Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 8 juni 2016
- de akte van 27 juli 2016
- de antwoordakte van 21 september 2016
- de antwoordakte van 12 oktober 2016.
2.De verdere beoordeling
Het te lage bruto-uurloon
Vaste jurisprudentie is dat een avv-verklaarde cao geen nawerking heeft (HR 18 januari 1980, NJ 1980, 348 ( [naam] / [naam] )), bevestigd door HR 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9386 (Rode Kruis Ziekenhuis/ [naam] ). Volgens [eiseres] is dit later door de Hoge Raad genuanceerd. Zij beroept zich onder meer op het arrest [naam] /KSB (HR 2 april 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0920). In die zaak was sprake van een vordering vanwege verricht overwerk, terwijl de arbeidsovereenkomst geen bepaling bevatte over overwerk en de eventuele vergoeding daarvan. Samengevat oordeelde de Hoge Raad dat de vraag of recht bestaat op vergoeding van overwerk in een dergelijke situatie moet worden beantwoord aan de hand van wat partijen op dit punt over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden, mede in het licht van wat zij over en weer van elkaar aan inzicht mochten verwachten, en dat daarbij onder meer betekenis zal toekomen aan de omstandigheid dat de cao in de perioden waarin deze wel gold, in elk geval recht op vergoeding van overwerk gaf. Anders dan in de door de Hoge Raad beoordeelde zaak zijn partijen in déze zaak wel degelijk een bepaald uurloon overeengekomen, namelijk (aanvankelijk) € 8,50 bruto per uur. In deze zaak staat daarom niet ter discussie of [eiseres] recht had op loon of niet, maar (slechts) of zij recht had op het door Vabonet betaalde uurloon (blijkens de loonstroken: steeds het minimumloon), of op het (iets hogere) cao-uurloon. Het gaat in deze zaak dus niet om een uitleg van de arbeidsovereenkomst zoals in [naam] /KSB aan de orde was. [eiseres] heeft geen verklaringen en/of gedragingen van Vabonet gesteld op grond waarvan zij erop mocht vertrouwen dat Vabonet ook buiten de avv-perioden het cao-uurloon aan haar zou betalen, ook niet indien daarbij betrokken zou worden de omstandigheid dat de cao in de perioden waarin deze algemeen verbindend was verklaard recht gaf op een hoger uurloon dan het uurloon dat Vabonet betaalde.
Naar de kantonrechter begrijpt is eerst naar aanleiding van het geschil over de omvang van de loondoorbetalingverplichting van Vabonet tijdens de ziekte van [eiseres] discussie ontstaan over de vraag of [eiseres] mogelijk aanspraak kon maken op een hoger uurloon dan het loon dat zij betaald heeft gekregen.
"jojo-effect", en dat dan sprake is van rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid. Dit maakt voormelde conclusie niet anders. Mede gelet op het bijzondere karakter van de aanspraken die enkel zijn gegrond op een avv-cao, waarbij cao-bepalingen verbindend worden op grond van een overheidsmaatregel gedurende een welomschreven, beperkte periode, is het met dit stelsel niet te verenigen om door een extensieve interpretatie van de wet de geldingsduur van de betreffende cao‑bepalingen voorbij die periode te verlengen op de enkele grond dat deze tijdens de periode van de verbindendheid deel uitmaakten van de arbeidsovereenkomsten waarvoor de verbindendverklaring gold. Ook de eventuele praktische problemen die voor werkgevers kunnen ontstaan, wanneer na het einde van een avv-periode weer andere arbeidsvoorwaarden gaan gelden doen hier niet aan af.
"Het gaat daarbij kennelijk om werknemers die niet voldoen aan de vereisten van art. 9 e.v. Wet CAO en die niet wensen in te stemmen met van toepassing verklaren van de betreffende CAO-bepalingen op hun arbeidsovereenkomst. De Wet AVV geeft evenwel geen ruimte voor een doorbreking van het erin vervatte stelsel op grond van de door dit betoog gewenste belangenafweging"(Rode Kruis Ziekenhuis/ [naam] ).
In het tussenvonnis is reeds geoordeeld dat vanaf 7 april 2015 uitgegaan moet worden van een brutoloon van € 924,82 per maand. Vabonet stelt in haar bij antwoordakte van 21 september 2016 overgelegde productie 1 de hoogte van het aan [eiseres] tijdens ziekte door te betalen loon opnieuw aan de orde. De kantonrechter ziet geen aanleiding op zijn eerdere beslissing op dit punt terug te komen. Het door Vabonet genoemde bedrag van € 560,91 zal daarom niet in mindering worden gebracht. Omdat Vabonet geen specificatie heeft gegeven van de loonbedragen, zal de kantonrechter de vordering toewijzen onder aftrek van hetgeen reeds is betaald.
500,00(2 punten x tarief € 250,00)
3.De beslissing
- te betalen het loon tijdens arbeidsongeschiktheid vanaf 7 april 2015 ten bedrage van € 924,82 bruto per maand gedurende de eerste 6 maanden van de arbeidsongeschiktheid, ten bedrage van 90% daarvan gedurende de daaropvolgende 6 maanden van de arbeidsongeschiktheid en ten bedrage van 85% daarvan gedurende de daaropvolgende 12 maanden van de arbeidsongeschiktheid, en wel zolang [eiseres] arbeidsongeschikt is en uiterlijk tot 7 april 2017, onder aftrek van hetgeen reeds is betaald, met betrekking tot het tot heden opeisbare loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW met een maximum van 10%;
- de gecorrigeerde loonstroken te verstrekken vanaf 1 april 2010 tot heden;