ECLI:NL:RBMNE:2016:814

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
17 februari 2016
Zaaknummer
16/705620-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en poging tot doodslag in Veenendaal met vrijspraak voor poging tot doodslag

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988 en wonende in Veenendaal, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 januari 2016 uitspraak gedaan. De zaak betreft openlijk geweld gepleegd op 3 maart 2015 in Veenendaal, waarbij de verdachte samen met zijn broers betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld, maar heeft hem vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling. Tijdens de zitting op 5 januari 2016 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. W.J. Ausma. De officier van justitie heeft vrijspraak van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten gevorderd, maar het meer subsidiair tenlastegelegde werd als wettig en overtuigend bewezen beschouwd. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als bewijs gebruikt, waarbij het slachtoffer verklaarde dat hij door de verdachte was gestoken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte significant heeft bijgedragen aan het geweld, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest, en er is een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd om contact met het slachtoffer te verbieden. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/705620-15 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 19 januari 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 januari 2016. Verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 3 maart 2015 in Veenendaal schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag, dan wel het medeplegen van een poging tot zware mishandeling, dan wel het openlijk in vereniging plegen van geweld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Zij acht het meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaringen van aangever en getuige [getuige] en het bij aangever geconstateerde letsel.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, nu er geen bewijs is voor een voldoende significante en wezenlijke bijdrage van verdachte aan het geweld. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat enkel aangever [slachtoffer] verdachte noemt als degene die gestoken heeft en dat de verklaring van [slachtoffer] als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan tegen verdachte en zijn broers, [A] en [B] . Aangever heeft verklaard dat hij op 3 maart 2015 bij de [naam bezorgrestaurant] aan de [straatnaam] in Veenendaal was. [B] was daar ook aanwezig. Aangever heeft verklaard dat hij [B] heeft aangesproken en dat er vervolgens buiten een gesprek heeft plaatsgevonden. Aangever is weer naar binnen gegaan. Aangever heeft verklaard dat verdachte ongeveer 10 minuten later binnen kwam en wilde praten. Aangever vertrouwde het niet en is niet meegegaan. Aangever heeft verklaard dat hij na het eten naar buiten liep en daar verdachte en zijn broers – [A] en [B] – zag staan. [2] Aangever heeft verklaard dat de drie broers op hem af kwamen en hem begonnen te slaan. Ook heeft aangever verklaard dat verdachte op hem af liep en hem in de linkerzijde van zijn lichaam stak, terwijl [B] hem nog steeds probeerde te slaan. [3]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij met aangever bij de [naam bezorgrestaurant] was. [4] [getuige] heeft verklaard dat aangever een conflict had met één van de broers [familienaam verdachte, A en B] , wat vervolgens buiten is uitgepraat. [getuige] heeft verklaard dat een andere broer even later binnenkwam en wilde praten, maar aangever wilde dat niet. Toen aangever kort daarna naar buiten ging werd hij aangevallen door de drie broers [familienaam verdachte, A en B] [5] , waarbij aangever werd geslagen en gestoken. [6]
In een brief van het Ziekenhuis Gelderse Vallei van 3 maart 2015 staat dat aangever een steekwond in de linkerzijde van zijn buik heeft. [7]
Bewijsoverweging
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 3 maart 2015 openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij door zijn broer [B] werd gebeld, dat hij naar de [naam bezorgrestaurant] is gegaan en daar met aangever gesproken heeft. De verklaring van verdachte dat hij vervolgens is weggegaan zonder dat hij geweldshandelingen heeft gepleegd, wordt niet ondersteund. Zowel aangever als getuige [getuige] verklaren dat verdachte betrokken was bij het geweld.
Ten aanzien van het steken overweegt de rechtbank als volgt. In het ziekenhuis is vastgesteld dat aangever een steekwond in de linkerzijde van zijn buik had. Hoewel geen mes of steekvoorwerp is gezien of aangetroffen, wordt de verklaring van aangever dat hij door verdachte is gestoken ondersteund door zowel de verklaring van getuige [getuige] als het bij aangever aangetroffen letsel. De rechtbank heeft dan ook geen reden de verklaring van aangever, dat verdachte hem heeft gestoken, in twijfel te trekken. Nu verdachte opzettelijk met anderen openlijk geweld heeft gepleegd jegens aangever en verdachte door te slaan en te steken significant daaraan heeft bijgedragen, is zijn betrokkenheid bij het meer subsidiair ten laste gelegde feit bewezen.
De rechtbank acht niet bewezen dat een poging heeft plaatsgevonden aangever te doden dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks03 maart 2015 te Veenendaal,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,met
een ander ofanderen, op
of aande openbare weg, de [straatnaam] , onverholen en
/ofwaarneembaar voor ter plaatse aanwezige personen openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit
  • het duwen van die [slachtoffer] en/of het (daarbij) dreigend de woorden toevoegen dat die [slachtoffer] niet wist wie hij was, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
  • het meerdere malen slaan
  • het
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden wordt opgelegd, met aftrek van de tijd die hij heeft doorgebracht in voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat bij de strafoplegging rekening gehouden moet worden met het eigen aandeel van aangever. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een langere gevangenisstraf dan het voorarrest niet passend is en dat een deels voorwaardelijke straf kan worden opgelegd met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met aangever. De verdediging heeft daarbij gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het hebben van eigen bedrijf. Meer subsidiair heeft de verdediging aangegeven dat verdachte bereid is een taakstraf te verrichten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. De broer van verdachte heeft een eerste confrontatie gehad met aangever, waarna verdachte en een andere broer zijn ingeschakeld. Verdachte en zijn broer zijn ter plaatse gekomen om samen verhaal te halen. Met zijn drieën hebben zij aangever aangevallen op het moment dat hij de [naam bezorgrestaurant] verliet, waarbij ook een mes of steekvoorwerp is gebruikt. Verdachte heeft daarbij een forse bijdrage geleverd aan het geweld door aangever te steken en te slaan.
De rechtbank weegt mee dat het geweld zich op de openbare weg heeft afgespeeld. Diverse omwonenden en het personeel van de [naam bezorgrestaurant] zijn getuige geweest van dit geweld. Voorts is het feit gepleegd rond 18.30 uur ’s avonds, derhalve een tijdstip dat veel mensen, waaronder ook kinderen, hiervan getuige kunnen zijn. Dergelijke geweldplegingen dragen bij aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving en bezorgen directe getuigen gevoelens van angst. Uit de verklaringen van de omwonenden blijkt dat daarvan in dit geval ook daadwerkelijk sprake is geweest.
Verdachte is, zo blijkt uit het uittreksel justitiële documentatie van 26 november 2015, niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank mede gelet op het oriëntatiepunt bij een dergelijk feit, te weten drie maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht een hogere straf echter passend, nu verdachte en zijn mededaders welbewust de confrontatie met aangever hebben opgezocht en aangever met zijn drieën hebben aangevallen. De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat hij met een mes of steekvoorwerp heeft gestoken. In het voordeel van verdachte weegt mee dat hijzelf niet de initiator van de confrontatie is geweest, maar één van zijn broers te hulp is geschoten. De rechtbank heeft ook gelet op het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de strafzaak tegen [B] , waarbij voor het door [B] gepleegde feit, die als initiator van het geweld kan worden gezien maar die niet heeft gestoken en zelf eerder die dag door aangever was mishandeld, een gevangenisstraf van vier maanden is opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat, alles overziende, een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. Een andere strafmodaliteit is gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, niet aan de orde.
De rechtbank is van oordeel dat er, gezien de stukken en het verhandelde ter zitting, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat er een nieuwe confrontatie zal plaatsvinden tussen verdachte en aangever. Gelet op het feit dat er al langer onenigheid is tussen aangever en verdachte en diens familie acht de rechtbank het noodzakelijk een contactverbod met aangever op te leggen, in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel. Een dergelijke maatregel kan dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, hetgeen de rechtbank ook zal doen teneinde ernstig gevaar veroorzakende contacten te stoppen.

9.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een bedrag van € 2.480,-, bestaande uit € 480,- materiële schade en € 2.000,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering hoofdelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.200,-, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Zij heeft de materiële schade – nu deze schade niet nader onderbouwd is – geschat op een bedrag van € 200,-. Zij acht een bedrag van € 1.000,- immateriële schade toewijsbaar, nu ook deze schade niet volledig is onderbouwd. De vordering dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen in verband met de bepleite vrijspraak, dan wel omdat er sprake is van culpa in causa. Subsidiair heeft de verdediging matiging van de vordering bepleit, nu deze onvoldoende onderbouwd is.
De rechtbank overweegt dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden, te weten schade aan zijn T-shirt, boxershort en joggingbroek. Niet is gebleken dat de bodywarmer van de benadeelde partij is beschadigd door het geweld.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank waardeert de materiële schade op een bedrag van € 100,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2015. Dit bedrag zal hoofdelijk worden toegewezen. De vordering wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
In het belang van [slachtoffer] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 27, 36f, 38v, 38w, 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van hetgeen primair en subsidiair is tenlastegelegd;
Bewezenverklaring
- verklaart de ten laste gelegde feiten bewezen, zodanig als hiervoor onder 5. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;

- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 5 maanden;
- beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
- legt op de vrijheidsbeperkende maatregel inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van één jaar op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met aangever [slachtoffer] , ook niet als deze zelf contact met verdachte zoekt;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval door veroordeelde niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 3 dagen voor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 3 maanden (90 dagen);
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
- omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
Vordering benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 100,-, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 3 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , € 100,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 3 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.L.M. van Opstal, voorzitter,
mr. E.M. de Stigter en mr. S.B. Smit-Colenbrander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. van de Kamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 januari 2016.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 03 maart 2015 te Veenendaal, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- met een mes, althans een dergelijke scherp (steek)voorwerp in de (linker)zij van die [slachtoffer] gestoken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 03 maart 2015 te Veenendaal, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- ( (meermalen) met een mes, althans een dergelijk(e) scherp (steek)voorwerp in de (linker)zij en/of het been van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 03 maart 2015 te Veenendaal, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straatnaam] , onverholen en/of waarneembaar voor ter plaatse aanwezige personen openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit
  • het duwen van die [slachtoffer] en/of het (daarbij) dreigend de woorden toevoegen dat die [slachtoffer] niet wist wie hij was, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
  • het meerdere malen slaan/stompen van die [slachtoffer] en/of
  • het (meermalen) met een mes, althans een dergelijke scherp (steek)voorwerp in de (linker)zij en/of het been van die [slachtoffer] steken;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met code PL0900 2015068503 (sluitingsdatum 8 december 2015) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering van 1 tot en met 382. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , d.d. 4 april 2015, opgenomen op p. 76.
3.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , d.d. 4 april 2015, opgenomen op p. 77.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte [getuige] d.d. 4 maart 2015, opgenomen op p. 54.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte [getuige] d.d. 4 maart 2015, opgenomen op p. 55.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte [getuige] d.d. 4 mart 2015, opgenomen op p. 57.
7.Brief Ziekenhuis Gelderse Vallei d.d. 3 maart 2015, opgenomen op p. 96.