ECLI:NL:RBMNE:2016:7721
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ouders die kinderen meenemen op wereldreis en onderwijs van de Wereldschool ontvangen, in strijd met de Leerplichtwet
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 9 december 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn kinderen tijdens een wereldreis onderwijs liet volgen via de Wereldschool. De verdachte werd beschuldigd van het niet voldoen aan de verplichtingen van de Leerplichtwet 1969, omdat zijn kinderen niet regelmatig hun school bezochten. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 november 2016, waar de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. F. Schneider. De officier van justitie, mr. J. Lahr, stelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was, aangezien de leerplichtambtenaar het verzuim niet had goedgekeurd en er geen gewichtige redenen waren voor de afwezigheid van de kinderen.
De verdediging voerde aan dat de kinderen onderwijs ontvingen van de Wereldschool en dat er geen materiële wederrechtelijkheid was, omdat de kinderen goed voorbereid waren op hun terugkeer naar school. De kantonrechter oordeelde dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen was, ondanks het verweer van de verdediging. De kantonrechter verwierp het verweer dat de tenlastelegging niet bewezen kon worden voor een van de minderjarigen, omdat er geen onduidelijkheid bestond over het verwijt. De kantonrechter concludeerde dat de verdachte niet had voldaan aan de verplichtingen van de Leerplichtwet, maar besloot uiteindelijk om geen straf of maatregel op te leggen, onder verwijzing naar artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, gezien de omstandigheden waaronder het feit was begaan.
De beslissing van de kantonrechter was gebaseerd op de feiten dat de kinderen onderwijs hadden ontvangen, dat er contact was geweest met de scholen en dat de kinderen geen onderwijsachterstand hadden opgelopen. De kantonrechter oordeelde dat de verdachte zich voldoende had ingespannen om het gemiste schoolbezoek te compenseren, wat leidde tot de beslissing om de verdachte vrij te spreken van straf.