ECLI:NL:RBMNE:2016:4244

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juli 2016
Publicatiedatum
27 juli 2016
Zaaknummer
16-705488-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging doodslag met tbs en gevangenisstraf na steekincident in Utrecht

Op 27 juli 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 23-jarige man uit Utrecht veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en tbs met voorwaarden voor twee pogingen tot doodslag. De man heeft op 2 maart 2016, na een avond bij een studentenvereniging, twee slachtoffers meerdere keren met een mes gestoken bij een studentencomplex in Utrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, wat heeft geleid tot verminderd toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank heeft de conclusies van de psychiater en psycholoog overgenomen, die aangaven dat de verdachte door zijn stoornis niet in staat was om zijn doelen te realiseren en dat de afwijzing door een van de slachtoffers leidde tot een ernstige impulsdoorbraak.

De rechtbank heeft besloten dat de verdachte na zijn gevangenisstraf klinisch behandeld zal worden, met meerdere voorwaarden ter bescherming van de slachtoffers, waaronder een contactverbod en een gebiedsverbod bij de studentenvereniging. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en de studenten gemeenschap in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft de slachtoffers ernstig verwond, wat heeft geleid tot blijvende gevolgen voor hen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en een schadevergoeding toegewezen aan beide slachtoffers, waarbij de vorderingen voor een deel zijn toegewezen en voor een deel niet-ontvankelijk zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling straf-, familie- en jeugdrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-705488-16 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 27 juli 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in PPC Scheveningen, PI Haaglanden.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 juni 2016 en 13 juli 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn advocaat, mr. F. Visser, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van hetgeen mr. T.C. Cooman namens de benadeelde partij [benadeelde 1] en mr. H.C.M. Kortman namens de benadeelde partij [benadeelde 2] naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 2 maart 2016 te Utrecht heeft geprobeerd om [benadeelde 1] (feit 1) en [benadeelde 2] (feit 2) al dan niet met voorbedachten rade te doden door deze personen meermalen met een mes te steken/snijden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot doodslag van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Volgens de officier van justitie kan bij beide feiten voorbedachte raad niet worden bewezen.
4.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten geen sprake is geweest van voorbedachte raad zodat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord op [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Verder refereert de raadsman zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een moment van kalm overleg of van bedaard nadenken heeft gehad voorafgaand aan het steken met een mes in de lichamen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van poging tot moord op deze personen.
4.3.2
Bewijsmiddelen [1]
Op 2 maart 2016 omstreeks 06.00 uur heeft [benadeelde 1] verklaard dat hij die nacht met [benadeelde 2] (de rechtbank begrijpt: [benadeelde 2] ) mee naar huis is gefietst. [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) fietste met ze mee. Toen ze in de straat van [benadeelde 2] waren zag [benadeelde 1] ineens dat [verdachte] een mes had getrokken. [2]
[benadeelde 1] zag dat [verdachte] uithaalde en hem raakte in zijn achterhoofd. Hij kon bijna niks meer zien omdat hij veel bloedde. [benadeelde 1] probeerde het mes te blokken en is daarbij twee keer in zijn linkerhand gestoken met een mes. [verdachte] heeft nog een paar keer gestoken. Hij heeft twee keer in de nek van [benadeelde 1] gestoken en één keer in zijn schouders. [3] De plaats delict is de [adres] . [4]
[benadeelde 2] woonde op 2 maart 2016 aan de [adres] . [5] Op 2 maart 2016 omstreeks 05.15 uur heeft zij verklaard dat zij [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) vannacht bij haar in de straat zag staan. [6]
[verdachte] had een grijze plastic tas in zijn hand. Ze zag hem met zijn hand in het tasje rommelen. Ze draaide ze zich weg om weg te rennen. Toen stak hij haar in haar rug en schouder. Hierna is ze weggerend. Ze heeft zich omgedraaid en zag dat [verdachte] op [benadeelde 1] (de rechtbank begrijpt: [benadeelde 1] ) aan het insteken was. Dit deed hij meermalig achter elkaar. Hij was als een soort dier bezig. [7] Ze heeft gezien dat hij een keukenmes bij zich had. [8] Ze zag dat [verdachte] [benadeelde 1] op de grond duwde en op hem in stak. [benadeelde 1] zat op zij knieën. Ze zag dat [verdachte] [benadeelde 1] in zijn nek stak. [9]
Op 4 maart 2016 is een geneeskundige verklaring opgemaakt, inhoudende medische informatie betreffende [benadeelde 1] :
- steekverwondingen:
- bovenzijde hoofd;
- nek ter plaatse van tweede halswervel;
- hals links;
- achterzijde linkerschouder;
- hand links:
- palm
- handrug (tot in spier)
- breuk vierde halswervel;
- matig ernstig uitwendig bloedverlies. [10]
Op 4 maart 2016 is een geneeskundige verklaring opgemaakt, inhoudende medische informatie betreffende [benadeelde 2] .
- steekverwonding op rug, mediaal van schouderblad;
- breuk rib derde links ter plaatse van steekverwonding;
- laceratie van long met klaplong en bloed in borstkas;
- steekverwonding oksel links;
- gering uitwendig bloedverlies. [11]
Verdachte heeft verklaard dat hij een aantal messen uit de keukenla heeft gepakt en in een grijs plastic tasje heeft gedaan. [12]
[verdachte] was op 2 maart 2016 woonachtig op [adres] . Op 1 maart 2016 (de rechtbank begrijpt: op 2 maart 2016) zag verbalisant [A] op adres [adres] in het trappenhuis op de eerste verdieping naast twee klapdeuren een mes liggen. Dit mes is veiliggesteld en de forensische opsporing overgedragen. [13]
Op 2 maart 2016 is de woning aan de [adres] doorzocht. Ter hoogte van het voeteneinde op de vloer onder het bed werd een mes aangetroffen. Dit mes werd in beslag genomen. [14]
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft onderzoek verricht aan de volgende messen (hierna: NFI):
- een mes, in trappenhuis op eerste verdieping nabij klapdeuren aangetroffen (SIN: AAJM4135NL);
- een mes, in woning van [verdachte] onder het bed aangetroffen (SIN: AAJM4136NL). [15]
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan DNA-onderzoek bij het NFI:
- AAJM4135NL#01: een bemonstering (met bloed) van het heft van een mes;
- AAJM4135NL#02: een bemonstering bloed van het heft van een mes;
- AAJM4135NL#03: een bemonstering bloed van het heft van een mes;
- AAJM4135NL#04 tot en met AAJM4135NL#08: een bemonstering bloed van het lemmet van een mes;
- AAJM4136NL#01: een bemonstering van het heft van een mes;
- AAJM4136NL#4: een bemonstering bloed van het lemmet van een mes;
- RABJ2295NL: een referentiemonster wangslijmvlies van verdachte [verdachte] ;
- RABJ6935NL: een referentiemonster wangslijmvlies van [benadeelde 1] . [16]
In onderstaande tabel staat vermeld van wie het celmateriaal op grond van vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn.
SIN
Beschrijving DNA-profiel / celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAJM4135NL#01 t/m #08
(bloed op mes)
DNA-profiel van een man, [benadeelde 1]
kleiner dan 1 op 1 miljard
AAJM4136NL#01
(bemonstering heft mes)
DNA-mengprofiel van minimaal twee personen, waarvan ten minste één man verdachte [verdachte] en minimaal één andere persoon
vooralsnog niet berekend
AAJM4136NL#04 (bemonstering bloed lemmet)
DNA-profiel van een man, [benadeelde 1]
kleiner dan 1 op 1 miljard
4.3.3
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.2 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 2 maart 2016 in de gemeente Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde 1] van het leven te beroven, die [benadeelde 1] met een mes in het hoofd en de linkerschouder en de hals en de linkerhand heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
op 2 maart 2016 in de gemeente Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde 2] van het leven te beroven met een mes die [benadeelde 2] in de rug en de schouder heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feiten 1 en 2:
Telkens:
Poging tot doodslag.

6.Strafbaarheid van verdachte

Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
- een rapport pro justitia van 24 juni 2016, opgemaakt door S.A. Moonen, gz-psycholoog;
- een rapport pro justitia van 24 juni 2016, opgemaakt door C.J. van Gestel, psychiater.
Het rapport, opgemaakt door gz-psycholoog S.A. Moonen, houdt onder meer het volgende in.
Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van een dysthyme stoornis (stemmingsstoornis NAO met atypische kenmerken) en er wordt differentiaal diagnostisch aan een sociale fobie gedacht. Verder is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis.
Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde.
Verdachte claimt amnesie voor de gebeurtenissen in aanloop naar en ten tijde van het ten laste gelegde, waardoor dit niet hem besproken heeft kunnen worden. Vanuit gedragsdeskundige interpretatie is het voorstelbaar dat verdachte gekwetst was, nadat aangeefster had aangegeven het contact met hem te willen afhouden en dat hij boos/onmachtig was over het door hem geleende geld. Voorts was er (een onduidelijke hoeveelheid) alcohol in het spel, wat in het algemeen een ontremmend effect heeft, maar waarvan niet duidelijk is welke uitwerking dat op verdachte had. Voornoemde aanleidingen en een samenspel van factoren voortkomend uit de persoonlijkheidsinternaliserende en sociale problematiek alsmede de agressiegeremdheid van verdachte, hebben – indien bewezen – die nacht geleid tot een ernstige agressieve impulsdoorbraak gericht naar anderen.
Op basis van het voorgaande adviseert rapporteur verdachte ten minste in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten.
Het rapport dat is opgemaakt door psychiater C.J. van Gestel, houdt onder meer het volgende in.
Bij verdachte is sprake van een dysthyme stoornis met atypische kenmerken en een persoonlijkheidsstoornis ‘niet anders omschreven’ met ontwijkende en obsessief compulsieve trekken.
Deze stoornissen bestonden al vele jaren en ook ten tijde van de totstandkoming van het ten laste gelegde. De genoemde stoornissen hebben de gedragskeuzes van verdachte in aanloop naar het ten laste gelegde mede bepaald.
Verdachte is uit de aard van zijn stoornissen geneigd doelen te stellen die hij niet kan realiseren. Hij was opnieuw vastgelopen in zijn studie en ervoer sociale afwijzing. Omdat bij verdachte de agressie sterk geremd is, werd hij vooral depressief, gestrest en suïcidaal. Op de avond van het ten laste gelegde had hij alcohol gedronken, maar er zijn geen onweerlegbare aanwijzingen voor een intoxicatie. Er was een conflict tussen hem en de aangevers. Aangeefster ging naar huis met de andere aangever die het voor haar opnam. Hoe deze krenking vervolgens tot een ernstige impulsdoorbraak heeft geleid is onduidelijk.
Rapporteur ziet grond voor het advies verdachte het ten laste gelegde, indien bewezen, verminderd toe te rekenen.
De rechtbank neemt voormelde conclusies over en maakt die tot de hare. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat ook voor het overige niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van voorarrest en een terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met de voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsadvies, onderzoek TBS met voorwaarden, van 6 juli 2016.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van mening dat oplegging van TBS met voorwaarden passend is voor verdachte. De verdediging heeft alleen bezwaar tegen de in het reclasseringsadvies van 6 juli 2016 onder 7 genoemde voorwaarde dat verdachte wordt verboden om zich binnen een straal van drie kilometer te bevinden van de Kromme Nieuwe Gracht (adres studentenvereniging Veritas) te Utrecht. Reclasseringswerker D.J. Linthout heeft ter terechtzitting van 13 juli 2016 meegedeeld dat het NIFP voor verdachte een indicatiestelling heeft afgegeven voor forensisch psychiatrische afdeling Roosenburg in Den Dolder. Indien verdachte met de trein vanuit Den Dolder naar zijn ouders in [woonplaats] gaat moet hij via het centraal station van Utrecht. Dit station ligt binnen het gebied waarin verdachte zich niet zou mogen begeven.
Verder vindt de verdediging de gevangenisstraf die de officier van justitie heeft gevorderd te hoog. De raadsman heeft betoogd dat een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest dient te worden opgelegd zodat een klinische behandeling van verdachte zo snel mogelijk kan beginnen. Indien de rechtbank een langere gevangenisstraf geboden acht, dient deze zodanig te worden gematigd dat er op korte termijn uitzicht op een behandeling is, aldus de raadsman.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan, en bij het opleggen van de na te melden maatregel, in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft [benadeelde 2] in de vroege ochtend van 2 maart 2016 met een mes in haar rug en linker oksel gestoken. Als gevolg van de kracht van de steekverwondingen heeft [benadeelde 2] onder meer een ribbreuk, een klaplong en bloed in haar borstkas opgelopen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [benadeelde 2] blijkt dat zij tot op de dag van vandaag negatieve gevolgen ondervindt van het letsel dat verdachte bij haar heeft veroorzaakt. Zij heeft nachtmerries en raakt daardoor oververmoeid. Ze heeft haar werk als ski-instructeur moeten opschorten vanwege een ribbreuk.
Kort nadat verdachte [benadeelde 2] met een mes had gestoken, heeft hij ook met een mes op [benadeelde 1] ingestoken. [benadeelde 1] werd daarbij geraakt in zijn hoofd, nek, hals, linker schouder en linker hand tot in de spier. Volgens [benadeelde 2] was verdachte als een soort dier bezig toen hij op [benadeelde 1] aan het insteken was. [benadeelde 1] heeft door de kracht van het steken onder meer een breuk in een halswervel opgelopen. In zijn slachtofferverklaring heeft [benadeelde 1] beschreven dat hij nog elke dag pijn aan zijn hand heeft. Hij moet voor zijn hand twee keer per week naar een fysiotherapeut, waar met een pomp aan de littekens op zijn hand wordt getrokken, hetgeen pijnlijk doch noodzakelijk is. Verder herinneren de vele zichtbare littekens hem aan de steekpartij.
Met de bewezen geachte gedragingen heeft verdachte grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en gezondheid van beide slachtoffers.
Daarnaast hebben de bewezen geachte feiten een grote impact gehad op de studentengemeenschap in Utrecht. De feiten hebben plaatsgevonden nadat zowel de slachtoffers als verdachte een avond bij studentenvereniging Veritas te Utrecht waren geweest. De steekpartij vond plaats bij een complex met studentenwoningen in Utrecht.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 mei 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld;
- het rapport pro justitia van 24 juni 2016, opgemaakt door S.A. Moonen, gz-psycholoog;
- het rapport pro justitia van 24 juni 2016, opgemaakt door C.J. van Gestel, psychiater;
- een reclasseringsadvies, onderzoek TBS met voorwaarden, van 6 juli 2016, opgemaakt door C. Grau, reclasseringswerker.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat de feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend, zoals in de rapporten van S.A. Moonen en C.J. van Gestel onder punt 6 verwoord.
C.J. van Gestel schrijft in zijn rapport van 24 juni 2016 dat het door de dysthymie en persoonlijkheidsstoornis verstarde gedragspatroon van verdachte een grote kans geeft op opnieuw vastlopen en afgewezen worden. Dit kan weer voeding geven aan suïcidale impulsen en juist deze zijn nu tweemaal geculmineerd in een impulsdoorbraak, de eerste met schade voor verdachte zelf, de tweede met schade voor anderen. De frequentie van impulsdoorbraken acht rapporteur weliswaar laag, maar de gevolgen zijn nu tweemaal groot gebleken. Van Gestel stelt daarom vast dat het risico van recidive hoog is.
Van Gestel acht het noodzakelijk dat verdachte, gezien de nog niet goed verklaarde extreme agressie, aanvankelijk klinisch wordt behandeld, zodat zijn stabilisatie goed gemonitord kan worden. Als deze vastgesteld is, kan het traject ambulant voortgezet worden met als doelen het verminderen van klachten en symptomen, alsook het kiezen van een levensinvulling die beter past bij de nu bestaande beperkingen van verdachte. Omdat dit een langdurig traject zal betreffen en het recidiverisico nu hoog wordt ingeschat, zal dit traject geborgd moeten worden door een terbeschikkingstelling waarbij de dwangverpleging onder voorwaarden kan worden opgeschort, aldus Van Gestel.
In het rapport van 24 juni 2016 schrijft S.A. Moonen dat vanuit de problematiek van verdachte meerdere factoren aan te wijzen zijn die van belang zijn voor de kans op herhaling. Verdachte is somber, loopt in het sociale verkeer voortdurend tegen frustraties aan, is subassertief en ontwijkend in zijn gedrag en er is sprake van agressiegeremdheid/afsplitsing van agressie. De problematische aspecten in de persoonlijkheid en het functioneren van verdachte zijn nauw met elkaar verweven en beïnvloeden elkaar op negatieve wijze. Moonen schat de kans op herhaling van soortgelijke feiten op basis van de gestructureerde risicotaxatie in samenhang met het klinisch oordeel bij ongewijzigde omstandigheden als hoog in.
Bij verdachte is reeds lange tijd sprake van ernstige problematiek waarvoor in samenhang met de als hoog ingeschatte kans op herhaling van soortgelijke feiten behandeling onverwijld noodzakelijk wordt geacht. Om de noodzakelijk geachte behandeling te borgen en een eventuele, niet ondenkbaar geachte, terugval in motivatie te voorkomen, wordt geadviseerd deze in gedwongen kader te laten plaatsvinden. Moonen adviseert dat vanwege de ernst en complexiteit van de problematiek, in samenhang met een hoog recidiverisico en de eerdere ambivalente houding van verdachte en opzichte van behandeling, de behandeling als één van de voorwaarden bij een TBS met voorwaarden wordt opgelegd. Geadviseerd wordt om de behandeling klinisch te starten, teneinde commitment van verdachte te krijgen en vast te houden, waarna op termijn de behandeling ambulant zou kunnen worden voortgezet. De behandeling zal vanwege de aard en complexiteit van de verweven problematiek naar verwachting van lange duur zijn, aldus Moonen.
C. Grau heeft in het reclasseringsadvies van 6 juli 2016 geschreven dat de reclassering zich kan vinden in het door de deskundigen van het NIFP voorgestelde kader van TBS met voorwaarden. De reclassering kan toezicht houden op het naleven van de voorwaarden.
Gelet op de inhoud van genoemde rapporten en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een terbeschikkingstelling noodzakelijk is.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op de gepleegde misdrijven is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist die maatregel.
De rechtbank zal ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen voorwaarden stellen die het gedrag van verdachte betreffen. Met inachtneming van het reclasseringsadvies, onderzoek TBS met voorwaarden, van 6 juli 2016, opgemaakt door reclasseringswerker C. Grau, dienen naar het oordeel van de rechtbank de volgende voorwaarden worden opgelegd:
verdachte onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten;
verdachte stelt zich onder toezicht van Reclassering Nederland en houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die door of namens de reclassering aan hem worden gegeven. Verdachte zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor de reclassering en zijn behandelaren;
verdachte werkt mee aan een klinische opname op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling in een forensische ggz-instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ en houdt zich aldaar aan de behandelafspraken;
verdachte werkt mee aan ambulante behandeling na de klinische opname bij een nader te bepalen forensische ggz-instelling, indien de reclassering dit nodig acht;
verdachte werkt mee aan (ambulant) forensisch psychiatrisch toezicht bij een nader te bepalen instelling, ook als dit inhoudt een time-out opname voor een periode van maximaal twee keer 7 weken;
verdachte wordt verboden contact te (laten) leggen met [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ;
verdachte wordt verboden om zich binnen een straal van drie kilometer te bevinden van de Kromme Nieuwe Gracht (adres studentenvereniging Veritas) te Utrecht, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. Over de noodzakelijkheid van voortduring van deze voorwaarde, en/of elektronische controle daarvan, zal door de reclassering periodiek overlegd worden met opdrachtgever;
verdachte geeft openheid over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties. Hij verleent toestemming tot contactopname met zijn vrienden en eventueel toekomstige nieuwe relatie(s);
verdachte zet zich in voor een adequate, door de reclassering goedgekeurde dagbesteding voor meerdere dagen per week;
verdachte verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
verdachte wordt verboden om alcohol te gebruiken, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte verleent zijn medewerking aan urinecontroles;
verdachte zal niet van adres wijzigen c.q. verhuizen zonder overleg met en toestemming van de reclassering;
verdachte zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven, tenzij en voor zover hem dit in overleg met het openbaar ministerie en de reclassering wordt toegestaan;
verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
verdachte zal medewerking verlenen aan het verstrekken van een pasfoto en het verstrekken van informatie, zoals bedoeld in het kader van het landelijk opgestelde opsporingsbeleid ten aanzien van TBS-gestelden.
Reclasseringswerker D.J. Linthout heeft ter terechtzitting van 13 juli 2016 meegedeeld dat de reclassering zal monitoren of en wanneer de onder 7 opgenomen voorwaarde kan komen te vervallen of worden gewijzigd. Dit is afhankelijk van het verloop van de behandeling van verdachte.
Linthout heeft op 13 juli 2016 voorafgaand aan de terechtzitting telefonisch vernomen dat het NIFP een indicatiestelling voor FPA Roosenburg in Den Dolder heeft afgegeven. FPA Roosenburg heeft hierop nog geen besluit genomen.
Hoewel de verdediging bezwaar maakt tegen het locatieverbod zoals onder voorwaarde 7 vermeld, heeft verdachte zich ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van alle
voorwaarden.
De rechtbank acht het in het belang van de bewegingsvrijheid van de slachtoffers dat het onder voorwaarde 7 opgenomen locatieverbod zal worden opgelegd. Uit de formulering van deze voorwaarde en de toelichting die D.J. Linthout hierop heeft gegeven blijkt dat de reclassering deze voorwaarde gedurende de behandeling van verdachte kan aanpassen.
Naast TBS met voorwaarden zal aan verdachte ook een gevangenisstraf van 3 jaren worden opgelegd. De bewezen geachte feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan zijn dermate ernstig dat een gevangenisstraf van deze duur passend is. Mede gelet op de persoon van de verdachte komt de rechtbank tot een lagere straf dan de 4 jaar gevangenisstraf zoals door de officier van justitie geëist.

8.Benadeelde partijen

8.1
Benadeelde partij [benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 14.963,64. Dit bedrag bestaat uit € 7.463,64 materiële schade en € 7.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering voor zowel het materiële als immateriële deel voldoende onderbouwd en toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente. Hij verzoekt de rechtbank ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
Eigen risico
De verdediging heeft betoogd dat thans nog niet kan worden vastgesteld dat het handelen waarvoor verdachte aansprakelijk mocht zijn, deze schadepost geheel heeft veroorzaakt. Volgens de verdediging valt niet uit te sluiten dat de benadeelde partij later in het kalenderjaar nog medische kosten zal maken die met het gebeuren op 2 maart 2016 niets te maken hebben en die, wanneer het eigen risico niet reeds ten gevolge van de gebeurtenissen op 2 maart 2016 zou zijn aangesproken, dat eigen risico zouden hebben aangesproken. De vordering dient daarom op dit punt niet ontvankelijk te worden verklaard volgens de verdediging.
Littekencorrectie
Met betrekking tot de offerte van Bergman Clinics heeft de verdediging aangevoerd dat een substantieel deel van deze offerte, te weten een bedrag van € 1.625,00, ziet op een littekencorrectie waarvan in de offerte wordt vermeld dat dit een eventuele vervolgbehandeling is. De raadsman leidt hieruit af dat op dit moment niet duidelijk is of deze behandeling nodig en mogelijk is. De vordering dient daarom op dit punt niet ontvankelijk te worden verklaard.
Haartransplantatie
De offerte voor haartransplantatie vermeldt dat niet zeker is of een haartransplantatie tot de mogelijkheden behoort. De vordering voor deze kosten dient daarom niet ontvankelijk te worden verklaard.
Reiskosten Milaan
De reiskosten vanuit Milaan staan volgens de verdediging niet in causaal verband tot het ten laste gelegde. Deze kosten zijn het gevolg van de keus van de benadeelde partij om op de zittingsdatum op vakantie te zijn. De vordering dient op dit punt te worden afgewezen, aldus de raadsman.
Gederfd inkomen
De raadsman heeft aangevoerd dat uit de toelichting van mr. T.C. Cooman ter terechtzitting van 13 juli 2016 blijkt dat de benadeelde partij niet heeft geprobeerd deze schade te beperken. Hij heeft zich niet ziek gemeld bij zijn werkgever. Hierdoor loopt hij uitbetaling van 70% van zijn inkomen gedurende het eerste jaar mis. Deze schadepost moet daarom niet ontvankelijk worden verklaard.
Subsidiair dient de vordering te worden beperkt tot 30% van het gevorderde bedrag omdat de overige 70% behoort bij de kosten die de benadeelde partij bij zijn werkgever had kunnen verhalen.
Studievertraging
De raadsman heeft aangevoerd dat maximaal de helft van het gevorderde jaar collegegeld kan worden toegewezen omdat de benadeelde partij blijkens de toelichting van mr. T.C. Cooman ter terechtzitting een half jaar studievertraging heeft gehad. Dit deel van de vordering kan alleen worden toegewezen indien er een causaal verband bestaat tussen de studievertraging en het ten laste gelegde.
Immateriële schade
De raadsman heeft de rechtbank verzocht het toe te kennen bedrag aan immateriële schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 3.500,00. Hij heeft daartoe verwezen naar de volgende uitspraken: ECLI:NL:RBNHO:2015:4125, ECLI:NL:RBSGR:2009:BK4691 en ECLI:NL:RBDHA:2015:7825.
Oordeel van de rechtbank
Eigen risico
De verdediging verweert zich ter zake van deze schadepost met de leer van de hypothetische of dubbele veroorzaking. Dit verweer wordt verworpen omdat het geen steun vindt in het recht (HR 26 mei 1944, NJ 1944/429 (hypothetische veroorzaking), HR 23 juni 1987, ECLI:NL:HR:1989:AD0832 (dubbele veroorzaking)). De rechtbank zal deze post van
€ 385,- toewijzen.
Littekencorrectie
Op grond van de prijsopgaaf van Bergman Clinics die bij de vordering van de benadeelde partij is gevoegd staat onvoldoende vast dat een littekencorrectie daadwerkelijk zal volgen. Om die reden zal de vordering van een bedrag van € 1.625,00 van deze post niet ontvankelijk worden verklaard.
Haartransplantatie
Uit de offerte voor haartransplantatie blijkt niet dat medisch is vastgesteld dat een dergelijke behandeling mogelijk is. Om die reden zal de rechtbank de vordering van de kosten die hiervoor zijn opgevoerd niet ontvankelijk verklaren.
Gederfd inkomen
Op de benadeelde partij ligt – daargelaten of de mogelijkheid er is – niet de (schadebeperkings)verplichting om bij zijn werkgever aanspraak op ziektegeld te maken. De rechtbank verwerpt daarom het verweer en zal het gevorderde bedrag dat ziet op derving van arbeidsinkomsten toewijzen.
Studievertraging
Mr. T.C. Cooman heeft ter terechtzitting van 13 juli 2016 meegedeeld dat de benadeelde partij een half jaar studievertraging heeft opgelopen als gevolg van het ten laste gelegde feit. De rechtbank zal daarom de helft van het gevorderde bedrag (een jaar collegegeld) voor deze post toewijzen. De vordering zal voor de overige € 992,00 niet ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
In de uitspraken waarnaar de raadsman heeft verwezen gaat het niet om vergelijkbare zaken wat betreft onder meer de ernst van het letsel. In de onderhavige zaak is sprake van ernstiger letsel.
De rechtbank waardeert de immateriële schade op € 5.000,00.
Proceskosten (reiskosten Milaan)
De rechtbank kwalificeert de reiskosten vanuit Milaan als proceskosten. Nu niet aan verdachte te wijten is dat de benadeelde partij op vakantie was op de zittingsdatum van 13 juli 2016, zal de rechtbank de vordering op dit punt niet ontvankelijk verklaren.
Gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
De schade voor zover die betrekking heeft op een deel van de gevorderde schadeposten ter hoogte van in totaal € 8.516,66 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 maart 2016 tot de dag van volledige betaling.
De toe te wijzen schadeposten:
- ziekenhuisdaggeldvergoeding € 56,00
- verbruik eigen risico € 385,00
- niet vergoede handtherapie € 105,00
- materiaal fysiotherapie € 18,39
- cortisone injecties € 1.000,00
- kledingkosten € 211,57
- reiskosten (Nederland) € 92,85
- telefoon-/ porto-/ kopieerkosten € 30,00
- kosten sportschool € 50,85
- derving arbeidsinkomsten € 575,00
- studievertraging € 992,00
- immateriële schade € 5.000,00
------------- +
Totaal € 8.516,66
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat meerdere een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 8.516,66, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 maart 2016 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 77 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
8.2
Benadeelde partij [benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 21.791,66. Dit bedrag bestaat uit € 9.291,66 materiële schade en € 12.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. Zij heeft verder
€ 2.117,00 aan proceskosten gevorderd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering voor zowel het materiële als immateriële deel toewijsbaar tot de volgende bedragen:
- kleding en telefoon € 449,00
- medische kosten € 1.000,00
- inkomstenderving € 1.000,00
- reiskosten Den Haag-Utrecht € 244,40
- verhuiskosten € 500,00
- immateriële schade € 7.500,00
-------------- +
Totaal € 10.693,40
Het totaalbedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie verzoekt de rechtbank ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
Telefoonkosten
Het bedrag van € 75,00 aan telefoonkosten betreffen kosten van de ouders van de benadeelde partij. Volgens de verdediging is hiermee geen sprake van rechtstreekse schade van de benadeelde partij zodat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Verhuiskosten
Primair verzoekt de raadsman de rechtbank om de vordering ten aanzien van de verhuiskosten niet ontvankelijk te verklaren omdat deze posten geen rechtstreekse schade als gevolg van het ten laste gelegde zijn.
Voor het geval de rechtbank hierover anders mocht oordelen heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
De post ‘verhuiskosten inzet auto’ is op geen enkele wijze gespecificeerd. Het is niet inzichtelijk gemaakt hoe tot het schadebedrag van € 80,00 is gekomen.
De parkeerkosten zijn gemaakt door [B] , niet zijnde de benadeelde partij. Hiermee is geen sprake van schade die in rechtstreeks verband staat tot het ten laste gelegde. Deze kosten moeten daarom niet ontvankelijk worden verklaard.
De post ‘verhuiskosten inhuiskosten en schoonmaak’ is volgens de verdediging onvoldoende gespecificeerd om voor toewijzing in aanmerking te komen. De vordering zal voor dit deel niet ontvankelijk moeten worden verklaard.
De benadeelde partij heeft ervoor gekozen om de rolgordijnen en laminaat achter te laten. Deze schade is het gevolg van de keus van de benadeelde partij en niet van het ten laste gelegde. Mr. H.C.M. Kortman heeft ter terechtzitting van 13 juli 2016 meegedeeld dat de benadeelde partij voor de overname van deze spullen een bedrag van € 70,00 heeft ontvangen. Dit bedrag dient in ieder geval van het gevorderde bedrag te worden afgetrokken, aldus de verdediging.
Overbodig duikmaterieel
Het opgevoerde bedrag aan overbodig duikmaterieel betreft geen schade aangezien er geen kosten zijn gemaakt, goederen teniet zijn gegaan of inkomsten zijn gederfd. De goederen kunnen desgewenst worden verkocht tegen de waarde die zij thans hebben. De raadsman verzoekt de rechtbank om deze post af te wijzen.
Reiskosten
De reiskosten betreffen kosten van de ouders van de benadeelde partij en kunnen daarom niet als rechtstreekse schade van de benadeelde partij worden opgevoerd.
Overleg advocaat en bijwonen zitting
Deze kosten zijn volgens de verdediging onvoldoende gespecificeerd om voor vergoeding in aanmerking te komen. De raadsman vermoedt dat een bedrag van € 52,00 een bedrag aan reiskosten van de ouders van de benadeelde partij betreffen nu dit bedrag niet logisch is voor een reis vanuit [woonplaats] (de woonplaats van de benadeelde partij) naar de rechtbank in Utrecht.
Derving werkinkomsten
Het gevorderde bedrag van € 1.000,00 is niet gebaseerd op een berekening. Uit de stukken blijkt dat de benadeelde partij wordt doorbetaald nu zij is ziekgemeld. De stelling dat de benadeelde partij tot januari 2017 arbeidsongeschikt is, is onaannemelijk en onvoldoende onderbouwd met stukken.
Indien de rechtbank een causaal verband tussen arbeidsverzuim en het ten laste gelegde bewezen acht, dient het bedrag niet ontvankelijk te worden verklaard voor zover dit boven een bedrag van € 400,00 komt. De raadsman wijst daarbij op de inhoud van de medische verklaring dat bij de benadeelde partij sprake is van genezing tussen zes en twaalf weken. Niet aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij nog lange tijd niet in staat zal zijn tot het verrichten van werkzaamheden als direct gevolg van het ten laste gelegde.
Eigen risico
De vordering ten aanzien van het eigen risico is niet onderbouwd met stukken. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat het om het wettelijk eigen risico van € 385,00 gaat. Het is de raadsman onduidelijk hoe tot het gevorderde bedrag van € 1.000,00 is gekomen. Uit de vordering blijkt ook niet waarom deze zich uitstrekt over twee jaren.
Verder heeft de verdediging betoogd dat nog niet kan worden vastgesteld dat het handelen waarvoor verdachte aansprakelijk mocht zijn, deze schadepost geheel heeft veroorzaakt. Volgens de verdediging valt niet uit te sluiten dat de benadeelde partij later in het kalenderjaar nog medische kosten zal maken die met het gebeuren op 2 maart 2016 niets te maken hebben en die, wanneer het eigen risico niet reeds ten gevolge van de gebeurtenissen op 2 maart 2016 zou zijn aangesproken, dat eigen risico zouden hebben aangesproken. De vordering dient daarom op dit punt niet ontvankelijk te worden verklaard volgens de verdediging.
Plastische chirurgie
De raadsman kan uit de vordering niet opmaken dat plastische chirurgie nodig is of zal zijn. Het gaat om mogelijke toekomstige kosten die thans niet voor vergoeding in aanmerking komen. Op dit moment is onvoldoende reden om aan te nemen dat in een later stadium kosten voor plastische chirurgie moeten worden gemaakt. Verder is de vordering ter zake van deze kosten is op geen enkele wijze onderbouwd met een offerte of een professionele inschatting van eventuele kosten. Dit punt van de vordering dient dan ook niet ontvankelijk te worden verklaard.
Niet gedekte ziektekosten
Deze kosten zijn niet gespecificeerd en komen thans niet voor toewijzing in aanmerking, aldus de raadsman. De vordering dient wat deze schadepost betreft niet ontvankelijk te worden verklaard.
Immateriële schade
De raadsman heeft de rechtbank verzocht het toe te kennen bedrag aan immateriële schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 3.500,00. Hij heeft daartoe verwezen naar de volgende uitspraken: ECLI:NL:RBNHO:2015:4125, ECLI:NL:RBSGR:2009:BK4691 en ECLI:NL:RBDHA:2015:7825.
Proceskosten
De raadsman verzoekt de rechtbank om de benadeelde partij te veroordelen in de gevorderde kosten voor rechtsbijstand dan wel deze kosten te compenseren nu volgens de raadsman een groot deel van de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard.
Verder merkt de verdediging op dat de kosten voor rechtsbijstand voor rekening van Achmea Rechtsbijstand komen zodat deze kosten nihil zijn voor de benadeelde partij.
Indien de rechtbank wel tot vergoeding van advocaatkosten komt, dient deze te worden gematigd omdat de gevorderde kosten in geen verhouding staan tot de in deze procedure te verrichten werkzaamheden.
Oordeel van de rechtbank
Telefoonkosten
Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de telefoonkosten geen schade van de benadeelde partij zelf betreffen. De vordering zal daarom op dit punt niet ontvankelijk worden verklaard.
Verhuiskosten
Verhuiskosten zijn een rechtstreeks gevolg van het strafbare feit.
De benadeelde partij heeft een bedrag gevorderd van € 150,00 in verband met het achterlaten van rolgordijnen en een bedrag van € 300,00 wegens achtergelaten laminaat (totaal € 450,00). Uit de toelichting van mr. H.C.M. Kortman ter terechtzitting van 13 juli 2016 blijkt dat de benadeelde partij een bedrag van € 70,00 heeft ontvangen als overnamekosten voor de rolgordijnen en het laminaat. Gelet hierop zal de rechtbank een bedrag van € 380,00 toewijzen in verband met het achterlaten van rolgordijnen en laminaat.
De vordering zal wat betreft de overige opgevoerde verhuiskosten niet ontvankelijk worden verklaard om de volgende redenen.
De posten ‘verhuiskosten inzet auto’ en ‘verhuiskosten inhuiskosten en schoonmaak’ zijn niet onderbouwd.
De parkeerkosten zijn niet gemaakt door de benadeelde partij zodat geen sprake is van een rechtstreeks verband tussen deze schade en het ten laste gelegde.
Overbodig duikmaterieel
De kosten wegens overbodig duikmaterieel is niet onderbouwd. Om deze reden zal de vordering met betrekking tot deze post niet ontvankelijk worden verklaard.
Reiskosten, kosten overleg advocaat en bijwonen zitting
De vordering van de benadeelde partij zal wat betreft deze kosten niet ontvankelijk worden verklaard omdat niet uit de stukken blijkt dat dit schade is die de benadeelde partij zelf heeft geleden of zal lijden.
Derving werkinkomsten
De rechtbank acht aannemelijk dat de benadeelde partij gedurende vijf maanden niet haar werk als ski-instructeur heeft kunnen verrichten/zal kunnen verrichten als gevolg van het ten laste gelegde. Voor het meerdere bestaat daarover op dit moment onvoldoende duidelijkheid. De benadeelde partij heeft, gelet op haar loonstroken, een bedrag van gemiddeld ongeveer € 100,00 per maand minder ontvangen sinds zij zich heeft ziekgemeld. De rechtbank zal daarom een bedrag van € 500,00 toewijzen in verband met deze post. Het overige deel van het gevorderde bedrag wegens derving inkomsten zal niet ontvankelijk worden verklaard.
Eigen risico
Mr. H.C.M. Kortman heeft ter terechtzitting van 13 juli 2016 meegedeeld dat het eigen risico van € 385,00 in 2016 direct is aangesproken met het vervoer van de benadeelde partij in een ambulance en haar verblijf in het ziekenhuis. Hier leidt de rechtbank uit af dat dit niet eerder in het kalenderjaar is gebeurd. De rechtbank verwerpt het door de verdediging gevoerde verweer van hypothetische of dubbele causaliteit (zie daarover de overweging van de rechtbank over ditzelfde onderwerp bij benadeelde partij [benadeelde 1] ). Gelet hierop zal de rechtbank een bedrag van € 385,00 toewijzen wegens het eigen risico voor de ziektekostenverzekering van de benadeelde partij voor het kalenderjaar 2016. De vordering wegens eigen risico zal voor het overige niet ontvankelijk worden verklaard.
Duurder zorgpakket
De kosten wegens een duurder zorgpakket zijn niet onderbouwd. Deze vordering zal daarom wat betreft deze kosten niet ontvankelijk worden verklaard.
Plastische chirurgie
De kosten wegens plastische chirurgie zijn niet onderbouwd. De benadeelde partij heeft ook niet aangetoond dat deze kosten niet vergoed zullen worden door haar ziektekostenverzekering. Gelet hierop zal de vordering op dit punt dan ook niet ontvankelijk worden verklaard.
Longarts onderzoek duikmogelijkheden
Het bedrag van deze kosten is niet onderbouwd. De vordering zal wat betreft deze kosten daarom niet ontvankelijk worden verklaard.
Niet gedekte ziektekosten
Deze kosten zijn niet gespecificeerd waardoor het onduidelijk is waarop deze kosten zien. Gelet hierop zal de vordering wat betreft niet gedekte ziektekosten niet ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
De uitspraken waar de raadsman naar heeft verwezen zijn geen vergelijkbare zaken wat betreft onder meer ernst van het letsel. In de onderhavige zaak is sprake van ernstiger letsel.
De rechtbank waardeert de immateriële schade op € 5.000,00.
Proceskosten
Mr. H.C.M. Kortman heeft de kosten wegens rechtsbijstand verhaald bij Stichting Achmea Rechtsbijstand. De rechtbank leidt hieruit af dat de benadeelde partij geen schade heeft gehad wegens rechtsbijstand. De vordering zal op dit punt niet ontvankelijk worden verklaard.
Gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
De schade voor zover die betrekking heeft op een deel van de gevorderde schadeposten ter hoogte van in totaal € 6.639,00 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 maart 2016 tot de dag van volledige betaling.
De toe te wijzen schadeposten:
- nieuwe jas € 99,00
- nieuwe trui € 45,00
- nieuwe broek € 60,00
- nieuwe schoenen € 130,00
- nieuwe bh € 40,00
- achtergelaten rolgordijnen en laminaat € 380,00
- derving werkinkomsten € 500,00
- eigen risico € 385,00
- immateriële schade € 5.000,00
------------- +
Totaal € 6.639,00
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor het meerdere een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 6.639,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 maart 2016 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 68 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14d, 24c, 36f, 38, 38a, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder 1 impliciet primair en onder 2 impliciet primair ten laste gelegde zinsnede “met voorbedachten rade” niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.3.3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feiten 1 en 2:
Telkens:
Poging tot doodslag.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de voorwaarden dat de veroordeelde:
zich onthoudt van het plegen van strafbare feiten;
zich onder toezicht stelt van Reclassering Nederland en zich houdt aan de voorschriften en aanwijzingen die door of namens de reclassering aan hem worden gegeven. Veroordeelde zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor de reclassering en zijn behandelaren;
meewerkt aan een klinische opname op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling in een forensische ggz-instelling, zulks ter beoordeling van het
NIFP-IFZ en houdt zich aldaar aan de behandelafspraken;
4. meewerkt aan ambulante behandeling na de klinische opname bij een nader te bepalen forensische ggz-instelling, indien de reclassering dit nodig acht;
5. meewerkt aan (ambulant) forensisch psychiatrisch toezicht bij een nader te bepalen instelling, ook als dit inhoudt een time-out opname voor een periode van maximaal twee keer 7 weken;
6. wordt verboden contact te (laten) leggen met [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ;
7. wordt verboden om zich binnen een straal van drie kilometer te bevinden van de Kromme Nieuwe Gracht (adres studentenvereniging Veritas) te Utrecht, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. Over de noodzakelijkheid van voortduring van deze voorwaarde, en/of elektronische controle daarvan, zal door de reclassering periodiek overlegd worden met opdrachtgever;
8. openheid geeft over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties. Hij verleent toestemming tot contactopname met zijn vrienden en eventueel toekomstige nieuwe relatie(s);
9. zich inzet voor een adequate, door de reclassering goedgekeurde dagbesteding voor meerdere dagen per week;
10. de reclassering zicht verschaft op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding en de reclassering toestemming verleent om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
11. wordt verboden om alcohol te gebruiken, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde verleent zijn medewerking aan urinecontroles;
12. niet van adres zal wijzigen c.q. verhuizen zonder overleg met en toestemming van de reclassering;
13. zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland zal begeven, tenzij en voor zover hem dit in overleg met het openbaar ministerie en de reclassering wordt toegestaan;
14. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
15. medewerking zal verlenen aan het verstrekken van een pasfoto en het verstrekken van informatie, zoals bedoeld in het kader van het landelijk opgestelde opsporingsbeleid ten aanzien van TBS-gestelden.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 8.516,66 (zegge achtduizend vijfhonderdzestien euro en zesenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2016 tot de dag van volledige betaling.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] , € 8.516,66 (zegge achtduizend vijfhonderdzestien euro en zesenzestig cent) aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 77 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 6.639,00 (zegge zesduizend zeshonderdnegenendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2016 tot de dag van volledige betaling.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] , € 6.639,00 (zegge zesduizend zeshonderdnegenendertig euro) aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 68 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Ebbens, voorzitter,
mrs. G.A. Bos en J.W. Frieling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juli 2016.
Mr. G.A. Bos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 2 maart 2016 in de gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk al dan niet met voorbedachten rade [benadeelde 1] van het leven te beroven, die [benadeelde 1] met een mes, althans een scherp voorwerp, één of meermalen in het hoofd en/of de (linker)schouder en/of de hals en/of de (linker)hand heeft gestoken en/of gesneden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op of omstreeks 2 maart 2016 in de gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk al dan niet met voorbedachten rade [benadeelde 2] van het leven te beroven, met een mes, althans een scherp voorwerp, die [benadeelde 2] één of meermalen in de rug en/of de schouder heeft gestoken en/of gesneden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt hierbij verwezen naar een bijlage bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie Midden-Nederland, nummer 2016065377, van 6 mei 2016, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 371.
2.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 40.
3.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , doorgenummerde pagina 75.
4.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , doorgenummerde pagina 74
5.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de politie Midden-Nederland, nummer PL0900-2016065377-1, van 3 maart 2016, doorgenummerde pagina 34 (proces-verbaal voorgeleiding).
6.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 39.
7.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de politie Midden-Nederland, nummer PL0900-2016065377-1, van 3 maart 2016, doorgenummerde pagina 35 (proces-verbaal voorgeleiding).
8.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 39.
9.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de politie Midden-Nederland, nummer PL0900-2016065377-1, van 3 maart 2016, doorgenummerde pagina 38 (proces-verbaal voorgeleiding).
10.Een geschrift, inhoudende een geneeskundige verklaring betreffende [benadeelde 1] , doorgenummerde pagina 81.
11.Een geschrift, inhoudende een geneeskundige verklaring betreffende [benadeelde 2] , doorgenummerde pagina 73.
12.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, doorgenummerde pagina 363
13.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 34.
14.Proces-verbaal van doorzoeking te inbeslagneming, doorgenummerde pagina 333.
15.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de politie Midden-Nederland, nummer 2016065377, van 11 juli 2016, doorgenummerde pagina 374 (proces-verbaal aanvulling op einddossier).
16.Een geschrift, inhoudende een rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident in Utrecht op 2 maart 2016, zaaknummer 2016.03.21.064, (aanvraag 002, 004, 005 en 006), van 1 juni 2016, pagina 2.
17.Een geschrift, inhoudende een rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident in Utrecht op 2 maart 2016, zaaknummer 2016.03.21.064, (aanvraag 002, 004, 005 en 006), van 1 juni 2016, pagina’s 2 en 3.