ECLI:NL:RBMNE:2016:5144

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2016
Publicatiedatum
26 september 2016
Zaaknummer
16.707340-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot deelneming aan een terroristische organisatie door een minderjarige verdachte met plannen om naar Syrië af te reizen

Op 26 september 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige man uit Amsterdam, die geprobeerd heeft naar Syrië af te reizen om zich aan te sluiten bij de terroristische organisatie IS. De rechtbank heeft in deze zaak het jeugdstrafrecht toegepast, aangezien de verdachte het grootste deel van de ten laste gelegde periode minderjarig was. De man is veroordeeld tot 12 maanden jeugddetentie, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. De rechtbank heeft de straf lager vastgesteld dan geëist, omdat niet alle feiten bewezen zijn en het jeugdstrafrecht van toepassing is.

De verdachte werd vrijgesproken van het voorbereiden van een misdrijf met terroristisch oogmerk, omdat de vereiste concreetheid van het beoogde misdrijf ontbrak. De rechtbank oordeelde dat om vast te stellen dat de verdachte het doel had om terroristische misdrijven te plegen, tijd, plaats en wijze van uitvoering enigszins concreet moeten zijn. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een enkelband en contactverboden met verschillende personen, en een locatieverbod rondom internationale luchthavens. De controle vindt de eerste zes maanden plaats door middel van een enkelband.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging. De verdachte heeft meerdere voorbereidingshandelingen getroffen voor zijn reis naar Syrië en heeft contact gehad met gelijkgestemden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar heeft de poging tot deelneming aan een terroristische organisatie bewezen verklaard. De rechtbank heeft de strafoplegging gemotiveerd door de ernst van de feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.707340-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 september 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 2 februari 2016, 26 april 2016 en 13 september 2016, op welke laatstgenoemde datum de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T.J. Lindhout en mr. A.M. Seebregts, beiden advocaat te Rotterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. A. Kwaspen en mr. Z. Trokic en van datgene wat door de raadslieden en door verdachte naar voren is gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 oktober 2013 tot en met 5 oktober 2015 te Almere en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of Bulgarije en/of Turkije, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, opzettelijk met het oogmerk om ter voorbereiding en/of bevordering van de/het (meermalen) te plegen misdrij(f)(ven) omschreven in artikel 157 en/of en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten,
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zich en/of anderen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf en/of immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, (telkens) ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd, in welke strijd brandstichtingen, het teweeg brengen van ontploffingen, moorden en doodslagen worden gepleegd met een terroristisch oogmerk,
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie Jabhat al Nusra en/of Islamic State (IS) dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), althans aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde organisaties, althans (een) organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, eigen gemaakt en/of
B. contact gezocht met één (of meer) perso(o)n(en) (in Syrië en/of Oekraïne) en/of op (deze wijze) inlichtingen en/of informatie ingewonnen/verkregen over (nog) aan te schaffen goederen en/of de gang van zaken/werkwijze over (deelname aan) de gewapende strijd in Syrië, en/of informatie/instructies gekregen over de te volgen route naar/in Syrië en/of de (te benaderen) (contact)perso(o)n(en) in Syrië en/of
C. meermalen (met anderen) gesproken over en/of een of meerdere website(s) bezocht en/of filmpjes bekeken waarop informatie over (de deelname aan) de (gewapende) Jihadstrijd en/of martelaarschap en/of de (gewapende) strijd in Syrië en/of oorlogsmaterialen wordt gedeeld en/of
D. meermalen (met anderen) gesproken over hun ervaringen tijdens de gewapende strijd in Syrië en/of
E. meermalen (met anderen) gesproken over zijn voornemen om (een) gewelddadige aanslag te plegen en/of martelaarschap te ondergaan en/of
F. een Islamitisch huwelijk afgesloten, althans dit heeft geprobeerd (met [C] ) (om op die manier eenvoudiger te kunnen deelnemen aan de gewapende Jihadstrijd) en/of
G. een of meerdere tickets en/of reisbescheiden en/of een (vals) paspoort heeft getracht aan te schaffen en/of aangeschaft en/of voorhanden gehad om uit te reizen naar Syrië en/of
H. camouflagekleding en/of winterkleding voorhanden gehad en/o
I. zich via Duitsland en/of Bulgarije in de richting van Syrië heeft begeven en/of
J. zich de Arabische taal eigen gemaakt;
Feit 2 primair
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 oktober 2013 tot en met 5 oktober 2015 te Almere en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of Bulgarije en/of Turkije en/of Syrië en/of Irak, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot het oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk;
Feit 2 subsidiair
Hij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 14 oktober 2013 tot en met 5 oktober 2015 te Almere en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of Bulgarije en/of Turkije en/of Syrië en/of Irak, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om deel te nemen aan een organisatie, welke organisatie tot het oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
- ( telkens) contact gezocht met één of meer personen (in Syrië) en/of (op deze wijze) inlichtingen en/of informatie ingewonnen en/of verkregen over de gang van zaken/werkwijze in Syrië en/of informatie/instructies gekregen over de te volgen route naar/in Syrië en/of de (te benaderen) (contact)perso(o)n(en) in Syrië, en/of
- een of meerdere tickets en/of reisbescheiden geboekt en/of voorhanden gehad/gehouden en/of
- een of meerdere tas(sen) bevattende kleding en/of (een) (contante) geldbedrag(en) gepakt en/of
- zich (met die tas(sen) naar het station en/of vliegveld begeven en/of
- de trein naar Düsseldorf (Duitsland) en/of het vliegtuig naar Sofia (Bulgarije) heeft gepakt,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid
Feit 2 meer subsidiair
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 oktober 2013 tot en met 5 oktober 2015 te Almere en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of Bulgarije en/of Turkije en/of Syrië en/of Irak, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van (een) misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het deelnemen aan een organisatie, die tot het oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk, (telkens) opzettelijk
A. een of meerdere (documenten of afbeeldingen op) (digitale en/of papieren) gegevens/informatiedragers met daarop informatie betreffende het Jihadistische gedachtegoed en/of het martelaarschap en/of de (gewapende) strijd in Syrië en/of oorlogsmaterialen en/of
B. (contante) geldbedrag(en) en/of
C. een of meerdere tickets en/of reisbescheiden bestemd om naar Syrië uit te reizen en/of
D. een of meerdere tassen bevattende (met name) warme kleding en/of camouflagekleding en/of
E. gegevens van een of meer (contact)personen in Servië;
(steeds) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
Feit 3Hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 oktober 2013 tot en met 31 augustus 2015 te Almere en/of elders in Nederland, een geschrift(en) en/of afbeelding(en) waarin tot een terroristisch misdrijf dan wel enig strafbaar feit en/of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag wordt opgeruid, terwijl datgeen waartoe wordt opgeruid (een) terroristisch misdrij(f)(ven) dan wel (een) misdrij(f)(ven) ter voorbereidingen of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf inhoudt, heeft verspreid, openlijk tentoongesteld en/of aangeslagen en/of om te verspreiden en/of openlijk tentoon te stellen of aan te slaan, in voorraad heeft gehad, terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat in het geschrift en/of afbeelding zodanige opruiing voorkomt, immers heeft verdachte
- op 14 oktober 2013 (via Skype) een filmpje aan [A] , althans een ander dan verdachte, gestuurd inhoudende het doden door middel van neerschieten en/of onthoofden van een groep mannen (zijnde alawieten) door een man ( [B] ) (behorende bij ISIS) (zie bijlage bij p. 190 van het proces-verbaal) en/of
- op 9 juli 2015 (via Telegram) een filmpje aan [C] , althans een ander dan verdachte, gestuurd inhoudende het slaan en/of neerschieten van een groep mensen (zijnde Yazidi) en/of het meenemen van diens vrouwen en kinderen (door ISIS) (zie p. 287 van het proces-verbaal) en/of
- op 12 juli 2015 (via Telegram) een of meerdere filmpjes en/of bestanden aan [D] , althans een ander dan verdachte, gestuurd inhoudende het doden van 2000 mensen (zijnde Rafidhaa (Sjiieten)) (p. 552 van het proces-verbaal) en/of
- op 31 augustus 2015 (via whatsapp) een of meerdere (linken naar) blog(s) en/of tekst(en) (die door verdachte is/zijn geschreven/geplaatst) heeft verstuurd aan [D] en/of ' [E] ' (zijnde de bijnaam van [bijnaam] ), althans aan (een) ander(en) dan verdachte inhoudende uitleg waarom IS een gevangen genomen piloot levend mocht verbranden en/of uitleg waarom het Kalifaat van IS geldig is en dat Abu Bakr Al-Baghdadi de terechte leider is en/of uitleg waarom degene die de profeet Mohammed vervloekt, gedood moet worden) (zie p. 403 t/m 426 van het proces-verbaal).

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officieren van justitie
Ten aanzien van feit 1
De officieren van justitie achten het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, omdat volgens hen verdachte het oogmerk heeft gehad om misdrijven, zoals brandstichting, het teweegbrengen van ontploffingen, moord en/of doodslag, met een terroristisch oogmerk, voor te bereiden of te bevorderen. Zij menen dat niet vereist is dat van de handelingen reeds bekend is ter voorbereiding of ter bevordering van welk concreet misdrijf deze dienen en verwijzen daarbij naar een recente uitspraak van de rechtbank Rotterdam (vindplaats ECLI:NL:RBROT:2016:6681). Verdachte kon er volgens hen minimaal rekening mee houden dat genoemde misdrijven met een terroristisch oogmerk zouden worden gepleegd. Zij voeren verder aan dat de concreetheid van de beoogde misdrijven blijkt uit de bij verdachte aangetroffen chatgesprekken, berichten en filmpjes.
Ten aanzien van feit 2
De officieren van justitie menen dat het onder feit 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen is en vorderen dat verdachte daarvan wordt vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte reeds deelnam aan de gewapende strijd. Het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde is volgens hen wettig en overtuigend te bewijzen, omdat uit het dossier blijkt dat verdachte wilde uitreizen naar Syrië om zich daar bij IS aan te sluiten om een bijdrage te leveren aan de gewelddadige strijd.
Ten aanzien van feit 3
De officieren van justitie menen dat niet wettig en overtuigend te bewijzen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opruiing in de zin van artikel 131 Wetboek van strafrecht (hierna: Sr.), omdat verdachte de geschriften dan wel afbeeldingen steeds aan slechts één persoon heeft verspreid. De officieren van justitie menen dat wel wettig en overtuigend te bewijzen is dat verdachte geschriften en/of afbeeldingen waarin tot een terroristisch misdrijf wordt opgeruid, heeft verspreid in de zin van artikel 132 Sr. De vrijheid van meningsuiting staat volgens hen niet in de weg aan een bewezenverklaring.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, omdat niet is komen vast te staan dat bij verdachte sprake was van het vereiste oogmerk en evenmin is voldaan aan de vereiste concreetheid van het beoogde misdrijf, omdat tijd, plaats en wijze van uitvoering van een bepaald misdrijf niet zijn komen vast te staan. De verdediging heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar drie recente arresten, te weten van het Gerechtshof Den Haag (vindplaats ECLI:NL:GHDHA:2016:1733 en ECLI:NL:GHDHA:2016:1978) en het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (vindplaats ECLI:NL:GHARL:2016:2025).
Ten aanzien van feit 2
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder feit 2 primair ten laste gelegde. De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder feit 2 subsidiair en het onder feit 2 meer subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 3
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, omdat het opruien tot bepaald optreden tegen het openbaar gezag, minimaal mede dient te zien op het Nederlands openbaar gezag, terwijl dat in deze zaak niet aan de orde is (ECLI:NL:HR:2012:BW5136).
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak feit 1
Verdachte wordt verweten dat hij met het oogmerk om ter voorbereiding en/of bevordering van het plegen van opzettelijke brandstichting en/of teweegbrengen van een ontploffing en/of moord en/doodslag, telkens met een terroristisch oogmerk, handelingen heeft verricht als bedoeld in artikel 96, tweede lid, sub 1, 2 en 3 Sr., ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij op 2 oktober 2015 heeft gepoogd uit te reizen naar Syrië, dat hij op dat moment wist van de gewapende Jihadstrijd in Syrië, dat hij zich bewust was van de mogelijkheid dat hij zou moeten vechten in de strijd, maar dat hij nog niet wist wat hij zou gaan doen en waar hij terecht zou komen.
De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen dat verdachte de ten laste gelegde gedragingen heeft verricht met het oogmerk om genoemde misdrijven met een terroristisch oogmerk voor te bereiden dan wel te bevorderen, omdat de vereiste concreetheid van het beoogde misdrijf niet is komen vast te staan. Hoewel voor een bewezenverklaring niet relevant is of de voorbereidende of bevorderende gedragingen resulteren in het plegen van het beoogde misdrijf, is het toepassingsbereik van artikel 96 Sr. niet zo groot dat een ieder die wil gaan deelnemen aan een terroristische organisatie, zich daarbij tevens per definitie schuldig maakt aan het voorbereiden dan wel het bevorderen van concrete misdrijven met een terroristisch oogmerk. Om vast te kunnen stellen dat verdachte het oogmerk heeft gehad op de ten laste gelegde terroristische misdrijven, zullen tijd, plaats en wijze van uitvoering enigszins concreet moeten vaststaan. De rechtbank sluit hiermee aan bij de – op de wetsgeschiedenis gebaseerde – uitleg van het concreetheidsvereiste zoals neergelegd in de hierboven al aangehaalde arresten van het Gerechtshof Den Haag en het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Uit de bewijsmiddelen van de onderhavige zaak blijkt niet van een enigszins concrete voorbereiding of bevordering ter zake van één van de genoemde strafbare feiten. Anders dan de officieren van justitie kan de rechtbank dus ook uit de bij verdachte aangetroffen chatgesprekken, berichten en filmpjes geen oogmerk afleiden tot strafbare voorbereiding dan wel bevordering van misdrijven met terroristisch oogmerk, omdat ook hierin geen (enigszins) concrete aanduidingen in tijd, plaats en wijze van uitvoering van de genoemde misdrijven zijn aangetroffen. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2
Islamitische Staat (IS) een terroristische organisatie
Het is een feit van algemene bekendheid dat IS een organisatie is met een terroristisch oogmerk, die om haar doelstelling te bereiken dood en verderf zaait onder ieder die hun extreem fundamentalistisch geloof niet deelt. Door deze terreurbeweging worden op grote schaal ernstige mensenrechtenschendingen begaan, zoals standrechtelijke executies, moord, marteling en het verminken van krijgsgevangenen en burgers. Sinds 30 mei 2013 staat IS als terroristische organisatie op de sanctielijst van de VN. Daarnaast staat IS ook op de sanctielijst van de EU. Deelname aan IS levert dan ook deelname aan een terroristische organisatie als bedoeld in artikel 140 en 140a Sr. op. Voor verdachte – die een grote belangstelling had voor de ontwikkelingen in Syrië en de Jihad – moet het volstrekt duidelijk zijn geweest dat IS het oogmerk heeft (terroristische) misdrijven te plegen.
Poging tot deelneming aan een terroristische organisatie
Van deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie is sprake indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. Het is voldoende dat een verdachte in zijn algemeenheid – in de zin van onvoorwaardelijk opzet – weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat de verdachte enige vorm van opzet heeft op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven. Wetenschap van één of meer concrete misdrijven is niet vereist. Evenmin is vereist dat de betrokkene zelf heeft meegedaan of meedoet aan de misdrijven die door andere leden zijn respectievelijk worden gepleegd.
Van een strafbare poging is sprake wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf heeft geopenbaard. Gedragingen zijn aan te merken als een begin van uitvoering, als zij naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van dat voorgenomen misdrijf. Ter beoordeling ligt daarom voor of in het onderhavige geval sprake is van een begin van uitvoering van deelneming aan een terroristische organisatie.
Vrijspraak feit 2 primair
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die het plegen van terroristische misdrijven tot oogmerk heeft. Gelet hierop wordt verdachte van het onder feit 2 primair ten laste gelegde vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
Verdachte heeft verklaard dat hij op 2 oktober 2015 heeft gepoogd uit te reizen naar Syrië en dat hij op dat moment wist van de gewapende Jihadstrijd in Syrië. Verdachte heeft verklaard dat hij zich bewust was van de mogelijkheid dat hij zou moeten vechten in de strijd. Verdachte was niet van plan om terug te keren naar Nederland en wilde zich aansluiten bij IS. [2] De rechtbank zal hieronder de feitelijkheden, zoals die onder feit 2 subsidiair ten laste zijn gelegd, bespreken voor zover zij deze bewezen acht.
Contact zoeken met één of meer personen (in Syrië) en informatie inwinnen over de gang van zaken in Syrië, de te volgen route en de te benaderen contactpersonen
Uit onderzoek naar een chatgesprek in de applicatie Telegram blijkt dat verdachte op 28 juni 2015 in het Arabisch een gesprek voert met een persoon die zich ‘Smokkelaar 2’ noemt. Het gesprek is door een tolk vertaald in het Nederlands. Verdachte stelt vragen over smokkelen naar Turkije en verdachte geeft daarbij aan dat hij niet per vliegtuig naar Turkije kan, omdat hij een binnenkomstverbod heeft. Smokkelaar 2 vertelt verdachte dat hij naar Oekraïne moet gaan en dat hij wel een nummer van iemand in Oekraïne kan geven aan verdachte. Ook kan er in Oekraïne een paspoort voor verdachte worden gemaakt. Smokkelaar 2 geeft aan dat hijzelf in Syrië zit en de tocht al heeft gemaakt. Verdachte vraagt of hij ook via Bulgarije kan reizen, waarop Smokkelaar 2 zegt dat hij geen telefoonnummers heeft van mensen in Bulgarije. [3] Verdachte zegt: “wij zien elkaar in Raqqa, als god het wil”. [4] Het is de rechtbank bekend dat ‘Raqqa’ de ‘hoofdstad’ is van de Islamitische Staat in Irak en Syrië (ISIS).
Uit onderzoek Atacama van de Eenheid Oost Nederland blijkt dat [F] als strijder deelneemt aan de gewapende strijd in Syrië. [5]
Uit onderzoek naar een chatgesprek in de applicatie Telegram blijkt dat verdachte op 8 juli 2015 een gesprek heeft met [F] . Verdachte vraagt aan [F] waarom hij weer geen ‘Shaheed’ is. Uit het dossier blijkt dat met ‘Shaheed’ wordt gedoeld op de term martelaar; iemand die overlijdt tijdens de strijd. [F] zegt dat er een Rocket Propelled Grenade in zijn gezicht is ontploft. [6] Verdachte vraagt of [F] , voordat hij weer gaat, informatie kan zoeken voor verdachte over smokkel naar ‘T’ via ‘Gr’ of ‘Bul’. [7] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat in dit gesprek werd gesproken over een mogelijke smokkelroute naar Turkije, via Griekenland of Bulgarije. Vanuit Turkije wilde hij de grens over naar Syrië. [8]
Op 11 juli 2015 vraagt verdachte aan [F] of hij al gewend is aan ‘Shaam’ (Syrië). Verdachte vraagt wat de nadelen zijn. [F] verklaart dat het soms niet georganiseerd is, maar dat is in Irak. In groot Syrië is de Islamitische staat goed. [9]
Op 30 augustus 2015 vraagt verdachte aan [F] wat zijn favoriete wapen is, waarop ‘een sniper’ wordt geantwoord. Verdachte zegt “Subhanalah Ma sha allah”, hetgeen ‘God geprezen’ betekent en een uitdrukking van verwondering is. Verdachte vraagt of hij al iemand geraakt heeft en of hij al ‘headshots’ heeft gegeven. “Als je sniper bent dan zie je meestal wel of je iemand hebt geraakt of niet?”. [10]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 2 oktober 2015 samen met [D] heeft gepoogd uit te reizen naar Syrië. [11]
Uit het onderzoek naar de vluchtgegevens blijkt dat verdachte, [D] en [G] op 2 oktober 2015 van Düsseldorf naar Wenen en van Wenen naar Sofia zijn gevlogen. [12]
Uit het onderzoek 09Hermon is gebleken dat [D] op 2 oktober 2015 via de applicatie Telegram contact heeft gezocht met een persoon met de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’. ‘ [gebruikersnaam] ’ vraagt [D] naar een foto van het visitekaartje van het hotel. ‘ [gebruikersnaam] ’ zegt dat hij zijn contactpersoon zal vragen wanneer hij hem kan ophalen en met hoeveel personen [D] is. [D] antwoordt dat ze met drie personen zijn. Op 3 oktober 2015 zegt ‘ [gebruikersnaam] ’ dat de contactpersoon op zondag komt en dat ze tot die tijd vrij zijn. [13]
Het pakken van één of meer tassen met kleding en/of geldbedragen en het zich met de tassen begeven naar het station en/of vliegveld
Op 2 oktober 2015 komt bij de politie een melding binnen van de moeder van verdachte, waarin zij aangeeft dat verdachte van huis is vertrokken en dat hij zijn ID-kaart, zijn computer en diverse kledingstukken heeft meegenomen. [14]
Er is onderzoek gedaan naar de telefoon van verdachte in verband met de afgelegde route. Op 2 oktober 2015 verplaatst de telefoon van verdachte zich richting Utrecht Centraal Station. [15]
Op 2 oktober 2015 wordt om 8:40 uur een nieuwe simkaart in de telefoon van verdachte geplaatst. [16] De contactmomenten na 8:40 uur duiden op reisbewegingen richting Duitsland. [17]
Uit onderzoek naar de historische gegevens van Air Berlin blijkt dat verdachte op 2 oktober 2015 van Düsseldorf, via Wenen, naar Sofia is gevlogen. De vluchten zijn geboekt bij de verkoopbalie van Air Berlin. [18]
Verdachte is op 5 oktober 2015 in Bulgarije aangehouden. Bij de fouillering van verdachte wordt een vervoersbewijs aangetroffen voor twee personen voor het traject Utrecht Centraal Station naar Düsseldorf. Uit de stempel op het vervoersbewijs blijkt dat het vervoersbewijs op 2 oktober 2015 is gecontroleerd. [19]
Verdachte is op 22 oktober 2015 vanuit Bulgarije overgebracht naar Nederland. Bij de overdracht aan de Nederlandse autoriteiten is bij verdachte onder meer 1.800,00 euro aan contant geld aangetroffen. [20] Verdachte had drie tassen bij zich. In twee van deze tassen is kleding aangetroffen. [21]
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot deelneming aan een terroristische organisatie. De gedragingen, zoals deze blijken uit de bewijsmiddelen en de genoemde omstandigheden en overige inhoud van het dossier, kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm en in onderlinge samenhang bezien, niet anders worden geïnterpreteerd dan gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf, te weten deelneming aan een terroristische organisatie. De verdachte, die zich het Jihadistische gedachtegoed van IS eigen had gemaakt, was van plan om via Duitsland, Bulgarije en Turkije naar Syrië te reizen. De aanhouding van verdachte in Bulgarije heeft dit verhinderd. Zou de verdachte Syrië hebben bereikt en zich hebben aangesloten bij IS, dan zou de verdachte tot het samenwerkingsverband van IS zijn gaan behoren en een aandeel hebben gehad in, dan wel ondersteuning hebben geboden aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van IS.
Uit het dossier valt op te maken dat verdachte in feite tweemaal heeft gepoogd uit te reizen naar Syrië. Nu het begin van uitvoering van het eerste incident op 25 juni 2015 niet tot uitdrukking komt in de feitelijke uitvoeringshandelingen die zijn opgesomd in de tenlastelegging, kan de rechtbank niet komen tot een bewezenverklaring van een strafbare poging met betrekking tot dit eerste incident. Alle in de tenlastelegging van feit 2 subsidiair genoemde feitelijke uitvoeringshandelingen, behoudens het pakken van een tas met kleding en geld, zien, zo blijkt uit het dossier, op de tweede uitreispoging op 2 oktober 2015. Het enkele pakken van geld en kleding, dat ziet op de eerste uitreispoging van 25 juni 2015, levert op zichzelf nog geen begin van uitvoering van een strafbaar feit op.
Vrijspraak feit 3
Bij het verspreiden van een afbeelding of geschrift in de zin van artikel 132 Sr. dient het – teneinde daaraan ruchtbaarheid te geven – om het distribueren van meer dan één exemplaar daarvan aan meerdere personen te gaan, maar dit hoeft niet openbaar te geschieden.
De rechtbank is met de officieren van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opruiende geschriften en/of afbeeldingen heeft verspreid in de zin van artikel 132 Sr. Uit de bewijsmiddelen is weliswaar op te maken dat verdachte aan verschillende personen afbeeldingen of geschriften heeft verspreid, maar ook dat het daarbij steeds om andere afbeeldingen, filmpjes of geschriften is gegaan, zodat niet is komen vast te staan dat verdachte aan die verschillende exemplaren ruchtbaarheid heeft willen geven, in de zin van artikel 132 Sr.
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld of verdachte geschriften en/of afbeeldingen in voorraad heeft gehad teneinde deze te verspreiden. Bij beantwoording van deze vraag komt het aan op de intentie van verdachte. Uit de omstandigheden moet blijken dat verdachte de ten laste gelegde geschriften en/of afbeeldingen onder zich had met de intentie ze daadwerkelijk te verspreiden in de zin van artikel 132 Sr. Dat deze bestanden (mogelijk) van opruiende aard zijn is onvoldoende om deze intentie te kunnen vaststellen. Ook het gegeven dat verdachte diverse malen geschriften of afbeeldingen van opruiende aard heeft verspreid aan steeds individuele personen, zoals uit het dossier volgt, maakt nog niet dat daaruit de intentie kan worden afgeleid dat verdachte ook voornemens was om deze geschriften en/of afbeeldingen aan meer dan één persoon te verspreiden.
Nu uit de bewijsmiddelen niet kan worden geconcludeerd dat verdachte de ten laste gelegde geschriften en/of afbeeldingen in voorraad heeft gehad met de intentie om deze te verspreiden in de zin van artikel 132, zal verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit 3.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
Feit 2 subsidiair
hij in de periode van 28 juni 2015 tot en met 5 oktober 2015 te Almere en elders in Nederland en Duitsland en Bulgarije, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om deel te nemen aan een organisatie, welke organisatie tot het oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
- (telkens) contact gezocht met meer personen (in Syrië) en (op deze wijze) inlichtingen en informatie ingewonnen en verkregen over de gang van zaken/werkwijze in Syrië en informatie/instructies gekregen over de te volgen route naar Syrië en de (te benaderen) (contact)persoon in Syrië, en
- meerdere tickets en reisbescheiden geboekt en voorhanden gehad en
- meerdere tassen bevattende kleding en een contant geldbedrag gepakt en
- zich (met die tassen) naar het station en vliegveld begeven en
- de trein naar Düsseldorf (Duitsland) en het vliegtuig naar Sofia (Bulgarije) heeft gepakt,

terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.

Van het onder feit 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
poging tot deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie zien geen reden tot toepassing van het adolescentenstrafrecht, onder verwijzing naar de over verdachte opgestelde rapportages. De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte ter zake van door hen bewezen geachte feiten, met toepassing van het volwassenstrafrecht, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich houdt aan aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt een meldplicht en/of elektronisch toezicht. De officieren van justitie hebben gevorderd om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en hebben zich niet verzet tegen schorsing van de voorlopige hechtenis tot aan de uitspraak.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van een op te leggen straf verzocht het adolescentenstrafrecht toe te passen, gelet op de zeer jeugdige leeftijd van verdachte en het feit dat verdachte het overgrote deel van de ten laste gelegde periode minderjarig was. Daarnaast bieden de rapportages geen contra-indicaties tot toepassing van het adolescentenstrafrecht. Ten aanzien van de hoogte van de op te leggen straf heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de zware detentieomstandigheden in Bulgarije en de beperkte rol die verdachte heeft gespeeld bij de uitreispoging. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijk strafdeel gelijk aan het voorarrest op te leggen met daarnaast een voorwaardelijk strafdeel, waarbij het elektronisch toezicht wordt gesteld op een maximum van 6 maanden. De verdediging heeft zich niet verzet tegen dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en heeft verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen tot aan de uitspraak.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de ernst van het feit
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft meermaals voorbereidingshandelingen getroffen voor zijn reis naar Syrië en heeft vervolgens gepoogd om zich aan te sluiten bij de terroristische organisatie IS. Hij heeft hiertoe contact gehad met gelijkgestemden en tevens overleg gevoerd met personen, die waren uitgereisd en die zich reeds in het strijdgebied van IS bevonden.
Het bewezenverklaarde feit betreft een ernstig misdrijf dat grote onrust en angst in de maatschappij teweegbrengt. Terroristische misdrijven worden gerekend tot de zwaarste categorie van misdrijven. Terrorisme wordt als één van de ernstigste schendingen van het beginsel van de rechtsstaat beschouwd en terroristische organisaties als IS zaaien momenteel dood en verderf over de hele wereld. Zij raken rechtstreeks de openbare orde, veiligheid en de stabiliteit van een samenleving en haar burgers. Vaststaat dat de samenleving en met name onschuldige burgers die slachtoffer zijn van terroristisch geweld hiertegen dienen te worden beschermd. Indien verdachte daadwerkelijk was uitgereisd dan had dit mogelijk ernstige gevolgen gehad voor personen en/of goederen. Op Nederland rust de internationale verplichting om terrorisme te bestrijden, ook als dat in een ander land plaatsvindt. Het afreizen naar Syrië met dat doel moet daarom ontmoedigd worden.
Ten aanzien van het strafrechtelijk verleden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 juli 2016 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank houdt rekening met het Pro Justitia Triple onderzoek van 21 juni 2016, opgesteld door D.C.W.H. Naus, NRGD-geregistreerd psychiater, door M.M.F. van Casteren, GZ-psycholoog, en door P. van der Meer, forensisch milieuonderzoeker.
De psychiater en de psycholoog hebben geconcludeerd dat verdachte niet lijdend is aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was hiervan geen sprake.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusie van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. De rechtbank acht verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde toerekeningsvatbaar.
Ten aanzien van het adolescentenstrafrecht
De psychiater en de psycholoog hebben op basis van de Wegingslijst Adolescentenstrafrecht geconcludeerd dat geen criteria naar voren komen die aanleiding geven om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Er is bij verdachte geen sprake van een verstandelijke beperking noch van een ontwikkelingsachterstand. Verdachte wordt in staat geacht om zijn gedrag goed te kunnen organiseren en in te schatten. Een pedagogische aanpak lijkt niet geïndiceerd aangezien verdachte weinig bemoeienissen van zijn ouders (meer) lijkt te hebben. De psychiater en de psycholoog zien echter ook geen contra-indicaties voor het toepassen van adolescentenstrafrecht.
De rechtbank heeft acht geslagen op het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 21 juli 2016, opgesteld door I. Aalders. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het volwassenstrafrecht toe te passen. Gezien de sterke overtuiging en radicale ideeën van verdachte is het risico groot dat verdachte in een jeugdinrichting andere jeugdige gedetineerden negatief beïnvloedt. Een pedagogische aanpak is volgens de Raad voor de kinderbescherming niet (meer) mogelijk. Op basis van de vastberaden houding van verdachte is de verwachting dat hij niet ontvankelijk zal zijn voor verplichte behandeling.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies van 24 juni 2016, opgesteld door D. Wentink en H. Ridderbos. De reclassering heeft geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Ter terechtzitting zijn D. Wentink en H. Ridderbos als getuige-deskundigen gehoord. Zij hebben beiden verklaard dat zij naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting geen gewijzigd standpunt innemen ter zake van toepassing van het volwassenstrafrecht.
De rechtbank kiest desalniettemin voor toepassing van het jeugdstrafrecht voor het bewezenverklaarde feit en overweegt hiertoe als volgt. Bij het beoordelen van de vraag of in de onderhavige zaak toepassing dient te worden gegeven aan het volwassenen- of het jeugdstrafrecht hanteert de rechtbank artikel 77a Sr. als uitgangspunt, nu verdachte het overgrote deel van de ten laste gelegde periode minderjarig was. Volgens artikel 77b Sr. kan van dit uitgangspunt worden afgeweken bij 16- tot 18-jarigen, indien de ernst van het feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan tot die conclusie nopen. De officieren van justitie koppelen het antwoord op de vraag of al dan niet toepassing gegeven dient te worden aan het adolescentenstrafrecht aan de beschikbare interventiemethoden, terwijl dit blijkens het voorgaande niet het toetsingskader is. De rechtbank ziet, met inachtneming van alle rapporten en hetgeen ter terechtzitting is gebleken, geen redenen om af te wijken van het uitgangspunt dat het jeugdstrafrecht toepassing vindt voor de gehele ten laste gelegde periode. Hoewel het gaat om een ernstig strafbaar feit, vindt de rechtbank dat in dit concrete geval onvoldoende om van het uitgangspunt van artikel 77a Sr. af te wijken. Redengevend hiervoor is vooral, zoals gezegd, dat verdachte het overgrote deel van de ten laste gelegde periode minderjarig was. Daarbij komt dat volgens de rapportages niet uit te sluiten is dat het strafbare handelen van verdachte voortvloeide uit onrijpheid. Het feit dat over onrijpheid gesproken wordt, is voor de rechtbank een contra-indicatie dat verdachte volgens het volwassenstrafrecht berecht dient te worden. Daarbij komt dat de psychiater en de psycholoog geen contra-indicaties zien voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
Ten aanzien van de op te leggen straf
De psychiater en de psycholoog hebben zich onthouden van een behandeladvies, gelet op het feit dat bij verdachte geen ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens is vastgesteld. Het is volgens hen moeilijk gebleken om goed zicht te krijgen op de belevingswereld van betrokkene en zijn doelen en beïnvloedingsmogelijkheden.
De reclassering heeft ten aanzien van een op te leggen straf geadviseerd om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een contactverbod, een locatieverbod en een locatiegebod, waarbij het locatieverbod en het locatiegebod gecontroleerd dienen te worden door middel van Elektronische Controle in de vorm van een enkelband.
De rechtbank is van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden. Daarnaast zal een aanzienlijk deel van de jeugddetentie voorwaardelijk worden opgelegd, zodat verdachte ervan wordt weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen en om de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd mogelijk te maken. Ook acht de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf op zijn plaats. De rechtbank komt tot een lagere straf dan gevorderd door de officieren van justitie, niet alleen omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officieren van justitie, maar ook gelet op de hiervoor geschetste persoonlijke omstandigheden op grond waarvan de rechtbank tot toepassing van het jeugdstrafrecht komt. Ook houdt de rechtbank sterk rekening met het feit dat verdachte, als 18-jarige, enige tijd in het zware regime van de Terroristische Afdeling gedetineerd is geweest en dat de vrijheid van verdachte inmiddels al ruim zes maanden beperkt is door de voorwaarden waaronder zijn voorlopige hechtenis is geschorst, waaronder Elektronisch Toezicht met een enkelband.
Ten aanzien van de dadelijke uitvoerbaarheid
Naar het oordeel van de rechtbank dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen. Daarbij betrekt de rechtbank de eerder genoemde rapporten van de deskundigen en de reclassering, alsmede dat ter terechtzitting niet is gebleken dat verdachte onomwonden afstand heeft gedaan van het willen ondersteunen van de gewelddadige jihadistische strijd. Verdachte geeft weinig inzicht in wat hem ertoe heeft bewogen te willen deelnemen aan de gewapende strijd. Gelet op het radicale gedachtegoed dat verdachte aanhangt en de omstandigheid dat hij al twee keer heeft getracht naar Syrië uit te reizen, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom zal trachten zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat de bewezenverklaarde poging tot uitreizen om aan te sluiten bij een terroristische organisatie, in de kern een feit is dat bij uitstek gericht is tegen – of gevaar veroorzaakt voor – de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien rechtvaardigen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.

9.BESLAG

Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben ten aanzien van alle op de beslaglijst vermelde goederen gevorderd deze verbeurd te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank ten aanzien van alle op de beslaglijst vermelde goederen verzocht de teruggave aan verdachte te gelasten.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de volgende op de beslaglijst vermelde goederen moeten worden verbeurdverklaard: GSM Samsung Galaxy S6 Edge (goednummer G293655), vervoerbewijs ICS van Utrecht centraal tot Düsseldorf voor 2 personen (goednummer G294323), diverse papieren met notities IN [nummer] (goednummer G294328), notitie op karton geschreven (goednummer G294330), GSM Samsung Galaxy S5 wit (goednummer G311546) en een desktop, merk Antec (goednummer G311463).
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot deze aan verdachte toebehorende voorwerpen de bewezen verklaarde feiten zijn begaan dan wel zijn voorbereid. Daarnaast zijn deze aan verdachte toebehorende voorwerpen bestemd tot het begaan van de bewezen verklaarde misdrijven.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan hem toebehorende op de beslaglijst vermelde goed, te weten een geldbedrag van € 1.800,00 aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 27, 33, 33a, 45, 77a, 77i, 77k, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za en 140a van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder feit 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 5 bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor onder 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte, groot
8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte (zich):
* houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft en dat hij zich daartoe meldt bij Reclassering Nederland, zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [D] , geboortedatum [1993] ;
- [G] , geboortedatum [1998] ;
- [A] , geboortedatum [1997] ;
- [C] , geboortedatum [1995] ;
- [F] , geboortedatum [1995] ;
- [H] , geboortedatum [1994] ;
- [I] , geboortedatum [1985] ;
- [J] , geboortedatum [1982] ;
- [K] , geboortedatum [1989] ;
- [L] , geboortedatum [1991] ;
- [M] , geboortedatum [1992] ;
- [N] , geboortedatum [1994] ;
- [O] , geboortedatum [1997] ;
- [P] , geboortedatum [1988] ;
- [Q] , geboortedatum [1988] ;
- [R] , geboortedatum [1988] ;
- [S] , geboortedatum [1994] ;
- [T] , geboortedatum [1989] ;
- [U] , geboortedatum [1997] ;
- personen op de Sanctielijst Terrorisme;
* niet zal bevinden op de volgende internationale luchthavens: Schiphol, The Hague Airport, Eelde, Eindhoven en Maastricht of enig ander vliegveld in Nederland en dat hij op 2 kilometer afstand van de landsgrenzen dient te blijven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* in Nederland zal bevinden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de verdachte zich de eerste zes maanden van de proeftijd onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- legt aan verdachte op een
taakstrafvoor de duur van
120 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart verbeurd de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” onder goednummers G293655, G294323, G294328, G294330, G311546 en G311463 vermelde voorwerpen, te weten:
* GSM Samsung Galaxy S6 Edge;
* Vervoerbewijs ICS van Utrecht centraal tot Düsseldorf voor 2 personen;
* Diverse papieren met notities IN [nummer] ;
* Notitie op karton geschreven;
* GSM Samsung Galaxy S5 wit;
* Desktop, merk Antec;
- gelast de teruggave aan de verdachte van het op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerp (geen goednummer), te weten:
* € 1.800,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mrs. P.K. van Riemsdijk en K.G. van de Streek, rechters, beiden tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.G.H. Langeweg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 september 2016.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2015195592, doorgenummerd 1 tot en met 927.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2016.
3.Pagina 252.
4.Pagina 253.
5.Pagina 374.
6.Pagina 513.
7.Pagina 515.
8.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2016.
9.Pagina 514.
10.Pagina 515.
11.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2016.
12.Pagina 906.
13.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 20150077694 (12HERMON), opgemaakt door [verbalisant] , inspecteur, Operationeel Specialist werkzaam bij de Eenheid Noord-Holland.
14.Pagina 100.
15.Pagina 138.
16.Pagina 144.
17.Pagina 158.
18.Pagina 906.
19.Pagina 138.
20.Pagina 110.
21.Pagina 111.