ECLI:NL:RBMNE:2016:5275

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
3 oktober 2016
Zaaknummer
UTR 15/3791
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot stopzetting ziektewetuitkering en de rechtsgeldigheid van arbeidsongeschiktheid bij aanvang dienstverband

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen Unique Nederland Beheer B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiseres, Unique Nederland Beheer B.V., heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat de ziektewetuitkering van een voormalig werknemer met ingang van 11 januari 2015 stopzette. De werknemer was per 13 november 2014 in staat geacht om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Het bestreden besluit, dat het bezwaar van de werknemer gegrond verklaarde, leidde tot herroeping van het primaire besluit en bevestigde het recht van de werknemer op een ziektewetuitkering vanaf 13 november 2014.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de werknemer geen toestemming heeft gegeven voor het delen van medische gegevens met de eiseres, wat leidde tot beperkingen in de kennisname van deze gegevens. Tijdens de zitting op 19 april 2016 heeft de rechtbank de argumenten van eiseres gehoord, die aanvoerde dat er sprake was van een zorgvuldigheidsgebrek en onvoldoende motivering van het bestreden besluit. Eiseres stelde dat de werknemer al arbeidsongeschikt was vóór indiensttreding en dat dit niet voldoende was onderzocht.

De rechtbank oordeelde dat de wetgeving per 1 januari 2011, die het bepaalde in artikel 44 van de Ziektewet verviel, van toepassing was. Dit betekende dat de arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering niet meer relevant was voor de toekenning van de uitkering. De rechtbank concludeerde dat er geen zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek was en dat de beroepsgrond van eiseres niet kon slagen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 15/3791

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2016 in de zaak tussen

Unique Nederland Beheer B.V., te Almere, eiseres

(gemachtigde: mr. S.J.M. Stoop),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: R.D. van den Heuvel).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[werknemer], te [woonplaats] , Spanje (gemachtigde: mr. J.A.H. Blom).

Procesverloop

Bij besluit van 30 december 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de voormalig werknemer van eiseres, [werknemer] (de werknemer), meegedeeld dat zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) met ingang van 11 januari 2015 wordt stopgezet omdat hij per 13 november 2014 in staat wordt geacht om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen.
Bij besluit van 26 juni 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van de werknemer gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat de werknemer met ingang van 13 november 2014 recht heeft op een ziektewetuitkering.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De werknemer heeft geen toestemming verleend voor het toezenden aan eiseres van de stukken die medische gegevens bevatten. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat de kennisname van de medische stukken uitsluitend is voorbehouden aan de gemachtigde van eiseres.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2016. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en dhr. dr. J.M.W.N. Derks, arts. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Zoals hiervoor is weergegeven, heeft de werknemer geen toestemming gegeven om de
gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname van eiseres te brengen. Gelet hierop zal de rechtbank de motivering van haar oordeel voor zover nodig beperken om te voorkomen dat die gegevens langs deze weg alsnog in de openbaarheid worden gebracht.
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De werknemer is op 2 september 2013 bij eiseres in dienst getreden als logistiek medewerker voor 30,75 uur per week op basis van een uitzendovereenkomst met een uitzendbeding. Eiseres is eigenrisicodrager in het kader van de ZW. Op 14 november 2013 heeft de werknemer zich bij eiseres ziekgemeld met niet-fysieke klachten. De uitzendovereenkomst is hierdoor per datum ziekmelding geëindigd. In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling heeft verweerder een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Hierna heeft verweerder de besluiten genomen zoals weergegeven onder Procesverloop.
3. Eiseres voert in beroep aan dat sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek en van
onvoldoende motivering van het bestreden besluit omdat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan met betrekking tot ziekte van de werknemer bij aanvang van het dienstverband
.Eiseres stelt zich op het standpunt dat de werknemer al arbeidsongeschikt was vóór indiensttreding bij eiseres. De eerste dag van arbeidsongeschiktheid is niet eerder vastgesteld in een eerdere beslissing en het was voor eiseres niet mogelijk een eerdere beslissing uit te lokken. Het door artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) beschermde recht van de werkgever om de ‘merits of the matter’ ter toetsing aan de rechter voor te leggen brengt daarom met zich dat de rechtmatigheid van de ingangsdatum van de arbeidsongeschiktheid in deze procedure beoordeeld dient te worden. Daarnaast stelt eiseres zich op het standpunt dat de arbeidsdeskundige onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de werkzaamheden die de werknemer heeft verricht maatgevend waren. De werknemer heeft zich regelmatig ziek gemeld en hij kon niet voldoen aan de productienormen.
4. De rechtbank stelt voorop dat door middel van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging
socialezekerheidswetgeving (Stb. 2010, 867), die per 1 januari 2011 in werking is getreden, het bepaalde in artikel 44 van de ZW is komen te vervallen. Een gestelde arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering kan vanaf 1 januari 2011 dan ook niet meer leiden tot weigering van uitkering. Nu het bestaan van arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering vanaf 1 januari 2011 niet meer kan leiden tot uitsluiting van het recht op uitkering voor de werknemer, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat niet langer relevant is of de werknemer al dan niet arbeidsongeschikt was bij de aanvang van het dienstverband. Het kan immers feitelijk niet meer leiden tot het voor eiseres gewenste resultaat dat de ZW-uitkering niet aan eiseres wordt toegerekend. De stelling van eiseres dat verweerder nader onderzoek had moeten doen naar de vraag of de werknemer arbeidsongeschikt was bij aanvang van de verzekering kan haar dan ook niet baten. De wetgever heeft bij het schrappen van de regeling over arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering uitdrukkelijk gesteld dat verweerder bij de aanvraag van een uitkering niet meer hoeft te beoordelen of de betrokkene arbeidsongeschikt was bij aanvang van de verzekering (Kamerstukken II, 2009-2010, 32 421, nr. 3, p. 7). De rechtbank merkt nog op dat de wetgever bij het schrappen van de regeling heeft onderkend dat de werkgever, een enkele uitzondering daargelaten, geen aanstellingskeuringen mag (laten) verrichten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen sprake is van een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek bij de bestreden besluitvorming. Er is immers geen grond meer om een arbeidsongeschiktheidsonderzoek bij aanvang dienstverband uit te voeren. De beroepsgrond slaagt niet.
5.1
Eiseres heeft in beroep gewezen op de lange voorgeschiedenis van de klachten die de
werknemer ervaart en waarmee hij ook in november 2013 is uitgevallen. Onder verwijzing naar de rapportage van arts Derks stelt eiseres vast dat de werknemer deze klachten ook in 2010 had.
5.2
Voor zover eiseres bedoelt hiermee een beroep te doen op artikel 86b van de ZW overweegt de rechtbank als volgt. In artikel 86b van de ZW is bepaald dat de artikelen 19a, derde lid, 19b, tweede lid, 33, eerste lid, 44 en 47a, tweede lid, onderdeel c, zoals die luidden op 31 december 2010 (de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving), van toepassing blijven op de persoon wiens eerste werkdag waarop door hem wegens ziekte niet is gewerkt of het werken tijdens de werktijd is gestaakt, is gelegen voor of op die dag.
5.3
Uit deze bepalingen volgt dat het overgangsrecht van toepassing is op personen die
doorlopend arbeidsongeschikt zijn geworden vóór 1 januari 2011 en die in verband daarmee vóór die datum hun werk hebben gestaakt. Aan hen kan nog steeds de uitsluitingsgrond van arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering worden tegengeworpen.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is dat een situatie als bedoeld in artikel
86b van de ZW zich in dit geval voordoet. Uit de stukken is niet gebleken dat de werknemer vóór 1 januari 2011 wegens ziekte doorlopend niet heeft gewerkt of zijn werk heeft gestaakt. Ook heeft de werknemer tegengesproken dat hij in 2010 dezelfde klachten had. In 2010 ging het om fysieke klachten. Er moet dan ook worden uitgegaan van het nieuwe regime, zoals verweerder terecht heeft gedaan, waarin met ingang van 1 januari 2011 arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering geen uitsluitingsgrond meer vormt.
6. Zoals de rechtbank Amsterdam heeft overwogen in de door eiseres aangehaalde
zaak van 11 februari 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:2703) is ook deze rechtbank van oordeel dat omdat het bestaan van arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de verzekering vanaf 1 januari 2011 niet meer kan leiden tot uitsluiting van het recht op uitkering voor de werknemer, niet valt in te zien dat dit aspect in deze procedure zou behoren tot te toetsen
‘merits of the matter’. Er is zodoende geen sprake van strijd met artikel 6 van het EVRM.
7. Ten aanzien van het standpunt van eiseres dat de werkzaamheden die de werknemer
heeft verricht niet als maatgevende arbeid kunnen worden gezien overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt onder de maatstaf 'zijn arbeid' in de zin van artikel 19 ZW verstaan het laatstelijk voor het intreden van de ongeschiktheid tot werken verrichte arbeid. Een uitzondering geldt als een werknemer het laatstelijk verrichte werk slechts gedurende korte tijd heeft uitgeoefend en dat werk niet aankon. De rechtbank wijst hiervoor op de uitspraak van de CRvB van 18 juli 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX1950. Dat een dergelijke situatie hier aan de orde zou zijn, is naar het oordeel van de rechtbank op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting niet aannemelijk geworden. Werknemer heeft zich eerst na twee maanden ziekgemeld en heeft gemotiveerd weersproken dat eerder door hem opgenomen vrije dagen met ziekte verband zouden houden. De beroepsgrond slaag niet.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. T. van Ekris, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.