ECLI:NL:HR:2012:BW5136
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Y. Buruma
- J. Wortel
- Rechtspraak.nl
Deelneming aan een criminele organisatie en de betekenis van openbaar gezag in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juli 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1985 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught, was beschuldigd van deelname aan een criminele en terroristische organisatie. De tenlastelegging omvatte onder andere het opruien tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag en het aanzetten tot haat en geweld. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen met betrekking tot het bestanddeel 'deelneming' aan een organisatie, waarbij werd benadrukt dat het niet vereist is dat de verdachte opzet had op specifieke misdrijven, zolang hij maar deel uitmaakte van de organisatie met het oogmerk om misdrijven te plegen.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld dat de verdachte daadwerkelijk een aandeel had in gedragingen die verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. De Hoge Raad bevestigde dat de term 'openbaar gezag' in de context van de artikelen 131 en 132 van het Wetboek van Strafrecht moet worden opgevat als het Nederlands openbaar gezag, maar dat opruiing tegen een ander dan het Nederlands openbaar gezag ook de Nederlandse openbare orde in gevaar kan brengen.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze tot twaalf jaren en negen maanden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de bewijsvoering en de uitleg van juridische termen in het strafrecht, met name in zaken die betrekking hebben op terrorisme en criminele organisaties.