. De rechtbank heeft op 28 maart 2017 een openbare terechtzitting gehouden, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. W.J. Ausma. De officier van justitie, mr. H. Leepel, heeft de vordering ingediend. De tenlastelegging omvat onder andere de poging tot diefstal in vereniging van [slachtoffer 1] op 28 december 2016 in Utrecht en/of Nijmegen, en de poging tot inbraak in een bedrijfspand van [benadeelde] B.V. op 27 november 2016.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar overwegingen. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat het inzetten van een peilbaken op de auto van de verdachte onrechtmatig was, verworpen. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van het peilbaken, dat was geplaatst met toestemming van de officier van justitie, niet in strijd was met de wet en dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte beperkt was.

De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten gedaan op basis van de beschikbare bewijsstukken en de verklaringen van de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.660641-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 april 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1972] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] in [woonplaats] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
28 maart 2017, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie mr. H. Leepel en van de standpunten door de raadsman en verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De tenlastelegging, zoals deze na een wijziging tenlastelegging is komen te luiden, is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking is, kort en zakelijk weergegeven, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1 primair A: poging tot diefstal in vereniging van [slachtoffer 1] door middel van geweld en/of bedreiging met geweld en/of poging tot afpersing in vereniging van die [slachtoffer 1] op 28 december 2016 in Utrecht en/of Nijmegen;
Feit 1 primair B:medeplegen van poging tot bedreiging van [slachtoffer 1] met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of met openlijk geweld tegen een persoon op 28 december 2016 in Utrecht en/of Nijmegen;
Feit 1 subsidiair: plegen van voorbereidingshandelingen voor een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld in vereniging en/of afpersing in vereniging;
Feit 2 primair: poging tot inbraak in vereniging in een bedrijfspand van [benadeelde] B.V. aan de [adres] in Utrecht op 27 november 2016;
Feit 2 subsidiair: medeplegen van het vernielen en/of beschadigen en/of onbruikbaar maken van een deurslot behorende bij een bedrijfspand gelegen aan de [adres] in Utrecht op 27 november 2016.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de aan verdachte onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot woningoverval in vereniging en de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde vernieling van het slot wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie heeft haar standpunt verwoord in het ter zitting overgelegde requisitoir.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat wegens gebrek aan bewijs niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van de aan verdachte onder 1 primair A, 1 primair B, 1 subsidiair en
2 primair ten laste gelegde feiten.
Als de rechtbank van oordeel is dat er voor het onder feit 1 primair A en/of B tenlastegelegde voldoende bewijs in het dossier aanwezig is, dan doet de verdachte een beroep op vrijwillige terugtred.
Wat betreft de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde vernieling heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte bekent dit feit te hebben gepleegd.
De raadsman heeft zijn standpunt verwoord in de ter zitting overgelegde pleitnota.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 22 december 2016 wordt er een peilbaken geplaatst onder de auto van verdachte, een grijze Rover voorzien van kenteken [kenteken] . [2] Verbalisant [verbalisant 1] volgt op 28 december 2016 om 19.40 uur deze auto. De auto rijdt vanaf Utrecht naar Nijmegen en staat in Nijmegen stil op het [straatnaam] . Er worden bij de auto drie mannen gezien; in het donker gekleed en met mutsen op. [3] Verbalisant [verbalisant 1] ziet om 21.18 uur drie mannen staan op de [straatnaam] ter hoogte van nummer [nummer] . Alle drie zijn donker gekleed en twee van hen dragen een donkere muts en één draagt een Engelse flat cap. De man met de Engelse flat cap draagt een grote grijze schoudertas bij zich. [4] De mannen hebben opvallend veel interesse voor de aan de [straatnaam] gelegen woningen en ze lopen bij elke woning het pad naar de voordeur op om te kijken. Ze hebben meer interesse voor de huizen waar licht brandt dan voor de huizen in het donker. [5] De mannen lopen vervolgens weg bij perceel [nummer] in de richting van de [straatnaam] en de [straatnaam] . [6] Enige tijd later komt één van de mannen weer aanlopen vanuit de [straatnaam] . Hij staat achter de auto van de verbalisanten en staat schichtig om zich heen te kijken en kan vanuit zijn positie de gehele straat en de woning waar de andere twee mannen zich heen begeven overzien. [7] De twee andere verdachten komen aanlopen vanuit dezelfde richting. Ze kijken schichtig om zich heen. De eerste man voegt zich bij hen. [8] De mannen staan op de hoek van de [straatnaam] en de [straatnaam] en spreken met elkaar. Verbalisant [verbalisant 1] herkent nu duidelijk de man met de Engelse flat cap als [verdachte] . Eén van de mannen met de opgerolde muts loopt naar de hoek van de [straatnaam] met de [straatnaam] . Hij draagt donkere handschoenen en kijkt steeds om zich heen. [verdachte] loopt met de andere man naar perceel [adres] . [9] [verdachte] draagt de grijze schoudertas bij zich waar een zilverkleurig lang metalen voorwerp uitsteekt. Hij haalt handschoenen uit de tas en trekt deze aan. Hij opent het tuinhek van de woning aan de [adres] en loopt richting de voordeur. [10] Hij trekt zijn schoudertas naar voren. De andere man met de opgerolde muts gaat bij de woning met zijn rug tegen de muur naast de deur staan. Er wordt nogmaals contact gemaakt met de man die op de hoek staat. [verdachte] knielt en verbalisant hoort hem zeggen “ik heb een pakketje voor u”. [11] Gedurende deze actie begeven de andere twee verdachten zich op het tuinpad en kijken schichtig om zich heen. [12] Alle drie de mannen kijken om zich heen en zijn alert op hun omgeving. Er doet niemand open. [13] De drie verdachten keren om en lopen de [straatnaam] uit. [14] Het drietal rijdt weg in de Rover. [15]
Na het achtervolgen van de auto van verdachte worden de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden. Verbalisant [verbalisant 2] herkent de aangehouden verdachten als de personen die bij de [adres] in [woonplaats] hadden gestaan. [16] [verbalisant 2] relateert dat de verdachte die als eerste terug komt lopen en achter de auto van de politie staat [medeverdachte 2] blijkt te zijn, de verdachte met de zogenaamde Engelse pet op en de schoudertas [verdachte] blijkt te zijn en de verdachte die bij hem loopt [medeverdachte 1] blijkt te zijn. [17]
De auto van verdachte, zijnde de Rover voorzien van kenteken [kenteken] , wordt doorzocht. In de auto worden zwarte handschoenen, een zwarte bivakmuts en een grijs met zwartkleurige schoudertas gevonden. In de tas zitten onder meer zwarte handschoenen, een groot vleesmes en een schroevendraaier. [18]
Verbalisant [verbalisant 3] had gezien dat de drie aangehouden verdachte [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] in de Rover met kenteken [kenteken] reden. Na de aanhouding zag zij dat aan de bestuurderskant van de Rover op zo’n twintig tot dertig meter afstand van de auto een zwarte bivakmuts op de grond lag. [19]
Bij de fouillering van verdachte [verdachte] wordt in de binnenzak een pasje aangetroffen van het postbedrijf DHL. [20]
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 28 december 2016 om 21.30 uur in zijn woning aan de [adres] was. Er werd aangebeld. Hij hoorde een mannenstem zeggen “ik heb een pakketje voor u”. [slachtoffer 1] had niets besteld en verwachtte niets en besloot om niet open te doen. De man die voor de voordeur stond scheen met een zaklantaarn door het zijraam van de woonkamer naar binnen. Hij zag andere personen bij het hek van zijn voortuin staan. [21]
Verweer vormverzuim plaatsen peilbaken
De raadsman heeft onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 december 2016 [22] aangevoerd dat artikel 3 van de Politiewet 1995 geen basis biedt voor het gebruik van het in deze zaak ingezette peilbaken. Met het inzetten van het peilbaken is sprake van een schending van de wet met een structureel karakter. Het Hof heeft in genoemd arrest bepaald dat aan het gebruik van het peilbaken geen bewijsuitsluiting zou worden verbonden, maar dat het gebruik daarvan wel moest stoppen. In de praktijk blijkt nu dat de politie en het openbaar ministerie gewoon doorgaan met het gebruik van het peilbaken en dit moet aldus gesanctioneerd worden. Het peilbaken levert een inbreuk op op het privéleven en artikel 3 van de Politiewet 1995 is dan niet de juiste basis. De raadsman heeft verzocht de bevindingen van de politie naar aanleiding van het inzetten van het peilbaken uit te sluiten van het bewijs.
De rechtbank overweegt als volgt. Het Team Nodale Oriëntatie van de politie draait een project gericht op mobiele dadergroepen woonachtig in Midden-Nederland. Het doel van het project is om zicht te krijgen op personen en/of voertuigen waarvan het vermoeden bestaat dat zij delicten plegen die op heterdaad kunnen worden ontdekt. Verdachte is voor dit project in beeld gekomen, omdat hij meermalen in de politiesystemen voorkomt en hij meerdere antecedenten heeft op het gebied van vermogensdelicten. Naar aanleiding van deze informatie is, met toestemming van de officier van justitie, op basis van artikel 3 van de Politiewet 2012 een peilbaken geplaatst op de auto van verdachte. De auto is kortstondig van het niet gelogde peilbaken voorzien, feitelijk voor de duur van zes dagen. Het peilbaken geeft om de tien seconden zijn positie door en is alleen live uit te kijken. Het peilbaken legt geen gegevens vast. Daarnaast wordt het peilbaken pas geactiveerd als de auto de woonplaats van verdachte verlaat en er wordt door de politie eerst gekeken of de reisbeweging die de auto op dat moment maakt past binnen de modus operandi van verdachte. Het gebruik van het peilbaken is aldus dermate beperkt qua duur, gebied en vastleggen van gegevens, dat voldoende waarborgen zijn ingebouwd. Deze beperkingen zijn door de politie ook duidelijk geverbaliseerd.
De rechtbank is van oordeel dat het plaatsen van het peilbaken onder deze omstandigheden niet geschikt is om een min of meer compleet beeld te krijgen van bepaalde aspecten van het leven van verdachte. Van stelselmatige observatie is geen sprake. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte is door het met toestemming van de officier van justitie plaatsen van een peilbaken op de auto slechts een lichte inbreuk op die levenssfeer, zodat de algemene taakomschrijving van opsporingsambtenaren, zoals neergelegd in artikel 3 van de Politiewet 2012, daartoe voldoende legitimatie biedt. Daarbij is ook van belang dat de Hoge Raad [23] heeft bepaald dat de Politiewet voldoende basis voor observaties biedt indien de observaties slechts in een bepaald gebied en kortstondig worden uitgevoerd naar aanleiding van omstandigheden waaruit redelijkerwijs een verhoogde kans op strafbare feiten kan worden afgeleid. De rechtbank sluit hiermee aan bij gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 februari 2017. [24]
De rechtbank verwerpt aldus het verweer van de raadsman.
Bewezenverklaring feit 1 primair A
De rechtbank stelt op grond van voornoemd bewijs vast dat:
- verdachte en de twee medeverdachten op 28 december 2016 in de [straatnaam] te [woonplaats] lopen,
- zij in die straat rondlopen, de tuinen van de woningen waar licht brandt in lopen en voortdurend om zich heen kijken,
- verdachte [medeverdachte 2] een opgerolde muts op heeft en handschoenen aantrekt en op de hoek staat,
- verdachte [medeverdachte 1] een opgerolde muts op heeft en naast de voordeur van [straatnaam] nummer [nummer] tegen de muur gedrukt staat,
- verdachte [verdachte] een schoudertas draagt met daarin een - na aanhouding aangetroffen - vleesmes en een schroevendraaier en hij een pasje van postbedrijf DHL bij zich heeft,
- verdachte [verdachte] handschoenen aantrekt en gehurkt bij de voordeur van nummer [nummer] door de brievenbus roept dat hij een pakketje voor de bewoner heeft,
- de twee andere verdachten vervolgens ook op het tuinpad staan;
- de verdachten weggaan als de deur niet open wordt gedaan.
De handelingen van verdachte en de medeverdachten, zoals hier omschreven, zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op het plegen van een diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld en/of een afpersing van de bewoner van de woning op de [adres] te [woonplaats] , zijnde de heer [slachtoffer 1] . Het handelen van verdachte vraagt om een verklaring (vgl 3 EHRM John Murray tegen het Verenigd Koninkrijk, NJ 1996, 725). Verdachte heeft zich echter zowel bij de politie als ter terechtzitting op zijn zwijgrecht beroepen en geeft die benodigde verklaring dus niet, met als gevolg dat de rechtbank voor het bewijs redengevende conclusies trekt uit het stilzwijgen van de verdachte omtrent een punt waar juist hij opheldering over kan geven. De rechtbank acht dan ook het oogmerk van verdachte op de diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld en/of afpersing wettig en overtuigend bewezen, zoals onder feit 1 primair A ten laste is gelegd.
Voorgaande met elkaar samenhangende gedragingen brengen naar hun uiterlijke verschijningsvorm voorts mee dat sprake is van een begin van uitvoering van het strafbare feit. Verdachte en zijn mededaders stonden immers klaar om, zodra na het aanbellen door verdachte onder het voorwendsel dat hij een pakketje voor aangever had, de deur was opengedaan (terwijl medeverdachte [medeverdachte 1] zich aan het zicht van aangever onttrok) de woning binnen te dringen. Hun handelen moet dan ook worden aangemerkt als te zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf.
De rechtbank stelt tot slot op basis van voornoemd bewijs vast dat:
- verdachte en de twee medeverdachten samen in één auto van Utrecht naar Nijmegen zijn gereden,
- zij samen naar de [straatnaam] in Nijmegen zijn gelopen en in die straat hebben rondgelopen en de tuinpaden op zijn gelopen,
- zij samen de [straatnaam] uitlopen en daarna één van hen eerst komt teruglopen en de andere twee hem kort daarna volgen,
- verdachte [medeverdachte 2] naar de hoek van de straat loopt en de verdachten [verdachte] en
[medeverdachte 1] naar de woning op de [straatnaam] nummer [nummer] lopen,
- zij voortdurend naar elkaar kijken en contact met elkaar zoeken,
- verdachte [verdachte] gehurkt voor de voordeur zit, verdachte [medeverdachte 1] naast de deur tegen de muur gedrukt staat en verdachte [medeverdachte 2] ook het tuinpad van nummer [nummer] oploopt;
- zij als er niet wordt open gedaan met z’n drieën de tuin verlaten en met z’n drieën weglopen en in de Rover stappen en wegrijden.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat zowel verdachte als de medeverdachten, gelet op de intensiteit van hun samenwerking, de kennelijke onderlinge taakverdeling, hun gezamenlijke rol in de voorbereiding en het begin van de uitvoering, een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het strafbare feit en dat aldus sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten in de zin van medeplegen.
De rechtbank acht daarmee het plegen van het onder 1 primair A ten laste gelegde feit in vereniging wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman van verdachte heeft nog aangevoerd dat als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt er geen strafbaar feit is gepleegd, omdat verdachte vrijwillig is teruggetreden. Het is niet gebleken dat de daders om een andere reden dan dat de deur niet werd opengedaan onverrichter zake weg zijn gegaan, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer van de raadsman. Uit de inhoud van het dossier volgt dat verdachte is weggegaan, nadat hij en zijn mededaders hun posities hadden ingenomen en hij door de brievenbus riep dat hij een pakketje had en er geen reactie kwam. Pas toen voor verdachte duidelijk werd dat de deur niet zou worden opengedaan is hij weggegaan. De rechtbank is van oordeel dat hiermee geen sprake is van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk, maar alleen van een van buiten komende omstandigheid die er toe heeft geleid dat het bij een poging is gebleven. Van vrijwillige terugtred is derhalve geen sprake.
Vrijspraak feit 2 primair, bewezenverklaring feit 2 subsidiair
[slachtoffer 2] heeft namens [benadeelde] B.V., gevestigd aan de [adres] in [vestigingsplaats] , verklaard dat op 27 november 2016 is geprobeerd het slot van de deur eruit te boren. [25]
Verdachte heeft verklaard dat hij het slot kapot heeft gemaakt, omdat hij wilde dat de man van die winkel de winkel niet in zou kunnen. [26]
De rechtbank acht op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slot van de deur van het bedrijfspand heeft vernield door met een boor in dat slot te boren en daarmee het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Verdachte zal wegens gebrek aan bewijs van het medeplegen van dit feit worden vrijgesproken.
Nu bewijs dat verdachte wilde inbreken in het bedrijfspand ontbreekt zal de rechtbank hem van het onder feit 2 primair tenlastegelegde vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
Primair
A.
hij op 28 december 2016 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen van hun gading en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van goederen van hun gading en/of geld, toebehorende aan die [slachtoffer 1] ,
tezamen en in vereniging met anderen als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders
- per auto van Utrecht naar Nijmegen gereden en
- in de straat alwaar de woning van die [slachtoffer 1] is gelegen een voorverkenning gedaan bestaande uit het rondlopen in die straat en nabijgelegen straten en daarbij oplettend en schichtig om zich heen kijken en het die straat inkijken en het bij meerdere woningen in die straat het pad naar de voordeur oplopen (teneinde de juiste woning te traceren) en
- ( omstreeks 21.30 uur) handschoenen aangetrokken en vervolgens het tuinhek van die woning van die [slachtoffer 1] geopend en het tuinpad leidend naar de voordeur van die woning opgelopen en
- met een pakketje in de hand en voorzien van een tas met daarin een schroevendraaier en een vleesmes en voorzien van een pas van DHL, aangebeld aan de voordeur van de woning van die [slachtoffer 1] en
- gelijktijdig met het aanbellen een andere persoon dan de persoon die het pakketje vasthield, zich naast die voordeur met zijn rug naar de muur tegen die muur gedrukt en
gedurende de bovenomschreven handelingen bij de woning van die [slachtoffer 1] en vanaf het tuinpad van die woning van die [slachtoffer 1] de omgeving van de woning van die [slachtoffer 1] geobserveerd op mogelijke onraad en nadat die [slachtoffer 1] na het aanbellen aan de deur die deur niet opendeed door de brievenbus van de voordeur van de woning tegen die [slachtoffer 1] gezegd: "Ik heb een pakketje voor u", zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
2.
Subsidiair
hij op 27 november 2016 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk een deurslot behorende bij een bedrijfspand gelegen aan de [adres] , toebehorende aan [benadeelde] B.V., heeft vernield, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk met een boor in het slot van een deur van dat bedrijfspand te boren.
De rechtbank verbetert in de bewezenverklaring een aantal kennelijke schrijffouten.
De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Van het onder feit 1 primair A en feit 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair A:
Poging tot diefstal voorafgegaan of vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl dat feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en/of
Poging tot afpersing, terwijl dit feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2 subsidiair:
Opzettelijk en wederechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf naar voren gebracht dat het rapport van de reclassering positief is en perspectief biedt. Verdachte wil het roer omgooien. Met steun van de gemeente en met hulp voor zijn gezin kan hij orde op zaken stellen en zijn eigen bedrijf starten. Mede rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht verzoekt de raadsman om een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest, een voorwaardelijke straf en eventueel een werkstraf op te leggen. Bij het bepalen van de duur moet er rekening mee worden gehouden dat als een deels voorwaardelijke straf wordt opgelegd verdachte niet in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft samen met twee mededaders het slachtoffer in zijn woning willen overvallen. Dat het bij een poging is gebleven is niet aan handelen van verdachte te danken, maar aan het feit dat aangever de mannen voor zijn deur niet vertrouwde en daarom de deur niet open heeft gedaan. Een woning is bij uitstek een plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Het is algemeen bekend dat strafbare feiten als deze grote emotionele impact hebben op slachtoffers. Een dergelijk feit schokt bovendien de rechtsorde en draagt bij aan algemene gevoelens van onveiligheid.
Voorts heeft verdachte een slot van een deur van een bedrijfspand vernield. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op het eigendom van een ander en de benadeelde financiële schade toegebracht.
De rechtbank maakt uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 23 januari 2017 op dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht nu verdachte na het plegen van de thans bewezen verklaarde strafbare feiten nog is veroordeeld.
Doordat voor verdachte artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is legt de rechtbank, ondanks dat verdachte anders dan de medeverdachten voor twee strafbare feiten wordt veroordeeld, aan verdachte en de twee medeverdachten dezelfde straf op. Gelet op de ernst van met name de poging tot woningoverval, het feit dat dit bij een poging is gebleven, het strafblad van verdachte en straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden opleggen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
De rechtbank ziet in de bevindingen van de reclassering in het rapport van 13 maart 2017 en in het verhandelde ter terechtzitting geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.

9.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 1.500,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, inclusief de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen. Dat de benadeelde partij zich mogelijk onder behandeling zal moeten laten stellen is niet voldoende om de schade toe te kunnen wijzen. De vordering is daartoe onvoldoende onderbouwd. Als de rechtbank tot een toewijzing van de vordering komt dient de vordering in ieder geval gematigd te worden. De raadsman refereert zich daarbij aan het door de rechtbank te bepalen bedrag.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank kan door het gebrek aan een onderbouwing en het gegeven dat de benadeelde partij niet in behandeling is geweest niet (eenvoudig) vaststellen welke psychische schade de benadeelde partij opgelopen heeft en in hoeverre die psychische schade rechtstreeks het gevolg is van het bewezenverklaarde. Behandeling van deze vordering levert daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 57, 63, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder feit 2 primair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair A en feit 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder feit 1 primair A, feit 1 primair B en feit 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze feiten op de wijze zoals onder 6 omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. van de Streek, voorzitter, mrs. A.M.M.E. Doekes-Beijnes en M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 april 2017.
BIJLAGE
De tenlastelegging
1.
Primair
A.
hij op of omstreeks 28 december 2016 te Utrecht en/of te Nijmegen, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen van hun/zijn gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van goederen van hun/zijn gading en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- per auto van Utrecht naar Nijmegen gereden en/of
- in de straat alwaar de woning van die [slachtoffer 1] is gelegen een voorverkenning gedaan bestaande uit het rondlopen in die straat en/of nabijgelegen straten en/of (daarbij) oplettend en/of schichtig om zich heen kijken en/of het die straat inkijken en/of het bij meerdere woningen in die straat het pad naar de voordeur oplopen (teneinde de juiste woning te traceren) en/of
- (
- (omstreeks 21.30 uur) handschoenen aangetrokken en/of vervolgens het tuinhek van die woning van die [slachtoffer 1] geopend en/of het tuinpad leidend naar de voordeur van die woning opgelopen en/of
- met een pakketje in de hand en/of voorzien van een tas met daarin een schroevendraaier en/of een (vlees)mes, althans een of meer voor bedreiging en/of afdreiging geschikte voorwerp(en), en/of voorzien van een pas van DHL, aangebeld aan de voordeur van de woning van die [slachtoffer 1] en/of
- (gelijktijdig met het aanbellen) een andere persoon dan de persoon die het pakketje vasthield, zich naast die voordeur met zijn rug naar de muur tegen die muur gedrukt en/of

(gedurende de bovenomschreven handelingen bij de woning van die [slachtoffer 1] en/of vanaf het tuinpad van die woning van die [slachtoffer 1] ) de omgeving van de woning van die [slachtoffer 1] geobserveerd op mogelijke onraad, althans met een observerende blik om zich heen gekeken, en/of (nadat die [slachtoffer 1] na het aanbellen aan de deur die deur niet opendeed) door de brievenbus van de voordeur van de woning) tegen die [slachtoffer 1] gezegd: "Ik heb een pakketje voor u", althans woorden van gelijke aard of strekking zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

en/of
B.
hij op of omstreeks 28 december 2016 te Utrecht en/of te Nijmegen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of met openlijk geweld in vereniging tegen een persoon, immers zijn/is en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- per auto van Utrecht naar Nijmegen gereden en/of
- in de straat alwaar de woning van die [slachtoffer 1] is gelegen een voorverkenning gedaan bestaande uit het rondlopen in die straat en/of nabijgelegen straten en/of (daarbij) oplettend en/of schichtig om zich heen kijken en/of het die straat inkijken en/of het bij meerdere woningen in die straat het pad naar de voordeur oplopen (teneinde de juiste woning te

traceren) en/of

- (
- (omstreeks 21.30 uur) handschoenen aangetrokken en/of vervolgens het tuinhek van die woning van die [slachtoffer 1] geopend en/of het tuinpad leidend naar de voordeur van die woning opgelopen en/of
- met een pakketje in de hand en/of voorzien van een tas met daarin een schroevendraaier en/of een (vlees)mes, althans een of meer voor bedreiging en/of afdreiging geschikte voorwerp(en), en/of voorzien van een pas van DHL, aangebeld aan de voordeur van de woning van die [slachtoffer 1] en/of
- (gelijktijdig met het aanbellen) een andere persoon dan de persoon die het pakketje vasthield, zich naast die voordeur met zijn rug naar de muur tegen die muur gedrukt en/of

(gedurende de bovenomschreven handelingen bij de woning van die [slachtoffer 1] en/of vanaf het tuinpad van die woning van die [slachtoffer 1] ) de omgeving van de woning van die [slachtoffer 1] geobserveerd op mogelijke onraad, althans met een observerende blik om zich heen gekeken, en/of (nadat die [slachtoffer 1] na het aanbellen aan de deur die deur niet opendeed) door de brievenbus van de voordeur van de woning) tegen die [slachtoffer 1] gezegd: "Ik heb een pakketje voor u", althans woorden van gelijke aard of strekking, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

Subsidiair
hij op of omstreeks 28 december 2016 te Utrecht en/of te Nijmegen en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld in vereniging en/of afpersing in vereniging opzettelijk,
- een of meer goederen, te weten een schroevendraaier en/of een (vlees)mes, althans een of meer voor bedreiging en/of afdreiging geschikte voorwerpen, en/of een of meer (bivak)mutsen en/of tiewraps en/of handschoenen en/of een sok en/of een sjaal en/of een tas en/of een DHL-pas en/of een pakketje, althans een op een pakketje gelijkend voorwerp, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, al dan niet in samenhang bezien, heeft verworven, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad en/of
- (met voornoemde goederen) naar Nijmegen zijn/is gereden en/of aldaar met een of meer van deze goederen verkennend en/of oplettend en/of observerend en/of schichtig kijkend rondgelopen en/of bij meerdere woningen het tuinpad opgelopen (teneinde de juiste woning te traceren) en/of (uiteindelijk)
het tuinpad van de woning van [slachtoffer 1] opgelopen en/of (rond 21.30 uur) aangebeld bij die woning en/of door de brievenbus van die woning geroepen: "ik heb een pakketje voor u", althans woorden van gelijke aard of strekking.
2.
Primair
hij op of omstreeks 27 november 2016 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres] weg te nemen goederen van hun/zijn gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met zijn mededader(s), althans alleen, met een boor in/op het slot van een deur van dat bedrijfspand geboord, althans met een of meer voorwerp(en) geprobeerd het slot van die deur te forceren/verwijderen, waarna de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet werd voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 november 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijkeen deurslot (behorende bij een bedrijfspand gelegen aan de [adres] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar tezamen en in vereniging met zijn/haar mededader(s), althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk met een boor in/op het slot van een deur van dat bedrijfspand geboord, althans een voorwerp in dat slot gestoken en/of daarmee gewrikt en/of bewogen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL0900-2016402584, doorgenummerd blz. 1 tot en met blz. 247.
2.Proces-verbaal van bevindingen Team Nodale Oriëntatie, blz. 88.
3.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 89.
4.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 90.
5.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 92.
6.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 90.
7.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 92.
8.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 93.
9.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 90.
10.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 93.
11.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 90.
12.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 93.
13.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 90.
14.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 93.
15.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 90.
16.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 91 en proces-verbaal van bevindingen, blz. 95.
17.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 94.
18.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 108 en proces-verbaal van bevindingen, blz. 114.
19.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 107.
20.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 116.
21.Proces-verbaal van aangifte, blz. 71.
23.HR 13 november 2012, NK 2013/413.
25.Proces-verbaal van aangifte, blz. 124.
26.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 maart 2017.