7.3.Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan, en bij het opleggen van de na te melden maatregel, in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft [benadeelde 2] in de vroege ochtend van 2 maart 2016 met een mes in haar rug en linker oksel gestoken. Als gevolg van de kracht van de steekverwondingen heeft [benadeelde 2] onder meer een ribbreuk, een klaplong en bloed in haar borstkas opgelopen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [benadeelde 2] blijkt dat zij tot op de dag van vandaag negatieve gevolgen ondervindt van het letsel dat verdachte bij haar heeft veroorzaakt. Zij heeft nachtmerries en raakt daardoor oververmoeid. Ze heeft haar werk als ski-instructeur moeten opschorten vanwege een ribbreuk.
Kort nadat verdachte [benadeelde 2] met een mes had gestoken, heeft hij ook met een mes op [benadeelde 1] ingestoken. [benadeelde 1] werd daarbij geraakt in zijn hoofd, nek, hals, linker schouder en linker hand tot in de spier. Volgens [benadeelde 2] was verdachte als een soort dier bezig toen hij op [benadeelde 1] aan het insteken was. [benadeelde 1] heeft door de kracht van het steken onder meer een breuk in een halswervel opgelopen. In zijn slachtofferverklaring heeft [benadeelde 1] beschreven dat hij nog elke dag pijn aan zijn hand heeft. Hij moet voor zijn hand twee keer per week naar een fysiotherapeut, waar met een pomp aan de littekens op zijn hand wordt getrokken, hetgeen pijnlijk doch noodzakelijk is. Verder herinneren de vele zichtbare littekens hem aan de steekpartij.
Met de bewezen geachte gedragingen heeft verdachte grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en gezondheid van beide slachtoffers.
Daarnaast hebben de bewezen geachte feiten een grote impact gehad op de studentengemeenschap in Utrecht. De feiten hebben plaatsgevonden nadat zowel de slachtoffers als verdachte een avond bij studentenvereniging Veritas te Utrecht waren geweest. De steekpartij vond plaats bij een complex met studentenwoningen in Utrecht.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 mei 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld;
- het rapport pro justitia van 24 juni 2016, opgemaakt door S.A. Moonen, gz-psycholoog;
- het rapport pro justitia van 24 juni 2016, opgemaakt door C.J. van Gestel, psychiater;
- een reclasseringsadvies, onderzoek TBS met voorwaarden, van 6 juli 2016, opgemaakt door C. Grau, reclasseringswerker.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat de feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend, zoals in de rapporten van S.A. Moonen en C.J. van Gestel onder punt 6 verwoord.
C.J. van Gestel schrijft in zijn rapport van 24 juni 2016 dat het door de dysthymie en persoonlijkheidsstoornis verstarde gedragspatroon van verdachte een grote kans geeft op opnieuw vastlopen en afgewezen worden. Dit kan weer voeding geven aan suïcidale impulsen en juist deze zijn nu tweemaal geculmineerd in een impulsdoorbraak, de eerste met schade voor verdachte zelf, de tweede met schade voor anderen. De frequentie van impulsdoorbraken acht rapporteur weliswaar laag, maar de gevolgen zijn nu tweemaal groot gebleken. Van Gestel stelt daarom vast dat het risico van recidive hoog is.
Van Gestel acht het noodzakelijk dat verdachte, gezien de nog niet goed verklaarde extreme agressie, aanvankelijk klinisch wordt behandeld, zodat zijn stabilisatie goed gemonitord kan worden. Als deze vastgesteld is, kan het traject ambulant voortgezet worden met als doelen het verminderen van klachten en symptomen, alsook het kiezen van een levensinvulling die beter past bij de nu bestaande beperkingen van verdachte. Omdat dit een langdurig traject zal betreffen en het recidiverisico nu hoog wordt ingeschat, zal dit traject geborgd moeten worden door een terbeschikkingstelling waarbij de dwangverpleging onder voorwaarden kan worden opgeschort, aldus Van Gestel.
In het rapport van 24 juni 2016 schrijft S.A. Moonen dat vanuit de problematiek van verdachte meerdere factoren aan te wijzen zijn die van belang zijn voor de kans op herhaling. Verdachte is somber, loopt in het sociale verkeer voortdurend tegen frustraties aan, is subassertief en ontwijkend in zijn gedrag en er is sprake van agressiegeremdheid/afsplitsing van agressie. De problematische aspecten in de persoonlijkheid en het functioneren van verdachte zijn nauw met elkaar verweven en beïnvloeden elkaar op negatieve wijze. Moonen schat de kans op herhaling van soortgelijke feiten op basis van de gestructureerde risicotaxatie in samenhang met het klinisch oordeel bij ongewijzigde omstandigheden als hoog in.
Bij verdachte is reeds lange tijd sprake van ernstige problematiek waarvoor in samenhang met de als hoog ingeschatte kans op herhaling van soortgelijke feiten behandeling onverwijld noodzakelijk wordt geacht. Om de noodzakelijk geachte behandeling te borgen en een eventuele, niet ondenkbaar geachte, terugval in motivatie te voorkomen, wordt geadviseerd deze in gedwongen kader te laten plaatsvinden. Moonen adviseert dat vanwege de ernst en complexiteit van de problematiek, in samenhang met een hoog recidiverisico en de eerdere ambivalente houding van verdachte en opzichte van behandeling, de behandeling als één van de voorwaarden bij een TBS met voorwaarden wordt opgelegd. Geadviseerd wordt om de behandeling klinisch te starten, teneinde commitment van verdachte te krijgen en vast te houden, waarna op termijn de behandeling ambulant zou kunnen worden voortgezet. De behandeling zal vanwege de aard en complexiteit van de verweven problematiek naar verwachting van lange duur zijn, aldus Moonen.
C. Grau heeft in het reclasseringsadvies van 6 juli 2016 geschreven dat de reclassering zich kan vinden in het door de deskundigen van het NIFP voorgestelde kader van TBS met voorwaarden. De reclassering kan toezicht houden op het naleven van de voorwaarden.
Gelet op de inhoud van genoemde rapporten en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een terbeschikkingstelling noodzakelijk is.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op de gepleegde misdrijven is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist die maatregel.
De rechtbank zal ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen voorwaarden stellen die het gedrag van verdachte betreffen. Met inachtneming van het reclasseringsadvies, onderzoek TBS met voorwaarden, van 6 juli 2016, opgemaakt door reclasseringswerker C. Grau, dienen naar het oordeel van de rechtbank de volgende voorwaarden worden opgelegd:
verdachte onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten;
verdachte stelt zich onder toezicht van Reclassering Nederland en houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die door of namens de reclassering aan hem worden gegeven. Verdachte zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor de reclassering en zijn behandelaren;
verdachte werkt mee aan een klinische opname op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling in een forensische ggz-instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ en houdt zich aldaar aan de behandelafspraken;
verdachte werkt mee aan ambulante behandeling na de klinische opname bij een nader te bepalen forensische ggz-instelling, indien de reclassering dit nodig acht;
verdachte werkt mee aan (ambulant) forensisch psychiatrisch toezicht bij een nader te bepalen instelling, ook als dit inhoudt een time-out opname voor een periode van maximaal twee keer 7 weken;
verdachte wordt verboden contact te (laten) leggen met [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ;
verdachte wordt verboden om zich binnen een straal van drie kilometer te bevinden van de Kromme Nieuwe Gracht (adres studentenvereniging Veritas) te Utrecht, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. Over de noodzakelijkheid van voortduring van deze voorwaarde, en/of elektronische controle daarvan, zal door de reclassering periodiek overlegd worden met opdrachtgever;
verdachte geeft openheid over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties. Hij verleent toestemming tot contactopname met zijn vrienden en eventueel toekomstige nieuwe relatie(s);
verdachte zet zich in voor een adequate, door de reclassering goedgekeurde dagbesteding voor meerdere dagen per week;
verdachte verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
verdachte wordt verboden om alcohol te gebruiken, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte verleent zijn medewerking aan urinecontroles;
verdachte zal niet van adres wijzigen c.q. verhuizen zonder overleg met en toestemming van de reclassering;
verdachte zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven, tenzij en voor zover hem dit in overleg met het openbaar ministerie en de reclassering wordt toegestaan;
verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
verdachte zal medewerking verlenen aan het verstrekken van een pasfoto en het verstrekken van informatie, zoals bedoeld in het kader van het landelijk opgestelde opsporingsbeleid ten aanzien van TBS-gestelden.
Reclasseringswerker D.J. Linthout heeft ter terechtzitting van 13 juli 2016 meegedeeld dat de reclassering zal monitoren of en wanneer de onder 7 opgenomen voorwaarde kan komen te vervallen of worden gewijzigd. Dit is afhankelijk van het verloop van de behandeling van verdachte.
Linthout heeft op 13 juli 2016 voorafgaand aan de terechtzitting telefonisch vernomen dat het NIFP een indicatiestelling voor FPA Roosenburg in Den Dolder heeft afgegeven. FPA Roosenburg heeft hierop nog geen besluit genomen.
Hoewel de verdediging bezwaar maakt tegen het locatieverbod zoals onder voorwaarde 7 vermeld, heeft verdachte zich ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van alle
voorwaarden.
De rechtbank acht het in het belang van de bewegingsvrijheid van de slachtoffers dat het onder voorwaarde 7 opgenomen locatieverbod zal worden opgelegd. Uit de formulering van deze voorwaarde en de toelichting die D.J. Linthout hierop heeft gegeven blijkt dat de reclassering deze voorwaarde gedurende de behandeling van verdachte kan aanpassen.
Naast TBS met voorwaarden zal aan verdachte ook een gevangenisstraf van 3 jaren worden opgelegd. De bewezen geachte feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan zijn dermate ernstig dat een gevangenisstraf van deze duur passend is. Mede gelet op de persoon van de verdachte komt de rechtbank tot een lagere straf dan de 4 jaar gevangenisstraf zoals door de officier van justitie geëist.