ECLI:NL:RBMNE:2016:438

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2016
Publicatiedatum
29 januari 2016
Zaaknummer
C/16/405673 / KL ZA 15-395
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Publicatie van een interview in het magazine Linda in de rubriek ‘Verlaten vrouw’ en de vraag naar onrechtmatigheid

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], in kort geding maatregelen tegen de uitgever van het magazine Linda, Mood For Magazines B.V., en [gedaagde sub 2], naar aanleiding van een publicatie in de rubriek ‘Verlaten Vrouw’. De eisers stelden dat de publicatie onrechtmatig was, omdat deze hen in hun eer en goede naam aantastte en hun persoonlijke levenssfeer schond. De publicatie bevatte een interview met [gedaagde sub 3], de ex-partner van [eiser sub 1], waarin persoonlijke details over hun relatie werden besproken. Eisers voerden aan dat de publicatie hen herleidbaar maakte en dat er geen hoor en wederhoor was toegepast. De gedaagden betwistten de onrechtmatigheid van de publicatie en stelden dat het verhaal van [gedaagde sub 3] een persoonlijke beleving betrof, zonder dat er sprake was van feitelijke onjuistheden.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van eisers niet toewijsbaar waren. De rechter stelde vast dat de publicatie niet in negatieve bewoordingen was opgesteld en dat de namen en data waren gewijzigd om herkenning te voorkomen. Bovendien was er geen bewijs dat de publicatie ernstige gevolgen voor eisers zou hebben. De rechter concludeerde dat de belangen van de gedaagden, in het kader van de vrijheid van meningsuiting, zwaarder wogen dan de belangen van eisers. De vorderingen werden afgewezen en eisers werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/405673 / KL ZA 15-395
Vonnis in kort geding van 27 januari 2016
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. G.A. Schoonderbeek te Amersfoort,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MOOD FOR MAGAZINES B.V.,
gevestigd te Naarden,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. J.A.K. van den Berg te Amsterdam.
Eisers afzonderlijk zullen hierna [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] genoemd worden en gezamenlijk zullen zij [eisers] worden genoemd. Gedaagden afzonderlijk zullen MFM, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] worden genoemd. Gezamenlijk zullen gedaagden MFM c.s. genoemd worden. Voor de leesbaarheid zullen [eisers] en MFM c.s. in meervoud worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de mondelinge behandeling, waarbij mr. M.M. Haverkort, kantoorgenoot van
  • de pleitnota van [eisers] ;
  • de pleitnota van MFM c.s..
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] is gehuwd geweest met [gedaagde sub 3] . [eiseres sub 2] is de nieuwe partner van [eiser sub 1] .
2.2.
MFM is uitgeefster van het magazine Linda.
2.3.
In de van de Linda onderdeel uitmakende rubriek ‘Verlaten Vrouw’ wordt door [gedaagde sub 2] verslag gedaan van de door haar voor deze rubriek geïnterviewde vrouwen die door haar man verlaten zijn. Op de eerste pagina van elk interview staat bovenaan de tekst:

VERLATENvrouw
ELKE MAAND INTERVIEWT
[gedaagde sub 2]EEN LINDA.-LEZERES DIE IN DE STEEK IS GELATEN DOOR HAAR MAN’.
2.4.
Een aantal van de in de Linda gepubliceerde interviews is in 2013 in boekvorm uitgegeven en er is ook een televisieserie van gemaakt.
2.5.
Over voormeld boek wordt onder meer op de website van lindanieuws.nl gemeld:

Elegant dumpen
In de waargebeurde verhalen van doorsnee Nederlandse vrouwen bestaat elegant dumpen niet.”
2.6.
Bij de presentatie van de televisieserie wordt door de uitzendgemachtigde RTL4 gemeld dat het gaat om verfilmingen van gepubliceerde verhalen uit de rubriek Verlaten Vrouw en dat het gaat om waargebeurde verhalen.
2.7.
In de Linda van oktober 2015 is op de pagina’s 113 en 114 verslag gedaan van het door [gedaagde sub 2] afgenomen interview met [gedaagde sub 3] (hierna: de publicatie). De kop boven het artikel luidt: ‘BLIJF ALSJEBLIEFT BIJ ME’
2.8.
In de publicatie zijn de namen van de personen gefingeerd en zijn de jaartallen gewijzigd. De ik-figuur in de publicatie ( [X] ) is eigenlijk [gedaagde sub 3] , de manspersoon ( [Y] ) is eigenlijk [eiser sub 1] en de andere vrouw die in de publicatie voorkomt is [eiseres sub 2] .
2.9.
In de publicatie staan onder meer de volgende tekstpassages:
( a)
“Als hij er een onconventionele maatregel wilde doorjassen bij de vereniging, stond ik achter hem.”
(b)
“Een jaar later, ik was hoogzwanger van onze tweede zoon, veranderde dat. Ik merkte dat [Y] en zij steeds meer tijd met elkaar doorbrachten, samen vergaderingen belegden achter gesloten deuren. Van mensen uit het dorp hoorde ik dat ze waren gesignaleerd op rare plekken en vreemde tijden, en zelfs mijn moeder merkte op: er klopt iets niet tussen die twee.”
(c)
“Op een dag in december haalde ik onze pasgeboren baby uit zijn bedje en zag meteen dat er iets mis was. Ik racete naar het ziekenhuis. Onderweg belde ik [Y] die al op kantoor was en meteen naar de spoedeisende hulp reed. Ik wachtte hem op met de baby op schoot.
Toen hij binnenkwam liep zij naast hem. Ik zag hoe zij even kalmerend een hand op zijn rug legde, alsof ze bij elkaar hoorden. Hoe ze zijn schouder aanraakte, niet zoals een bezorgde collega dat doet, maar als een geliefde, teder, warm. En ook al was al onze aandacht gericht op de baby, de aard van hun verhouding was onmiskenbaar.
(d)
“Pas een paar maanden later, we waren op skivakantie, voelde ik die argwaan opnieuw. Ik zag dat de berichtjes die hij aan haar schreef veelvuldiger en hartelijker waren dan gewoon. Hun toon was net iets te vertrouwelijk en betrokken voor een werkgever en zijn werknemer.”
(e)
“Het echte bewijs kreeg ik een halfjaar later. Hij vroeg me een mail uit zijn inbox te printen, en ik kon de verleiding even naar haar e-mails te kijken niet weerstaan. Het was meteen raak Ik las: “Wat was het lekker gisteren. “En “We moeten wel voorzichtig zijn.” Ik printte die uit, legde ze op de keukentafel en het enige wat hij zei was: “Oh sorry. “En daarna “Wil je dat ik ga?.”
(f)
“Op 10 september 2007 om tien uur ‘s-ochtends vertrok ik toch naar een huurhuis. Zij, de vrouw die hij had verkozen boven mij, hielp me te verhuizen. Ik was volslagen lam en niet bij machte me daartegen te verzetten. Een halfuur later trok ze met een koffertje in mijn woning. Ze is nooit meer wegegaan.”
( g)
“Tot op de dag van vandaag begrijp ik niet waarom zijn afscheid zo lomp en zo onhandig heeft moeten zijn. Hij deed wat zijn vader zijn moeder heeft aangedaan. Het gedrag waar hij altijd zo op af had gegeven.
2.10.
In de door [eisers] overgelegde afzonderlijke verklaringen van vier personen ( [A] , [B] , [C] en [D] ) wordt verklaard dat zij de publicatie konden herleiden tot [eiser sub 1] en/of [eiseres sub 2] .

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert samengevat – dat bij vonnis, uitvoerbaar te verklaren bij voorraad:
MFM en [gedaagde sub 2] worden verboden de op de pagina’s 113 en 114 van de editie van oktober 2015 van het magazine Linda onder de titel “blijf alsjeblieft bij me” verschenen publicatie en/of eventueel nog niet gebruikte informatie die zij heeft verkregen uit het interview met [gedaagde sub 3] en/of met [gedaagde sub 3] gevoerde correspondentie en/of door [gedaagde sub 3] overgelegde stukken ooit nog op enigerlei wijze te gebruiken voor nieuwe publicaties, waaronder in ieder geval begrepen TV‑uitzendingen, boeken en publicaties via internet, zulks op straffe van een dwangsom van € 150.000,00 voor MFM en van € 25.000,00 voor [gedaagde sub 2] voor iedere keer dat dit verbod zal worden overtreden;
MFM wordt veroordeeld om binnen vier dagen na betekening van dit vonnis het artikel dat is verschenen op de pagina’s 113 en 114 van de editie van oktober 2015 onder de kop “blijf alsjeblieft bij me” van de website www.lindanieuws.nl te verwijderen en verwijderd te houden, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat MFM niet aan deze veroordeling voldoet;
MFM wordt geboden alle thans nog bestaande exemplaren van het nummer 134 van Linda Magazine, editie oktober 2015, binnen vier dagen na betekening van dit vonnis uit de handel te halen en te vernietigen, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor ieder exemplaar dat nadien nog wordt aangetroffen in het bezit van MFM, aan haar gelieerde ondernemingen, distributeurs en/of de drukker van het Linda Magazine;
MFM wordt veroordeeld om in de eerstvolgende editie van het magazine Linda in de rubriek “verlaten vrouw”, alsmede uiterlijk binnen vier dagen na betekening van dit vonnis op de homepage van de website www.lindanieuws.nl de volgende rectificatie te plaatsen in een tekstblok van tenminste 10x10 cm:
“Rectificatie:
Op de pagina’s 113 en 114 van de editie van oktober 2015 is in de rubriek “Verlaten vrouw” een interview verschenen met de titel “blijf alsjeblieft bij me”. Ons is gebleken dat het artikel, hoewel het geanonimiseerd is, dermate veel details bevat dat het herleidbaar is tot individuele personen. Voorts is ons gebleken dat de juistheid van de feiten en omstandigheden die in het artikel worden vermeld door diverse van de betrokkenen wordt betwist. Door ons is geen hoor en wederhoor toegepast en wij kunnen daarom niet instaan voor de juistheid van de in het artikel vermelde feiten en omstandigheden. Wij bieden de betrokkenen onze verontschuldigingen aan.”
zulks op straffe van een dwangsom van € 150.000,00 indien MFM in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen;
[gedaagde sub 3] wordt verboden zich voortaan nog op enigerlei wijze, hetzij publiekelijk hetzij rechtstreeks tegenover derden, op zodanige manier uit te laten dat de eer en goede naam en de persoonlijke levenssfeer van [eiser sub 1] en/of [eiseres sub 2] daardoor wordt aangetast, zulks op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 voor iedere keer dat zij dit verbod overtreedt;
MFM c.s. worden veroordeeld in de kosten van dit geding, aldus dat de een betaald hebbende de anderen zullen zijn gekweten.
3.2.
Ter onderbouwing van hun vordering stellen [eisers] dat MFM en [gedaagde sub 2] door de publicatie en [gedaagde sub 3] door het afgeven van het interview onrechtmatig jegens hen hebben gehandeld en dat zij recht hebben op en spoedeisend belang hebben bij toewijzing van het gevorderde. Volgens [eisers] bevat de publicatie tal van feitelijke onjuistheden, onjuiste suggesties, beeldvorming en uitlatingen. Volgens [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hadden zij staande het huwelijk van [eiser sub 1] en [gedaagde sub 3] namelijk geen relatie met elkaar, was [eiseres sub 2] er niet bij toen [eiser sub 1] naar het ziekenhuis is gegaan toen ‘er iets mis was’ met de pasgeboren baby (zie 2.9 onder c) en zijn zij ook niet direct gaan samenwonen na het vertrek van [gedaagde sub 3] (zie 2.9 onder f). Pas een half jaar later heeft [eiseres sub 2] met toestemming van [gedaagde sub 3] woonruimte van en bij [eiser sub 1] gehuurd.
[eisers] stellen dat de publicatie hun eer en goede naam aantast en hun persoonlijke levensfeer schendt. Dat klemt te meer, nu het verhaal van [gedaagde sub 3] is geplaatst in de rubriek van ‘waargebeurde verhalen’ en op geen enkele wijze sprake is geweest van hoor en wederhoor. MFM c.s. hadden voor iedere lezer duidelijk moeten maken dat het verhaal van [gedaagde sub 3] enkel een persoonlijke beleving betreft. Bovendien had men meer de specifieke en daarmee tot [eisers] herleidbare details (zoals de gemelde betrokkenheid bij de hockeyclub, de samenwerking in het bedrijf van [eiser sub 1] en de functie van [gedaagde sub 3] als jurist én HR‑manager) moeten weglaten.
De publicatie dient verder geen publiek of maatschappelijk belang, maar is slechts ingegeven door een persoonlijk belang van [gedaagde sub 3] (het na vier jaar na de scheiding alsnog zwartmaken van [eiser sub 1] ) en de commerciële belangen van MFM en [gedaagde sub 2] . Door de publicatie leiden [eisers] reputatieschade en [eiser sub 1] leidt hierdoor ook vermogenschade, omdat klanten van zijn bedrijf zich mogelijk van hem zullen afkeren.
3.3.
MFM c.s. voeren verweer. MFM c.s. betwisten dat de publicatie onrechtmatig jegens [eisers] is. Volgens MFM c.s. bevat de publicatie geen feiten die zich lenen voor bewijslevering of uitspraken die nopen tot het doen van nader feitenonderzoek, al dan niet in de vorm van hoor en wederhoor. De publicatie betreft immers het persoonlijke verhaal van [gedaagde sub 3] en bevat bovendien geen enkele objectieve diskwalificatie aan het adres van wie dan ook. [eisers] worden om die reden op geen enkele wijze in hun eer en goede naam aangetast.
De informatie in de publicatie is bovendien niet objectief herleidbaar tot [eisers] Zelfs als er van uit wordt gegaan dat, ondanks de onder 2.8 bedoelde doorgevoerde wijzigingen in het verhaal, de directe kring rondom [eisers] hen in de publicatie herkennen, is dit juridisch niet relevant. Het moet immers gaan om herkenning naar aanleiding van de publicatie door mensen die de betrokken persoon nog niet kennen. Daarnaast geldt dat het maatschappelijk belang bij publicatie van dit soort verhalen groot is, omdat, zoals blijkt uit de vele ontvangen brieven van lezeressen, een groot aantal vrouwen in soortgelijke positie zit. MFM c.s. stellen dat de publicatie niet op de website van Linda is gepubliceerd noch zal worden gepubliceerd en dat bij gebrek aan commercieel succes verhalen uit de rubriek ‘Verlaten Vrouw’ niet meer in boekvorm zullen worden uitgegeven of zullen worden gebruikt voor een televisieserie.
3.4.
MFM c.s. concluderen tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eisers] in de kosten van het geding, uitvoerbaar bij voorraad.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de aard van de vorderingen hebben [eisers] een voldoende spoedeisend belang om in hun vorderingen in kort geding te worden ontvangen.
4.2.
In deze zaak gaat het om een botsing van fundamentele rechten. Ten eerste het aan de zijde van [eisers] aanwezige recht op eerbiediging van de eer en goede naam en aan de zijde van MFM c.s. het recht op vrijheid van meningsuiting.
4.3.
Toewijzing van het onder 3.1 onder i. tot en met iii. en onder v. gevorderde houdt een beperking in van het in artikel 7 Grondwet en artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde recht van MFM c.s. op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake wanneer de publicatie een zodanige inbreuk maakt op de eer en goede naam van [eisers] dat die als onrechtmatig kan worden aangemerkt in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag welk recht - het recht op vrije meningsuiting of het recht op bescherming van de eer en goede naam - in het concrete geval zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
Daarbij is onder meer relevant (i) de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben, (ii) de ernst - bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand die aan de kaak wordt gesteld, (iii) de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal, (iv) de totstandkoming en inkleding van de uitlatingen, (v) het gezag dat het medium waarop de uitlatingen zijn gepubliceerd geniet en (vi) de maatschappelijke positie van de betrokken persoon. Genoemde omstandigheden wegen niet allen even zwaar. Welke omstandigheden van toepassing zijn en welk gewicht daaraan moet worden gehecht, hangt af van het concrete geval.
4.4.
[gedaagde sub 3] heeft een interview gegeven aan [gedaagde sub 2] over haar scheiding met [eiser sub 1] . Volgens [gedaagde sub 3] heeft [eiser sub 1] haar tijdens hun huwelijk bedrogen met [eiseres sub 2] . [gedaagde sub 2] heeft het interview bewerkt en het interview is gepubliceerd in de Linda van oktober 2015 in de rubriek ‘Verlaten Vrouw’.
4.5.
De voorzieningenrechter is met partijen van oordeel dat in de rubriek ‘Verlaten Vrouw’ het persoonlijke verhaal van [gedaagde sub 3] is gepubliceerd over haar scheiding met [eiser sub 1] (door [eisers] aangeduid als een ‘persoonlijk beleefde waarheid’). De rubriek ‘Verlaten Vrouw’ geeft geen aanleiding om te veronderstellen dat het om waargebeurde verhalen gaat. De vaste tekst boven elk artikel in de rubriek ‘Verlaten Vrouw’ geeft duidelijk aan dat het gaat om een maandelijks interview met een lezeres van het blad die in de steek is gelaten door haar man (zie 2.3). De publicatie zelf geeft ook geen aanleiding om te veronderstellen dat het om een feitelijk waargebeurd verhaal gaat. De omstandigheid dat bij de presentatie van de eerder uitgezonden gelijknamige televisieserie en het boek wel is/wordt gemeld dat het bij de rubriek ‘Verlaten Vrouw’ gaat om waargebeurde verhalen, is onvoldoende om tot een ander oordeel over de publicatie in de Linda te komen. [eisers] worden dan ook niet gevolgd in hun standpunt dat het interview met [gedaagde sub 3] is gepubliceerd in, zoals in de pleitnotitie is omschreven: ‘een rubriek van ‘waargebeurde verhalen’’.
4.6.
Het verslag van het verhaal van [gedaagde sub 3] is niet in negatieve bewoordingen opgesteld en is ook vrij van bijvoorbeeld stemmingmakerij of krachttermen. Het verhaal beschrijft de beleving van [gedaagde sub 3] over een bepaalde periode in haar relatie met [eiser sub 1] . Daarnaast zijn door [gedaagde sub 2] belangrijke wijzigingen in het verhaal aangebracht teneinde herleiding tot bestaande personen tegen te gaan (alle namen en data zijn veranderd).
4.7.
Onder de hiervoor genoemde omstandigheid (4.5 en 4.6) is er geen aanleiding om te oordelen dat op MFM en [gedaagde sub 2] een onderzoekplicht rustte naar de juistheid van het persoonlijke relaas van [gedaagde sub 3] . Evenmin dat zij [eisers] om een weerwoord hadden moeten vragen. Een recht op wederhoor is immers niet absoluut.
4.8.
Over de vermeende buitenechtelijke relatie van [eiser sub 1] met [eiseres sub 2] kan nog het volgende worden opgemerkt. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben betwist dat zij een relatie met elkaar hadden toen [eiser sub 1] nog getrouwd was met [gedaagde sub 3] , maar de juistheid van de inhoud van de onder 2.9 onder e) vermelde e‑mail hebben [eisers] niet betwist. Ook niet toen MFM c.s. ter zitting expliciet een beroep op deze e-mail hebben gedaan ter onderbouwing van de juistheid van het standpunt van [gedaagde sub 3] dat [eisers] wel een relatie hadden tijdens haar huwelijk met [eiser sub 1] . [eisers] hebben volstaan met de mededeling dat zij graag uit de ‘welles-nietes-sfeer’ blijven en daarom rectificatie willen.
4.9.
Weliswaar wordt er met de publicatie - bezien vanuit het algemeen belang - geen (ernstige) misstand aan de kaak gesteld, maar dit betekent niet automatisch dat MFM c.s. door het geven van het bewuste interview en het plaatsen daarvan onrechtmatig jegens [eisers] hebben gehandeld.
4.10.
Met MFM c.s. is de voorzieningenrechter van oordeel dat MFM c.s. niet hadden hoeven te verwachten dat de publicatie ernstige gevolgen voor [eisers] zou hebben. De namen van alle personen zijn gewijzigd, evenals alle datums van de gebeurtenissen waarover in de publicatie verslag wordt gedaan. De naam van het bedrijf van [eiser sub 1] wordt niet genoemd en evenmin is uit de publicatie af te leiden in welk deel van Nederland het verhaal zich zou hebben afgespeeld.
4.11.
[eisers] hebben echter wel gemotiveerd gesteld (o.a. onderbouwd met een viertal verklaringen) dat derden hen toch in de publicatie hebben herkend. Volgens [eisers] gaat het daarbij om persoonlijke en zakelijke relaties. Dat ook zakelijke relaties [eisers] in het verhaal zouden hebben herkend is door MFM c.s. betwist en komt de voorzieningenrechter in het licht van hetgeen hiervoor onder 4.10 is overwogen ook niet aannemelijk voor. De voorzieningenrechter gaat bij de verdere beoordeling van dit geschil er van uit dat [eisers] slechts worden herkend door niet-zakelijke personen die zich bovendien in een kleine kring om [eisers] bevinden.
4.12.
MFM c.s. worden niet gevolgd in hun stelling dat het herkennen in een kleine kring juridisch niet relevant is omdat het moet gaan om herkenning naar aanleiding van de publicatie door mensen die de betrokken persoon nog niet kennen. Van de vier door MFM c.s. in de pleitnotitie genoemde uitspraken lijkt alleen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2012 dit standpunt te onderschrijven, maar dan nog alleen in het kader van de vraag of er uit hoofde van een eerdere veroordeling dwangsommen zijn verbeurd (ECLI:NL:RBAMS:2012:BW8616). In bijvoorbeeld de door MFM c.s. genoemde uitspraak in kort geding van deze rechtbank van 5 augustus 2013 wordt in rechtsoverweging 4.15 over de herkenning in een kleine kring slechts aangegeven dat dit niet tot toewijzing van het gevorderd verbod tot uitzending van een programma leidt, omdat ‘die beperkte kring door de voorgenomen wijze waarop zij in beeld worden gebracht niet wordt beïnvloed’. (ECLI:NL:RBMNE:2013:3179). Dit laatste betekent niet dat herkenning in een kleine kring per definitie juridisch niet relevant is.
4.13.
Op grond van hetgeen partijen ter zitting over en weer hebben verklaard over de onder 2.10 bedoelde verklaringen, wordt voorshands aangenomen dat de kring die [eisers] in de publicatie zouden kunnen herkennen niet alleen (zeer) beperkt van omvang is maar [eiser sub 1] en [gedaagde sub 3] destijds ook echt goed moeten hebben gekend. Bovendien wordt in de verklaring van mevrouw [A] nog gemeld dat zij kan aangeven wat volgens haar ‘niet de waarheid is uit het interview’ en dat zij ‘ook nog wel een aantal aanvullingen kan geven van alle verhalen die zij van [gedaagde sub 3] zelf allemaal gehoord heeft’ en ook zelf gezien heeft.
4.14.
Voorts heeft MFM en [gedaagde sub 2] ter zitting zonder enig voorbehoud meegedeeld dat de publicatie niet op de website van Linda te vinden is (en zal zijn), de publicatie niet in boekvorm zal worden uitgegeven of verfilmd en dat er geen enkel exemplaar van het bewuste nummer van het tijdschrift Linda meer zal worden verhandeld (alle niet verkochte exemplaren zijn door de diverse verkooppunten inmiddels retour gezonden). Voorts is door MFM meegedeeld dat op een enkel archiefexemplaar na, er ook geen voorraad van het bewuste nummer meer aanwezig is.
4.15.
De voorzieningenrechter concludeert, na afweging van de wederzijdse belangen en in het bijzonder de hiervoor besproken omstandigheden, dat het niet aannemelijk is dat een bodemrechten - later oordelende - zal beslissen dat de publicatie onrechtmatig jegens [eisers] is. Het onder 3.1 onder i. tot en met iii. en v. gevorderde komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
4.16.
De onder 3.1 onder iv. gevorderde rectificatie komt in het licht van het voorgaande evenmin voor toewijzing in aanmerking.
4.17.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Mood For Magazines c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.435,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van Mood For Magazines c.s. tot op heden begroot op € 1.435,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Schuman, bijgestaan door mr. T. Stokvis en door
mr. H. Manuel in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2016.