ECLI:NL:RBNHO:2015:4125

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 april 2015
Publicatiedatum
20 mei 2015
Zaaknummer
15/810010-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag, bedreiging en vernieling in IJmuiden

Op 21 april 2015 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 januari 2015 in IJmuiden meerdere strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van poging tot doodslag, bedreiging en vernieling. Tijdens de openbare terechtzitting op 7 april 2015 heeft de officier van justitie, mr. M.E. van der Plas, de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.E. Bauduin. De tenlastelegging omvatte vier feiten: de poging om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, bedreiging met een vuurwapen en het vernielen van een auto van [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte met een mes herhaaldelijk op de slachtoffers had ingestoken, wat leidde tot verwondingen die medische behandeling vereisten. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van de slachtoffers, en verwierp het verweer van de verdediging dat er geen sprake was van opzet. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf op van dertig maanden, waarvan twaalf maanden onvoorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers. Tevens werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810010-15 (P)
Uitspraakdatum: 21 april 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 april 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Haarlem, te Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.E. van der Plas, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.E. Bauduin, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 10 januari 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen (met kracht) met een mes in haar rug en/of rechterbeen en/of rechterbil en/of rechterarm en/of elders in het lichaam heeft gestoken en/of heeft gesneden en/of (met kracht) met gebalde vuist meermalen in het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op of omstreeks 10 januari 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen met een mes in haar arm en/of elders in het lichaam heeft gestoken en/of heeft gesneden en/of een of meermalen (met kracht) met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
hij op of omstreeks 10 januari 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond en /of voorgehouden en/of tegen het hoofd gezet en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (hierbij) dreigend toegevoegd: "Jij gaat als eerste" en/of "Ik liquideer jou eerst" althans soortgelijke dreigende woorden;
Feit 4
hij op of omstreeks 10 januari 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto merk Peugeot 107 (kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, met een mes één of twee banden kapot gestoken en/of lek gestoken en/of met een mes de bekleding van één of twee stoelen beschadigd en/of kapot gestoken en/of met een mes de bekleding/binnenkant van de (passagiers)deur beschadigd en/of kapot gestoken en/of met een mes de lak op verschillende plaatsen beschadigd. ;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het opzet van verdachte niet gericht is geweest op de dood van de slachtoffers. De verwondingen die de slachtoffers waren toegebracht, waren immers van een dusdanige aard, dat ze geen aanmerkelijke kans op de dood konden opleveren. De slachtoffers waren niet op vitale delen van hun lichaam geraakt en de wonden waren slechts oppervlakkig.
Ook van voorwaardelijk opzet op de dood van de slachtoffers kan geen sprake zijn. Er kan immers niet worden vastgesteld dat verdachte door zijn handelen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de dood zou kunnen volgen en dat hij de gevolgen van zijn handelen op de koop toe zou nemen.
Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van de poging tot doodslag.
Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit dat er geen sprake is van een (gecompliceerde) breuk of schade aan vitale organen. Er was bovendien geen aanleiding om de slachtoffers in het ziekenhuis op te nemen en/of te opereren. Van blijvend letsel of beperkingen ten gevolge van het incident is geen sprake. Derhalve is er ook onvoldoende bewijs voor de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en dient verdachte ook hiervan te worden vrijgesproken. Verdachte heeft de ten laste gelegde bedreigende woorden niet uitgesproken. Verdachte heeft de banden van de auto wel lek gestoken.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Op 10 januari 2015, omstreeks 1:00 uur, werd [slachtoffer 2] in de taxi op weg naar huis gebeld door [getuige 1] met de mededeling dat haar zus, [slachtoffer 1], en de ex-vriend van haar zus, [verdachte] (hierna te noemen: verdachte), op straat ruzie aan het maken waren bij de moskee bij de rotonde in IJmuiden (gemeente Velsen). [2] Zij heeft de taxichauffeur vervolgens opdracht gegeven om direct naar de betreffende rotonde te gaan en heeft daar verdachte aangetroffen. Op de vraag waar haar zus was gebleven, begon verdachte haar te bedreigen met woorden als: “Ik liquideer jou als eerste, ik pak jou eerst”. Hij heeft haar vervolgens een vuurwapen bij zijn broeksband getoond en heeft het wapen uit zijn broeksband gehaald. Verdachte heeft daarna het vuurwapen op [slachtoffer 2] gericht en heeft gezegd: “Jij gaat als eerste”. Op dat moment kwam haar zusje, [slachtoffer 1], achter een flat vandaan naar haar toe. [3]
Verdachte heeft [slachtoffer 1] vervolgens van achteren vastgegrepen met zijn arm om haar nek en heeft dreigend en scheldend het vuurwapen tegen de zijkant van haar hoofd geplaatst. Daarna richtte hij het wapen op het hoofd van haar zus. [4]
Kort daarop is de politie langsgekomen en heeft gevraagd wat er aan de hand was. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben de agenten uit angst niet laten merken dat er iets aan de hand was. Verdachte heeft niets laten merken, heeft afscheid genomen en is weggegaan. [5]
Nadat de politie was vertrokken, zijn de zussen snel weggerend in de richting van het Pleiadenplantsoen, alwaar de auto (een Peugeot 107 met kenteken [kenteken]) [6] van [slachtoffer 2] geparkeerd stond. Toen zij bij de auto waren aangekomen, zagen zij verdachte aan komen rennen. De zussen zijn snel in de auto gestapt, [slachtoffer 2] op de bestuurdersstoel en [slachtoffer 1] aan de passagierskant. Het lukte [slachtoffer 1] echter niet haar portierdeur tijdig op slot te doen waardoor verdachte in staat was de portierdeur weer open te trekken. Hij begon vervolgens op [slachtoffer 1] in te slaan met zijn vuist, waarbij hij haar gezicht twee of drie keer heeft geraakt. [7] Daarna zag zij een mes in zijn handen. Verdachte probeerde haar met het mes in haar gezicht te raken. [8] Uit reactie is zij weggedoken in de richting van haar zus, die haar armen om haar hoofd en nek heeft geslagen om haar te beschermen. Verdachte begon gelijk met het mes op hen in te hakken, waarbij hij [slachtoffer 1] op haar rechterbil, rechterbeen, de rechterkant van haar rug en haar rechterarm heeft gesneden. Ook haar zus heeft snijwonden aan haar arm. Op een gegeven moment stopte verdachte met het snijden en heeft [slachtoffer 1] de portierdeur dicht kunnen trekken en op slot kunnen doen. Verdachte stak vervolgens met het mes twee banden lek aan de rechterzijde van de auto. De zussen zijn daarna direct weggereden. [9] Later zijn zij naar het ziekenhuis gebracht om te worden behandeld aan hun verwondingen. [10]
3.4.
Bewijsoverweging
Anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat er met betrekking tot de feiten 1 en 2 sprake is van poging tot doodslag. Door met een mes herhaaldelijk met kracht in een beperkte ruimte, zoals die bij de voorstoelen van een auto, waar de slachtoffers zich niet aan de messteken kunnen onttrekken, op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in te steken, waarbij verdachte tevens heeft getracht om [slachtoffer 1] in het gezicht te raken, heeft hij de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij vitale delen, zoals bijvoorbeeld hals- of polsslagaders, zou raken. De verwondingen die aan de slachtoffers zijn toegebracht, waren van zodanige aard, dat zij beiden naar het ziekenhuis moesten worden gebracht om hun verwondingen te laten hechten. De steekwond in de arm van [slachtoffer 2] was dermate diep, dat deze ook aan de binnenzijde gehecht moest worden.
Indien er op vitale plaatsen van het lichaam door het steken met een mes dergelijke verwondingen worden toegebracht, bestaat het risico dat het slachtoffer dusdanige verwondingen oploopt, dat deze daaraan overlijdt. De rechtbank is derhalve van oordeel dat er sprake is van voorwaardelijk opzet en verwerpt het verweer.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij op 10 januari 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met kracht met een mes in haar rug en rechterbeen en rechterbil en rechterarm heeft gestoken en/of heeft gesneden en met kracht met gebalde vuist meermalen in het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op 10 januari 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een mes in haar arm heeft gestoken en/of heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
hij op 10 januari 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] telkens heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en voorgehouden en/of tegen het hoofd gezet en vervolgens die [slachtoffer 2] hierbij dreigend toegevoegd: "Jij gaat als eerste" en "Ik liquideer jou eerst" althans soortgelijke dreigende woorden;
Feit 4
hij op 10 januari 2015 te IJmuiden, gemeente Velsen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto merk Peugeot 107, kenteken [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft vernield en beschadigd, immers heeft hij, verdachte, met een mes twee banden lek gestoken en met een mes de binnenkant van de passagiersdeur beschadigd.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:poging doodslag
Feit 2:poging doodslag
Feit 3:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 4:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Reclassering Nederland, een contactverbod met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en tevens een locatieverbod tot een straal van 100 meter rondom de adressen gelegen aan het Pleiadenplantsoen 57 te IJmuiden en de Blauwe Zeedistel 32 te IJmuiden.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat die vorderingen in zijn geheel dienen te worden toegewezen, inclusief wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedreigd hen van het leven te beroven met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Nadat de zussen door tussenkomst van de politie in de gelegenheid waren om hem te ontvluchten naar de auto, is hij hen gevolgd tot de plek waar de auto stond geparkeerd. Hij heeft vervolgens, op het moment dat de zussen op het punt stonden weg te rijden, de passagiersdeur van de auto opengetrokken en [slachtoffer 1] met zijn vuist hard in haar gezicht geslagen. Daarna heeft hij een mes getrokken en, volkomen door het lint, op zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] ingestoken en gesneden, waarbij hij [slachtoffer 1] in haar gezicht probeerde te raken. [slachtoffer 2] is als bescherming over haar zus heen gaan hangen. Uiteindelijk heeft verdachte met het mes [slachtoffer 1] in haar arm, been, bil en rug geraakt en [slachtoffer 2] in haar arm. Hierbij heeft verdachte het risico genomen dat hij bij hen een vitaal orgaan zou raken, waardoor het toegebrachte letsel een fatale afloop had kunnen hebben. De verdachte heeft door zijn handelen een uitermate angstige situatie voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] doen ontstaan en heeft op grove wijze inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Het is evident dat een dergelijk feit een grote impact heeft op de slachtoffers. Feiten als de onderhavige rechtvaardigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur.
De rechtbank weegt ten nadele van de verdachte mee dat hij weinig blijk heeft gegeven van inzicht in de ernst van zijn handelen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 2 maart 2015, waaruit blijkt dat hij reeds eerder voor geweldsmisdrijven is veroordeeld;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 23 maart 2015, van C. de Groot, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte aangeeft hulp te willen bij zijn problemen.
De reclassering heeft echter, doordat verdachte zich tot dan toe heeft beroepen op zijn zwijgrecht, verder geen advies uit kunnen brengen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met Reclassering Nederland noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Tevens acht de rechtbank een contactverbod met de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] noodzakelijk. Een dergelijk verbod zal dan ook als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Gelet op het feit dat het om een ernstig misdrijf gaat, waarbij de gezondheid en veiligheid van personen in gevaar is gebracht zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

7.1
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partijheeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 4.223,81ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
  • kledingschade ad € 212,50
  • medische kosten ad € 375,00
  • extra reiskosten ad € 11,31
  • immateriële schade ad € 3.625,00.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten. Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook in zijn geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 en 3 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: poging doodslag en bedreiging) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen.
7.2.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 6.460,53ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
  • medische kosten ad € 526,55
  • kledingschade ad € 149,95
  • reparatiekosten auto ad € 2.159,03
  • immateriële schade ad € 3.625,00.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 1.139,12, bestaande uit medische kosten, kledingschade, reparatiekosten van de voorste rechter passagiersdeur en de vervanging van de rechter voor- en achterband, rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4 bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 2, 3 en 4 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: poging doodslag, bedreiging en vernieling) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank stelt vast dat zij uit de stukken die zich in het dossier bevinden, niet kan opmaken wat er is gebeurd met het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag ad € 920,90. Derhalve kan over dit in beslag genomen geldbedrag door de rechtbank geen beslissing worden genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 45, 57, 285, 287, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.5 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
DERTIG (30) MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
TWAALF (12) MAANDEN nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich met ingang van zijn proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland zo frequent als de reclassering dat nodig acht;
  • zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen en richtlijnen die hem vanuit Reclassering Nederland worden gegeven, zolang als de reclassering dat nodig acht;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, Sr, dat het opgelegde contactverbod dadelijk uitvoerbaar is.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 4.223,81, bestaande uit € 598,81 voor de materiële en
€ 3.625,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 4.223,81, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
tweeënvijftig (52) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 4.764,12,bestaande uit € 1.139,12 voor de materiële en
€ 3.625,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 4.764,12, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
zevenenvijftig (57) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. de Jong, voorzitter,
mr. M. Daalmeijer en mr. B.M.A. Bataille, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 april 2015.
Mr. B.M.A. Bataille is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 10 januari 2015, dossierpagina 039 tot en met 041 (p. 39), het proces-verbaal verhoor [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 31 maart 2015, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 januari 2015, dossierpagina 013 tot en met 016 (p.013).
3.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 10 januari 2015, dossierpagina 039 tot en met 041 (p. 39), het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 31 maart 2015.
4.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 10 januari 2015, dossierpagina 028 tot en met 033 (p. 30), het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], dossierpagina 048 tot en met 049, het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 31 maart 2015.
5.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 10 januari 2015, dossierpagina 039 tot en met 041 (p. 40), het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 10 januari 2015, dossierpagina 028 tot en met 033 (p. 30), het proces-verbaal van bevindingen (eerste melding) d.d. 10 januari 2015, dossierpagina 013 tot en met 016 (p. 14).
6.Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van in beslagneming d.d. 10 januari 2015, dossierpagina 124 tot en met 125.
7.Het proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 10 januari 2015, dossierpagina 039 tot en met 041 (p. 40), het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 10 januari 2015, dossierpagina 028 tot en met 033 (p. 30 tot en met 31), een schriftelijk stuk, te weten fotobijlage letsel [slachtoffer 1], dossierpagina 023 tot en met 027 (p. 024).
8.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 10 januari 2015, dossierpagina 028 tot en met 033 (p. 31), het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 23 maart 2015.
9.Het proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 10 januari 2015, dossierpagina 039 tot en met 041 (p. 40), het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 10 januari 2015, dossierpagina 028 tot en met 033 (p. 30 tot en met 31), het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 23 maart 2015, de verklaring ter terechtzitting van verdachte d.d. 7 april 2015, een schriftelijk stuk te weten medische informatie ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] van het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk d.d. 10 januari 2015 (los opgenomen).
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 januari 2015, dossierpagina 020 tot en met 021, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 januari 2015, dossierpagina 022.