Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Aansprakelijkheid wegens overschrijding van de beslistermijn
had kunnen worden verleend, maar welk besluit op de aanvraag zou zijn genomen als wel overeenkomstig de wet zou zijn beslist. De rechtbank zoekt hiermee aansluiting bij het arrest van de Hoge Raad van 3 juni 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1112), waarbij eenzelfde maatstaf is aangenomen in de situatie waarbij een begunstigend bestuursbesluit is verleend (in plaats van geweigerd, zoals in deze zaak) en later onherroepelijk is vernietigd. Uit dit arrest volgt verder dat deze door [eiseres] te stellen omstandigheid in beginsel kan worden aangenomen, als het college na de vernietiging door de rechtbank de gevraagde vergunning alsnog had verleend en dat besluit onherroepelijk was geworden. Dat is hier niet aan de orde, omdat het college na de vernietiging door de bestuursrechter niet meer op de aanvraag voor plan 2 heeft beslist en [eiseres] deze heeft ingetrokken.
6.422,--(2 punten × tarief € 3.211,--)