ECLI:NL:RBMNE:2016:3897

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 mei 2016
Publicatiedatum
13 juli 2016
Zaaknummer
16/994028-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele organisatie en valsheid in geschrift binnen SNS Property Finance

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte, werkzaam bij SNS Property Finance, beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder passieve niet-ambtelijke omkoping, valsheid in geschrift, witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij een systeem van omkoping en het opmaken van valse facturen. De verdachte heeft zich laten omkopen door een andere medewerker van SNSPF, waarbij hij een deel van zijn uurtarief afdroeg aan deze medewerker. Dit gebeurde zonder dat de werkgever, SNSPF, hiervan op de hoogte was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte valse facturen heeft opgemaakt en dat hij betrokken was bij het witwassen van geld dat verkregen was uit deze omkoping. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van oplichting en verduistering, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de overige ten laste gelegde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook het belang van integriteit binnen de financiële sector benadrukt, en dat de verdachte door zijn handelen het vertrouwen van SNSPF ernstig heeft geschaad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/994028-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 20 mei 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1975] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 november 2015 (regie), 22, 24 (inhoudelijke behandeling) en 29 maart 2016 (requisitoir), 5 april 2016 (pleidooi, repliek, dupliek en laatste woord verdachte) en 9 mei 2016 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie en van wat verdachte (hierna ook te noemen: [verdachte] ) en de raadslieden, mr. M.G. Pekkeriet en mr. A. Foppen, naar voren hebben gebracht. Omdat mr. Pekkeriet hoofdzakelijk het woord heeft gevoerd, zal in het vonnis worden gesproken over “de raadsvrouw”, waarmee mr. Pekkeriet wordt bedoeld.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting van 22 maart 2016 gewijzigd.
De tenlastelegging zoals gewijzigd is aan dit vonnis gehecht (Bijlage I).
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte -al dan niet samen met anderen- SNS Property Finance BV / SNS Reaal NV heeft opgelicht (feit 1), zich -terwijl hij werkzaam was bij SNS- meermalen heeft laten omkopen (feit 4) en een ander werkzaam zijnde bij SNS heeft omgekocht (feit 2), valse facturen heeft opgemaakt (feit 5) en valse facturen voorhanden heeft gehad (feit 3), zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen (feit 6) en heeft deelgenomen aan een criminele organisatie (feit 7).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en het Openbaar Ministerie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben gevorderd alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
De officieren van justitie hebben een aantal uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren gebracht, die zullen worden besproken bij de bewijsoverwegingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit.
De raadsvrouw heeft een aantal verweren gevoerd, die zullen worden besproken bij de bewijsoverwegingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Niet-ambtelijke omkoping, valsheid in geschrift, witwassen en criminele organisatie
[medeverdachte 1]is sinds 2005 enig aandeelhouder [2] en bestuurder [3] van [bedrijf 1] BV, welke vennootschap enig aandeelhoudster en bestuurster is van [bedrijf 2] BV [4] , beiden gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna respectievelijk: [bedrijf 1] en [bedrijf 2] ).
[bedrijf 3] NV (hierna: [bedrijf 3] ) is op verzoek van [medeverdachte 1] opgericht eind 2010/begin 2011. [bedrijf 3] is gevestigd te [vestigingsplaats] [5] en [medeverdachte 1] is gemachtigd tot de bankrekeningen van [bedrijf 3] . [6]
[medeverdachte 1] is vanaf maart 2010 werkzaam geweest bij SNSPF en op interim basis belast met het aansturen van nationale en internationale equity participaties van SNSPF alsmede het behandelen van andere door de directie van SNSPF te bepalen dossiers, hetgeen met zich mee kan brengen dat (tijdelijk) een functie als bestuurder of commissaris dient te worden vervuld. [7] [medeverdachte 1] noemt zichzelf interim-manager. [8]
Introductie en betalingen externenNadat hij [medeverdachte 1] had aangenomen is [medeverdachte 2] aangenomen bij SNS via [medeverdachte 1] , aldus [medeverdachte 3] . [9] Vervolgens zijn toen nog een aantal mensen aangebracht waaronder [verdachte] , [medeverdachte 4] , [A] , [B] en [medeverdachte 5] . [medeverdachte 1] heeft met deze mensen gesprekken gevoerd. [10] [medeverdachte 2] werd als eerste, medio 2010, aangenomen. [11] [medeverdachte 7] heeft verklaard dat een aantal van deze mensen via hem bij SNSPF is gaan werken. [12]
In het bij [medeverdachte 1] aangetroffen excelbestand genaamd “detachering” [13] zijn werkbladen opgenomen met de namen: [voornaam] , [voornaam] , [voornaam] , [voornaam] , [voornaam] , [voornaam] en [voornaam] . Dit zijn voornamen van medewerkers van SNSPF (de rechtbank begrijpt respectievelijk: [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 4] , [B] , [A] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] ). Over de periode augustus 2010 tot en met december 2012 is per persoon vermeld:
- hoeveel uur de medewerker bij SNSPF heeft gewerkt;
- hoeveel vergoeding deze medewerker bij SNSPF heeft gedeclareerd;
- hoeveel [medeverdachte 1] bij deze medewerker declareerde en
- hoe deze declaratie verdeeld werd tussen: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 4] . [14]
Volgens [medeverdachte 1] betreft dit zijn administratie van deze groep; hij hield dit overzicht maandelijks bij. [15] De bedragen die op dit spreadsheet staan, komen overeen met de afspraken die hij met de betreffende mensen heeft gemaakt. [16] Als mensen anderen aanbrachten kregen zij een deel van die fee. [17] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij het zich niet kan voorstellen dat de mensen van deze groep -zoals genoemd op het overzicht- niet wisten dat de fee werd verdeeld over meerdere personen. [18] Hij heeft [medeverdachte 3] verteld over deze afspraken en het betalen van de bemiddelingsfees. [medeverdachte 3] wist dat een gedeelte van hun uurtarief naar [medeverdachte 1] ging. [19] [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 3] hierover ingelicht enkele maanden nadat de eerste van die groep, [medeverdachte 2] , was aangenomen. [20]
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] maakten gebruik van de vennootschappen [bedrijf 4] BV [21] respectievelijk [bedrijf 5] BV [22] . [medeverdachte 7] maakte gebruik van het bedrijf [bedrijf 6] [23] [medeverdachte 3] is sinds de oprichting in 2006 enig aandeelhouder van [bedrijf 7] BV welke vennootschap enig aandeelhoudster is van [bedrijf 8] BV. [24]
[verdachte]verklaart dat hij enig aandeelhouder en enig bestuurder is van de vennootschap [bedrijf 9] BV (hierna: [bedrijf 9] ). [25] [bedrijf 9] is gevestigd in [vestigingsplaats] . [26]
De werkzaamheden van [verdachte] voor SNSPF vloeien voort uit een overeenkomst van opdracht die door SNSPF met de vennootschap van [verdachte] , [27] in het contract aangeduid als [bedrijf 9] i.o., is gesloten op 11 september 2010. Op 16 oktober 2011 is een aanvullende overeenkomst gesloten tussen SNSPF en [bedrijf 9] voor de duur van 16 maanden, ingaande op 1 september 2011. De werkzaamheden bestaan volgens de overeenkomst uit het management van de nationale en internationale equity posities van SNSPF en alle daaruit voortvloeiende werkzaamheden. [28] Beide overeenkomsten zijn medeondertekend door [medeverdachte 3] . [29]
[verdachte] verklaart dat hij in augustus 2010 via [medeverdachte 7] in contact kwam met [medeverdachte 1] . [30] [medeverdachte 7] vroeg hem of hij wilde werken voor een financiële instelling. [verdachte] heeft daarop zijn cv naar [medeverdachte 1] gestuurd. [31] Vervolgens heeft [medeverdachte 7] meer dan een goed woordje voor [verdachte] gedaan bij [medeverdachte 1] . [32] Daarna heeft een gesprek plaatsgevonden met [medeverdachte 3] . Met [medeverdachte 3] heeft [verdachte] ook onderhandeld over de arbeidsvoorwaarden. Het uurtarief werd € 225,-. [33] In een gesprek met [medeverdachte 7] zijn [verdachte] en [medeverdachte 4] een fee overeengekomen van € 75,- per gewerkt uur. Op verzoek van [medeverdachte 7] is de betaling van de fee door een aan [medeverdachte 1] gelieerde vennootschap gefactureerd en is aan die vennootschap ook betaald. Dit was een expliciet verzoek van [medeverdachte 7] . [verdachte] stuurde elke maand zijn factuur op aan SNSPF. Vervolgens kreeg hij dan een factuur van [medeverdachte 1] , met daarop de omschrijving “declaratie betreffende adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] BV” voor de betreffende maand. Het bedrag op de factuur kon [verdachte] herleiden tot de afspraak die met [medeverdachte 7] was gemaakt over de betaling van een fee. [verdachte] heeft deze facturen in zijn administratie bewaard. [34]
Door [bedrijf 1] en [bedrijf 2] is in de periode van 25 oktober 2010 tot en met 17 januari 2013 voor een bedrag van in totaal € 276.787,50 (exclusief btw) gefactureerd aan [bedrijf 9] . Deze facturen zijn in de periode van 11 november 2010 tot en met 26 januari 2013 door [bedrijf 9] voldaan. [35]
Uit het excelbestand dat bij [medeverdachte 1] is aangetroffen, blijkt dat de € 75,- die door [verdachte] aan de vennootschappen van [medeverdachte 1] werd betaald, als volgt werd verdeeld:
- [medeverdachte 1] : € 25,-;
- [medeverdachte 3] : € 25,-;
- [medeverdachte 7] : € 25,-. [36]
[medeverdachte 1] verklaart dat hij binnen SNSPF, behalve aan [medeverdachte 3] , niemand iets heeft verteld over de betalingen die [verdachte] aan hem deed. [37] Verder verklaart [medeverdachte 1] dat hij binnen het project Hamburg de functioneel leidinggevende was van [verdachte] . De omschrijving op de facturen, die aan [verdachte] gericht waren, had volgens [medeverdachte 1] anders moeten heten, namelijk bemiddelingsfee. [38]
[verdachte] verklaart dat via hem [A] en [B] zijn komen werken bij SNSPF. In een gesprek met [medeverdachte 7] -waar ook [medeverdachte 4] bij aanwezig was- heeft [verdachte] aangegeven dat hij het wel redelijk zou vinden dat zij voor het aanbrengen van deze medewerkers een correctie op hun te betalen fee zouden ontvangen. Ongeveer een week erna kwam [medeverdachte 7] hierop terug en stelde voor dat zij € 7,50 per persoon per medewerker zouden krijgen. [verdachte] heeft hiervoor correctiefacturen gestuurd aan [medeverdachte 1] met daarop dezelfde omschrijving als de facturen die hij van [medeverdachte 1] ontving: adviesdiensten. [verdachte] verklaart dat de omschrijving op de factuur niet correct was, maar dat hij bewust aansluiting heeft gezocht bij de facturen die door [medeverdachte 1] aan hem werden gestuurd. [verdachte] betaalde steeds het netto verschuldigde bedrag aan de vennootschap van [medeverdachte 1] . [39] Facturen voor [bedrijf 9] werden door [verdachte] opgemaakt. [40] De facturen die door [bedrijf 9] werden verzonden aan [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn door [verdachte] verwerkt in de boekhouding van [bedrijf 9] . [41] Er is door [verdachte] geen melding gedaan bij zijn opdrachtgever SNS van het feit dat hij deze beloning ontving. [42]
Door [bedrijf 9] is in de periode van 20 november 2010 tot en met 31 december 2012 een bedrag van in totaal € 45.900,16 (exclusief btw) gefactureerd aan [bedrijf 1] en [bedrijf 2] . [43] Daarvan is alleen de eerste factuur van € 798,75 (exclusief btw) door [bedrijf 1] op 29 november 2010 betaald. [44] De overige factuurbedragen zijn in de periode van 30 december 2010 tot en met 26 januari 2013 [45] verrekend met de bedragen die [medeverdachte 1] aan [verdachte] in rekening bracht. [46] Van de betalingen op 1 november 2011 (over september 2011), 17 maart 2012 (over februari 2012) en 17 oktober 2012 (over september 2012) zijn geen onderliggende facturen aangetroffen. De factuurbedragen betroffen (kennelijk) respectievelijk € 1.983,87, € 1.586,25 en € 1.335,00 (alle exclusief btw). [47]
[medeverdachte 7][bedrijf 6] (hierna: [bedrijf 6] ) is het bedrijf van de dochter van [medeverdachte 7] , waarvan hij feitelijk leidinggevende en algemeen tekenbevoegd is. [48] [bedrijf 6] is gevestigd te [vestigingsplaats] , Tsjechië. [49]
[medeverdachte 7] heeft verklaard dat een aantal mensen via hem bij SNSPF is gaan werken. [50] Toen [medeverdachte 1] hem vroeg of hij nog mensen kende, heeft [medeverdachte 7] [verdachte] en [medeverdachte 4] aanbevolen. [medeverdachte 1] zei dat hij bij de inbreng van deze mensen wilde verdienen en zei dat [medeverdachte 7] er ook aan kon verdienen. Via [verdachte] heeft [medeverdachte 7] cv’s doorgestuurd van [A] en [B] . Ook [medeverdachte 6] heeft hij aanbevolen. [medeverdachte 7] stuurde de cv’s door naar [medeverdachte 1] voor een introductie bij SNSPF. [51] [medeverdachte 7] kreeg een vergoeding voor het aanbrengen van deze externen, een bedrag per door de jongens gewerkt uur. Bij [medeverdachte 4] en [verdachte] was dat € 25,- per uur, bij [A] en [B] was dat bedrag wat lager. [52] De betalingen liepen via [medeverdachte 1] . [53] De verdeling van de betaling van [A] en [B] met [verdachte] heeft hij besproken met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 7] heeft niet met [medeverdachte 1] besproken of SNS van de afspraken wist. [54]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat er personen door bemiddeling van [medeverdachte 7] bij SNSPF zijn gekomen. Met deze personen is door [medeverdachte 7] een bemiddelingsfee afgesproken, die verdeeld werd onder hem, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . [55] [medeverdachte 1] heeft met [medeverdachte 7] afspraken gemaakt over het aanbrengen van mensen. [medeverdachte 7] zou een deel van het tarief krijgen dat de aangenomen mensen zouden betalen. [56] [medeverdachte 1] gaf aan [medeverdachte 7] door wat gefactureerd kon worden. [medeverdachte 7] stuurde dan een factuur vanuit [bedrijf 6] in Tsjechië naar [bedrijf 2] of [bedrijf 1] . [57] [medeverdachte 7] kreeg een deel van de bemiddelingsfee van [verdachte] , [medeverdachte 4] , [A] , [B] , en [medeverdachte 6] . [58] [medeverdachte 1] heeft hierover, buiten [medeverdachte 3] , niemand binnen SNSPF ingelicht. [59]
Voor het ontvangen van de betalingen maakte [medeverdachte 7] maandelijks een factuur op op naam van [bedrijf 6] . [medeverdachte 1] gaf aan hem door hoeveel hij kon factureren. De factuur verzond [medeverdachte 7] naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 7] heeft alle facturen zelf opgemaakt vanuit huis (de rechtbank begrijpt: te [woonplaats] ). De omschrijving op de facturen heeft hij zelf bedacht. Fysiek heeft hij geen werkzaamheden verricht voor [bedijf 1/bedrijf 2] . Hij heeft het format van de facturen aangepast zodat deze opgenomen konden worden in de administratie van [bedrijf 6] . [60] De gefactureerde bedragen heeft hij ontvangen, deels op de rekening van [bedrijf 6] en deels op zijn eigen rekening. [61]
In de periode van 3 december 2010 tot en met 9 februari 2013 is door [bedrijf 6] een totaalbedrag van € 324.927,15 (exclusief btw) gefactureerd aan [bedrijf 1] en [bedrijf 2] . Deze facturen zijn in de periode van 3 december 2010 tot en met 8 februari 2013 voldaan, te weten een bedrag van € 187.429,64 door [bedrijf 1] en een bedrag van € 137.497,51 door [bedrijf 2] . [62]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
4.3.2
Korte samenvatting feiten en omstandigheden
Voor de leesbaarheid van dit vonnis volgt hier een korte samenvatting van de opgesomde bewijsmiddelen.
[verdachte] is door [medeverdachte 7] benaderd om werkzaamheden te gaan verrichten voor SNSPF. Nadat [verdachte] zijn cv had gestuurd aan [medeverdachte 1] en een sollicitatiegesprek had plaatsgevonden met [medeverdachte 3] is een overeenkomst van opdracht gesloten tussen de vennootschap van [verdachte] en SNSPF. Vervolgens is tussen [verdachte] en [medeverdachte 7] de afspraak gemaakt dat hij € 75,- per gewerkt uur bij SNSPF zou afdragen aan [medeverdachte 7] . Deze afdracht werd op verzoek van [medeverdachte 7] gefactureerd door [medeverdachte 1] . De omschrijving op de facturen betrof adviesdiensten. Op enig moment heeft [verdachte] [A] en [B] als nieuwe medewerkers bij SNSPF aangebracht. [verdachte] heeft met [medeverdachte 7] de afspraak gemaakt dat hij een deel van de afdracht van [A] en [B] zou ontvangen, namelijk € 15,- per door hen gewerkt uur. Deze vergoeding heeft [verdachte] met [medeverdachte 4] gedeeld. De omschrijving op de facturen die [verdachte] daarvoor stuurde, luidde: “Werkzaamheden inzake [bedrijf 10] ”. De hiervoor genoemde betalingsafspraken zijn niet gemeld aan SNSPF.
De rechtbank zal in de volgende paragrafen uitwerken of vorenstaande bewijsmiddelen tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde strafbare feiten dienen te leiden.
4.3.3
Vrijspraak van oplichting en verduistering
Oplichting van SNS(PF)
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachten tezamen en in vereniging SNSPF en/of SNS Reaal N.V. (hierna: SNS) hebben bewogen tot afgifte van (aanvullende) overeenkomsten van opdracht en geldbedragen, namelijk de daarin opgenomen te hoge uurtarieven, door middel van de in de tenlastelegging opgenomen oplichtingshandelingen. Een deel van de uurtarieven is vervolgens gebruikt voor de onderlinge betalingen, die voor SNS(PF) werden verzwegen. Indien de oplichtingsmiddelen niet tegenover SNS(PF) waren aangewend, was zij niet overgegaan tot afgifte van deze geldbedragen en/of het sluiten van deze overeenkomsten.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Oplichting is het door het gebruikmaken van een (oplichtings-)middel een ander bewegen tot bepaalde gedragingen, waaronder de afgifte van een goed en het aangaan van een schuld. Degene die zich aan oplichting schuldig maakt, handelt met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen en bedient zich daartoe ten minste van één van de oplichtingsmiddelen als genoemd in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) dan wel een combinatie daarvan. Tussen het aanwenden van (één van) genoemde oplichtingsmiddelen en één van voormelde gedragingen waartoe de bedrogene wordt bewogen, dient een causaal verband te bestaan.
De gestelde oplichtingshandelingen zijn uitgewerkt in de tenlastelegging.
De rechtbank zal de dagvaarding partieel nietig verklaren ten aanzien van de eerste oplichtingshandeling, inhoudend dat verdachten aan SNS(PF) zouden hebben voorgehouden en/of in strijd met de werkelijkheid de indruk gewekt zouden hebben (enkel) de belangen van SNS(PF) te zullen behartigen, nu dit verwijt te algemeen en onbepaald is omschreven. Anders dan in de Icare-zaak (ECLI:NL:GHARL:2012:CA1943) is nagelaten nader te concretiseren ten aanzien van welke rechtshandeling(en) deze belangenbehartiging in de ten laste gelegde periode zou zijn voorgewend. Zonder die concretisering is het geformuleerde verwijt te ruim en te vaag. Deze oplichtingshandeling is dan ook onvoldoende feitelijk omschreven en de dagvaarding is op dit punt partieel nietig.
De tweede en derde oplichtingshandeling inhoudende -kort gezegd- enerzijds het verzwijgen van het feit dat betalingen zijn overeengekomen en anderzijds het verzwijgen van die betalingen zelf en de verrekening daarvan acht de rechtbank bewezen. Overwegingen hierover zijn hieronder nader uitgewerkt bij de bespreking van de niet-ambtelijke omkoping.
De overige drie ten laste gelegde oplichtingshandelingen acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen en zij overweegt daartoe als volgt.
Het verwijt met betrekking tot de benchmark houdt in dat deze ondeugdelijk was en dat deze is gebruikt voor het verkrijgen van (niet marktconforme, te hoge) tarieven. Allereerst kan aan de hand van het dossier niet worden vastgesteld dat de gehanteerde tarieven hoger waren dan marktconform. Daarbij is van belang dat verschillende andere medewerkers van SNSPF met een vergelijkbare functie, die niet als verdachten zijn aangemerkt, vergelijkbare uurtarieven hadden.
Bovendien kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld op welk moment de directie van SNS(PF) bekend is geworden met het benchmarkonderzoek. In het najaar van 2010 heeft Group Audit een rapport uitgebracht waarin zij concludeert dat het benchmarkonderzoek zodanige gebreken vertoont dat het niet kan dienen als onderbouwing voor de gehanteerde tarieven. Nadat de directie van SNS(PF) met dit rapport bekend is geworden, zijn er echter geen maatregelen genomen om de tarieven naar beneden bij te stellen.
Daarnaast blijkt uit het dossier niet dat het benchmarkonderzoek is “overgelegd of ingebracht” ter “onderbouwing of rechtvaardiging” van de gehanteerde tarieven. Niet kan worden vastgesteld dat het benchmarkonderzoek vóór het onderzoek van Group Audit aan de directie van SNS(PF) is overgelegd ter onderbouwing van de nieuwe tarieven.
Met betrekking tot de oplichtingshandeling betreffende de detachering ziet de rechtbank niet in hoe in dit geval sprake kan zijn van detachering of enige vorm hiervan. De relatie tussen de verdachten kan niet worden geduid als “een vorm van detachering”. Geen sprake is van een driepartijen-overeenkomst tussen SNSPF, verdachte en (één van) de medeverdachten. Anders dan in een detacheringsverhouding verrichtten de verdachten zelfstandig werkzaamheden voor SNSPF.
Ook heeft de rechtbank niet kunnen constateren dat verdachte en/of de medeverdachten hebben voorgewend dat de overeengekomen uurtarieven noodzakelijk waren voor het werven/behouden van die betrokkenen (de laatste oplichtingshandeling). Daarbij komt dat [C] en [D] , toenmalige directieleden, verklaren dat destijds opdracht is gegeven tot het binden van externen. Een tariefsverhoging werd volgens hen begrijpelijk en kennelijk aanvaardbaar geacht. Dat de noodzaak hiervan voorgewend moest worden, kan dus niet worden vastgesteld.
Concluderend acht de rechtbank twee oplichtingshandelingen, te weten enerzijds het verzwijgen van het feit dat betalingen zijn overeengekomen en anderzijds het verzwijgen van die betalingen zelf en de verrekening daarvan, bewezen.
Voor een bewezenverklaring van oplichting zoals bedoeld in artikel 326 Sr dient een causaal verband te bestaan tussen de oplichtingshandelingen (indien aan te merken als een oplichtingsmiddel) en één van de gedragingen waartoe de opgelichte wordt bewogen. Deze moet door de inwerking van die handelingen gebracht worden tot hetgeen hij doet.
De rechtbank is van oordeel dat er -voor zover de bewezenverklaarde verzwijgingen al gekwalificeerd kunnen worden als een oplichtingsmiddel- onvoldoende bewijs is dat SNS(PF) hierdoor is bewogen tot het aangaan van de overeenkomsten van opdracht en de afgifte van de geldbedragen. Hierbij wordt ook in aanmerking genomen dat sprake is van een professionele organisatie, waarvan mag worden verwacht dat zij de nodige zorgvuldigheid betracht. De werkzaamheden van de verdachten werden positief beoordeeld en de uurtarieven werden breed gehanteerd. Niet is gebleken dat de gehanteerde uurtarieven niet marktconform waren en/of kunstmatig zijn verhoogd. SNS(PF) was kennelijk bereid deze tarieven te betalen. Zelfs nadat het rapport van Group Audit bekend is geworden heeft dit niet tot aanpassingen geleid.
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat SNS(PF) deze tarieven heeft betaald en deze (aanvullende) overeenkomsten is aangegaan dóórdat betalingsafspraken en de voldoening hiervan zijn verzwegen en zal verdachte daarom vrijspreken van de ten laste gelegde oplichting.
VerduisteringVoor bewezenverklaring van verduistering is vereist dat bewezen kan worden dat verdachte (samen met de medeverdachten) zich de genoemde geldbedragen wederrechtelijk heeft toegeëigend. Gelet op het voorgaande is niet bewezen dat SNS(PF) door middel van oplichting is bewogen tot het betalen van (te hoge) tarieven en het aangaan van overeenkomsten van opdracht. De uitbetaling van uurtarieven is conform de onderliggende overeenkomsten van opdracht gebeurd. Er is dan ook geen sprake van wederrechtelijke toe-eigening van (een deel van) de overeengekomen vergoeding voor geleverde werkzaamheden nu niet kan worden bewezen dat betrokkenen hier geen recht op hadden.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de ten laste gelegde verduistering.
Conclusie
Uit het vorenstaande volgt dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 (primair en subsidiair) ten laste gelegde.
Ook volgt uit het vorenstaande dat niet kan worden vastgesteld dat SNS(PF) door de ten laste gelegde handelingen en toedoen van verdachten direct financieel nadeel heeft geleden. Dat de bank wel is geschaad op het gebied van vertrouwen en integriteit en dat sprake is geweest van (een risico op) belangenverstrengeling wordt nader uitgewerkt onder 4.3.5.
4.3.4
Vrijspraak van actieve niet-ambtelijke omkoping
[verdachte] en [medeverdachte 4] hebben verklaard dat zij via [medeverdachte 7] in contact zijn gekomen met [medeverdachte 1] . Nadat zij hun cv aan [medeverdachte 1] hebben gestuurd, hebben zij een gesprek gehad met [medeverdachte 3] en zijn ze aangenomen bij SNSPF. Met [medeverdachte 7] is vervolgens de afspraak gemaakt dat zij hem een deel van hun uurtarief dat zij verdienden bij SNSPF zouden afdragen. Op uitdrukkelijk verzoek van [medeverdachte 7] zijn de factuurstromen en de betalingen van deze afdrachten via de vennootschappen van [medeverdachte 1] gelopen. [medeverdachte 7] gaf als reden daarvoor dat hij financiële problemen had met zijn eigen vennootschap. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] en [medeverdachte 4] wisten dat [medeverdachte 1] hun betalingen verdeelde, zodat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 3] ieder een derde van de afdracht ontvingen. Ook bevat het dossier onvoldoende aanwijzingen dat [verdachte] en [medeverdachte 4] het voorwaardelijk opzet hadden dat een deel van de betaling bij [medeverdachte 1] zou blijven of zou worden doorgestort aan [medeverdachte 3] . Dat de betalingen via [medeverdachte 1] liepen -die ook de verdere introductie had verzorgd- is opvallend. Echter, gelet op het feit dat de betalingsafspraak met [medeverdachte 7] was gemaakt en dat er een niet onbegrijpelijke verklaring is gegeven voor de betaling via [medeverdachte 1] kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 4] het (voorwaardelijk) opzet hadden op de omkoping van [medeverdachte 1] . De betalingen aan [medeverdachte 7] kunnen niet worden aangemerkt als omkoping, aangezien [medeverdachte 7] niet zelf als lasthebber kan worden aangemerkt.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank [verdachte] vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
4.3.5
Bewijsoverwegingen
Algemeen
Vervolging rechtspersonen en/of natuurlijke personenDe rechtbank overweegt dat de vervolging of het daderschap van een rechtspersoon de vervolging of het daderschap van natuurlijke personen niet uitsluit. Het staat het Openbaar Ministerie in beginsel vrij te beslissen of de rechtspersoon en/of de natuurlijke persoon op grond van het eigen daderschap wordt vervolgd (HR 21-10-1986, NJ 1987, 362 en ECLI:NL:PHR:2007:BA7261). De stelling dat het daderschap van een rechtspersoon daderschap van een natuurlijk persoon uitsluit, vindt in zijn algemeenheid geen steun in het recht.
Toerekening aan rechtspersonen
Daarnaast is voor de onderstaande overwegingen van belang dat een rechtspersoon (in de zin van artikel 51 Sr) kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de betreffende gedraging redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon (ECLI:NL:HR:2003:AF7938).
Passieve niet-ambtelijke omkoping
Aan [verdachte] is ten laste gelegd dat hij zich door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] niet-ambtelijk heeft laten omkopen met het geld dat [medeverdachte 1] van [A] en [B] ontving (feit 4).
Het eerste lid van artikel 328ter Sr luidde ten tijde van de ten laste gelegde periode als volgt:
“Hij die, anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking of optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen hij in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift, belofte of dienst aanneemt dan wel vraagt, en dit aannemen of vragen in strijd met de goede trouw verzwijgt tegenover zijn werkgever of lastgever, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
De rechtbank zal hieronder de verschillende onderdelen van dit artikel beoordelen.
LasthebberDe verdediging heeft betoogd dat [verdachte] niet in dienstbetrekking was bij SNSPF en ook niet als lasthebber kan worden aangemerkt. De overeenkomsten van opdracht die door [verdachte] met SNSPF zijn gesloten kunnen -civielrechtelijk- niet als overeenkomsten van lastgeving worden aangemerkt.
De rechtbank overweegt allereerst dat voor de interpretatie van begrippen in het Wetboek van Strafrecht niet altijd aansluiting hoeft te worden gezocht bij de definities uit het civiele recht. Aan begrippen die in het strafrecht voorkomen, dient juist zoveel mogelijk een autonome betekenis te worden gegeven welke tegemoet komt aan de strekking van het betreffende strafbare feit. Daarbij is van belang dat de wetgever het beschermd belang van deze bepaling niet uitsluitend heeft beperkt tot de relatie tussen werkgever en werknemer, maar ook oog had voor de publieke moraal en de openbare orde. Het vertrouwen dat in de werknemer of lasthebber wordt gesteld krijgt meer inhoud naarmate bevoegdheden worden gedelegeerd en de specialisatie binnen de onderneming voortschrijdt (
Kamerstukken II1965/66, 8437, nr. 4, p. 7). De huidige Memorie van Toelichting van artikel 328ter Sr betrekt het te beschermen belang -zonder aanpassing van het begrip lasthebber- eveneens op de belangen van de consument, de economische sector en de samenleving als geheel (
Kamerstukken II 2012/13, 33685, nr. 4, p. 14-15).
Gelet op de strekking van en de toelichting op deze strafbepaling is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] (en zijn vennootschap) in zijn relatie met SNSPF als lasthebber te beschouwen is. Juist het grote vertrouwen dat in [verdachte] werd gesteld en de verregaande bevoegdheden die aan hem en andere externe medewerkers werden toegekend, maken dat zij -gelet op de Memorie van Toelichting- onder het bereik van dit artikel vallen.
Het aannemen van een giftDe rechtbank stelt vast dat de term gift ziet op elk overdragen aan een ander van iets wat voor die ander waarde heeft. Daarvan is sprake, in de vorm van de geldbedragen die aan [verdachte] zijn overgemaakt.
Naar aanleiding van hetgeen hij in de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalatenDe verdediging heeft gesteld dat er geen sprake is van een causaal verband tussen de betalingen die aan [verdachte] zijn gedaan en een eventuele prestatie. [verdachte] heeft door de betalingen die hij kreeg niet anders gehandeld, dan hij gedaan zou hebben wanneer hem niets was betaald.
De rechtbank stelt voorop dat de woorden “naar aanleiding van hetgeen hij in de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten” inhouden dat de gift moet zijn gedaan of aangenomen naar aanleiding van een verrichte of nog te verrichten prestatie van de ontvanger. Een concrete prestatie van de omgekochte is echter niet altijd vereist (HR 27 november 1991,
NJ1991, 318). Zo is bijvoorbeeld voldoende dat de omkoper giften aan de omgekochte doet om zijn zakelijke relatie met de werkgever van de omgekochte in stand te houden of te verbeteren terwijl de omgekochte daarop invloed had en dit moet hebben begrepen (HR 16 januari 1990,
DD90.197).
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van het door [verdachte] verrichten van een prestatie “in de uitvoering van zijn last”, zoals hieronder nader overwogen.
Opgemerkt wordt dat een prestatie zowel vóór de betalingen als ná de betalingen kan zijn verricht. Door [verdachte] wordt verklaard dat hij een deel van de afdracht van [A] en [B] factureerde via [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 7] , omdat hij hen had geïntroduceerd. De motivatie van [medeverdachte 7] om [verdachte] te betalen is daarmee allereerst gelegen in het feit dat [B] en [A] aan [medeverdachte 1] een deel van hun uurtarief betaalden. Bovendien had [medeverdachte 7] er, naar het oordeel van de rechtbank, ook belang bij dat [verdachte] hem zou blijven betalen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de introductie van [A] en [B] door [verdachte] is gedaan “in de uitvoering van zijn last”. Op het moment dat deze introductie plaatsvond werkte [verdachte] al bij SNSPF en wist hij dat er nieuwe medewerkers nodig waren. [verdachte] heeft [A] en [B] vervolgens voorgedragen aan [medeverdachte 7] , waarna zij via [medeverdachte 1] door [medeverdachte 3] zijn aangenomen als externe medewerkers van SNSPF. De rechtbank kan deze omstandigheden niet anders duiden dan dat [verdachte] vanuit zijn functie bij SNSPF [A] en [B] heeft geïntroduceerd.
In strijd met de goede trouw verzwijgen tegenover zijn werkgeverBij het bestanddeel goede trouw geldt dat van essentieel belang is of de ondergeschikte heeft gezwegen waar hij naar objectieve maatstaf tot spreken verplicht was geweest. Niet
zijngoede trouw, maar
degoede trouw is doorslaggevend. Deze strenge eis noodzaakt de ondergeschikte om, in geval van twijfel aan de toelaatbaarheid van de gift of belofte, zijn principaal te raadplegen (
Kamerstukken II1966/67, 8437, nr. 6, p. 3). Daarnaast blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de goede trouw is toegevoegd om onbeduidende en min of meer gebruikelijke fooien of relatiegeschenken en buitenlandse handelsgebruiken buiten het bereik van deze strafbepaling te laten vallen (
Kamerstukken II1965/66, 8437, nr. 4, p. 15-16).
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] de onderlinge afspraken en betalingen aan SNSPF had moeten melden en dat hij door dit na te laten heeft gehandeld in strijd met de goede trouw. [verdachte] was werkzaam bij een bank. Juist bij banken is het van groot belang dat de integriteit gewaarborgd blijft en belangenverstrengeling wordt voorkomen. [verdachte] had zich moeten realiseren dat deze geldstromen tussen externe medewerkers van SNSPF kenbaar hadden moeten zijn voor de organisatie, ook al verliepen deze geldstromen -zij het door tussenkomst van [medeverdachte 1] - via de niet bij SNS werkzaam zijnde [medeverdachte 7] . Daarbij is van belang dat sprake was van relatief grote, maandelijks terugkerende geldbedragen. Het verzwijgen van dit soort geldbedragen die maandelijks worden betaald is -anders dan het ontvangen van onbeduidende fooien- evident in strijd met de goede trouw. Bovendien was de afdracht gekoppeld aan het aantal uren dat door [A] en [B] bij SNSPF gewerkt werd. Daardoor zou zich een vorm van belangenverstrengeling voor kunnen doen tussen [verdachte] en [A] en [B] . Of deze belangenverstrengeling daadwerkelijk bestond, kon echter pas door SNSPF worden beoordeeld op het moment dat zij van deze betaalstromen op de hoogte was. Die beoordeling had [verdachte] door het melden van deze betaalstromen mogelijk moeten maken.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich door [medeverdachte 7] niet-ambtelijk heeft laten omkopen met het geld dat [medeverdachte 1] van [A] en [B] ontving (feit 4).
Valsheid in geschrift
Valsheid facturen
De verdediging heeft betoogd dat de facturen niet vals zijn omdat -kort gezegd- beide partijen wisten wat de onderliggende prestatie was, de omschrijving voldoende juist is en de gefactureerde bedragen niet te hoog zijn.
De rechtbank is van oordeel dat alle hiervoor besproken facturen, opgenomen in het bewijsoverzicht Bijlage II, valselijk zijn opgemaakt. Daarbij is van belang dat de facturen volgens de verdachten betrekking hadden op de betaling voor de onderling gemaakte afspraken. Anders dan de omschrijvingen op de facturen suggereren, werden met de facturen dan ook geen adviezen of andere werkzaamheden in rekening gebracht. Aan de hand van de omschrijving op de facturen kan immers niet worden afgeleid op welke onderliggende afspraken en betalingen de facturen in werkelijkheid betrekking hadden. De facturen zijn opgemaakt ten behoeve van de verzwegen omkoping en de bijbehorende betaalstroom en zijn bedoeld om deze betalingen een titel te verschaffen. Met de opgenomen valse omschrijvingen is de werkelijke aard van deze betaalstroom verhuld.
Ook ten tijde van het opmaken van de facturen door [verdachte] en het verkrijgen van de door anderen opgemaakte facturen had [verdachte] wetenschap van de aard van de betalingen waarop deze facturen in werkelijkheid betrekking hadden en hij had daarmee ten minste voorwaardelijk opzet op de valsheid hiervan. Hij heeft de aanmerkelijke kans op de valsheid van deze facturen willens en wetens aanvaard.
Daarbij komt dat door de manier van factureren de suggestie wordt gewekt van een niet bestaande rechtsverhouding. Immers, gefactureerd is tussen de vennootschappen van [verdachte] en [medeverdachte 1] terwijl de betalingsafspraak is gemaakt tussen [verdachte] en [medeverdachte 7] . Ook wat betreft deze valsheid had hij wetenschap en ten minste voorwaardelijk opzet.
Bewijsbestemming als waren de facturenecht en onvervalstDe verdediging heeft ook betoogd dat geen sprake is geweest van een oogmerk om de facturen als echt en onvervalst te gebruiken. De facturen zijn wel gebruikt, maar de ontvanger is hierdoor niet misleid aangezien het zowel voor de opsteller als de geadresseerde duidelijk was waar de facturen op zagen.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Het oogmerk van de verdachte moet zijn gericht op het gebruik van het valse of vervalste geschrift als echt en onvervalst. Dit impliceert een gerichtheid op misleiding. Dit betekent dat er derden in het spel moeten zijn, die niet van de valsheid op de hoogte zijn. Het gebruik van het geschrift hoeft niet daadwerkelijk plaats te vinden. Het verweer van de verdediging wordt verworpen, nu facturen naar hun aard reeds in het maatschappelijk verkeer (ook jegens derden) een bewijsbestemming hebben. Bovendien zijn de facturen in dit geval ook nog opgenomen in de bedrijfsadministratie(s) waarmee temeer vast staat dat de facturen bestemd waren voor het gebruik door derden -anderen dan de geadresseerden- als waren zij echt en onvervalst, bijvoorbeeld de fiscus en/of accountants (ECLI:NL:GHAMS:2015:1212). De rechtbank acht dan ook bewezen dat de facturen valselijk zijn opgemaakt met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te (doen) gebruiken. Ook hebben de betalers deze door anderen opgemaakte valse facturen voorhanden gehad, terwijl zij wisten dat deze geschriften een zodanige bewijsbestemming hadden.
Medeplegen eigen vennootschapDe valsheid van de facturen en de hiermee verrichte handelingen, zoals ten laste gelegd, worden zowel voor [verdachte] als voor zijn vennootschap bewezen verklaard. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [verdachte] zelf de ten laste gelegde handelingen (zodoende als medepleger) heeft begaan. Omdat de ten laste gelegde gedragingen gelet op de gebezigde bewijsmiddelen- hebben plaatsgevonden en/of zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon worden deze ook aan haar (als medepleger) toegerekend.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met zijn vennootschap ( [bedrijf 9] ) heeft schuldig gemaakt aan het opmaken (feit 5) en voorhanden hebben (feit 3) van valse facturen.
Witwassen
De verdediging heeft betoogd dat geen sprake is van gelden die verkregen zijn uit (voorafgaande) strafbare feiten. Indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van een gronddelict komt dan is sprake van geld afkomstig uit een eigen misdrijf. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is het verwerven en voorhanden hebben hiervan niet strafbaar.
Partiële vrijspraak betaalde bedragenDe rechtbank is van oordeel dat de geldbedragen die door [verdachte] aan de vennootschappen van [medeverdachte 1] zijn betaald niet kunnen worden aangemerkt als afkomstig uit enig misdrijf. Immers, de geldbedragen die door [verdachte] zijn betaald, heeft hij verkregen door het verrichten van werkzaamheden voor SNSPF op grond van de onderliggende overeenkomsten van opdracht. Deze geldbedragen hebben dan ook een legale herkomst.
De rechtbank spreekt [verdachte] dan ook partieel vrij van het (gewoonte)witwassen voor zover het ten laste gelegde bedrag ziet op bedragen die aan de vennootschappen van [medeverdachte 1] zijn betaald.
Illegale herkomstDe rechtbank stelt vast dat aan [verdachte] gedurende de ten laste gelegde periode een geldbedrag van in totaal € 798,75 (exclusief btw) is betaald. Daarnaast is door [verdachte] een bedrag van in totaal € 45.101,41 (exclusief btw) verrekend met de betalingen die [verdachte] aan [medeverdachte 1] moest doen. Zoals reeds overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat dit geld, in totaal € 45.900,16, afkomstig was uit (passieve) niet-ambtelijke omkoping. Dit geldbedrag is dan ook afkomstig uit een door [verdachte] zelf begaan misdrijf.
WitwashandelingenBij voorwerpen die afkomstig zijn uit een door verdachte zelf begaan misdrijf moet sprake zijn van een “extra verhullende handeling” willen de gedragingen als witwassen kunnen worden aangemerkt. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet sprake zijn van een gedraging die gericht is op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat -door eigen misdrijf verkregen- voorwerp (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2015:950). Hiermee wordt beoogd een automatische verdubbeling van de strafbaarheid te voorkomen.
De officieren van justitie hebben betoogd dat het opmaken en ontvangen van de valse facturen en de verzwijgingen van de werkelijke aard van de betalingen als verhullende handelingen kunnen worden aangemerkt. De rechtbank deelt dit standpunt niet. [verdachte] heeft, om ervoor te zorgen dat de omkoping niet zou worden opgemerkt, de betalingsafspraak voor anderen verzwegen en op de facturen een onjuiste omschrijving gebruikt. Deze gedragingen vormen naar het oordeel van de rechtbank een essentieel onderdeel van het gronddelict en zijn gebruikt om de geldbedragen te verkrijgen. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen zo nauw samenhangen met het gronddelict, dat zij niet kunnen worden gezien als de vereiste “extra verhullende handeling” na het ontvangen van dit uit misdrijf verkregen geld. Het aanmerken van de hiervoor genoemde gedragingen als witwashandelingen is daarmee strijdig met het voorkomen van een automatische verdubbeling van de strafbaarheid. Zij zal bij de beoordeling van de vraag of sprake is van witwassen deze handelingen dan ook buiten beschouwing laten.
[verdachte] heeft verklaard dat hij de facturen die hij verstuurde ook heeft verwerkt in zijn administratie. Door deze handeling is de aard van de ontvangen geldbedragen blijvend verhuld en de rechtbank beoordeelt dit wel als een extra verhullende handeling die niet samenvalt met de omkoping zelf. Hierbij is van belang dat de bedrijfsadministratie zelf als een geschrift kan worden aangemerkt, wat meebrengt dat het opnemen van valse facturen in die administratie een nieuwe vervalsing oplevert, zoals bedoeld in artikel 225, eerste lid, Sr (HR 29‑05-1984, NJ 1985, 6). De facturen met een onjuiste omschrijving die in de administratie van de vennootschappen zijn opgenomen, suggereerden dat de geldbedragen op deze facturen uitsluitend een legale aard hadden. De illegale aard van de betalingen is door [verdachte] op deze wijze blijvend verhuld in de legale bedrijfsvoering.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [verdachte] de omkoopbedragen heeft witgewassen door deze voorhanden te hebben en de werkelijke aard hiervan te verhullen.
In de tenlastelegging is het verrekende bedrag van € 45.101,41 (exclusief btw) evenwel niet vermeld. Van de van [medeverdachte 1] ontvangen gelden van totaal € 45.900,16 (exclusief btw) is alleen het bedrag van € 978,75 (de rechtbank leest: € 798,75 (exclusief btw)) opgenomen.
De rechtbank kan verdachte dan ook niet veroordelen voor witwassen van het totale bedrag van € 45.900,16 (exclusief btw) maar slechts voor een bedrag van € 798,75 (exclusief btw).
Pleegperiode en gewoonteWitwassen moet worden beschouwd als een voortdurend delict. Dit brengt mee dat de pleegperiode doorloopt zolang de verdachten ten aanzien van deze geldbedragen nog steeds witwashandelingen verrichten (ECLI:NL:HR:2014:956). Dat deze handelingen nog altijd voortduren of worden verricht kan echter aan de hand van het dossier niet worden vastgesteld. Daarbij acht de rechtbank het in dit geval ook rechtens niet juist om de pleegperiode tot heden door te laten lopen. Het voorhanden hebben en verhullen van de werkelijke aard loopt door zolang verdachten de beschikking hadden over de geldbedragen. Het specifieke moment waarop zij -bijvoorbeeld door gebruik- niet meer over de geldbedragen konden beschikken, is niet vast te stellen aan de hand van het dossier. Daarom wordt in het voordeel van verdachten aangesloten bij data waarvan gesteld kan worden dat zij in de periode daaraan voorafgaand in ieder geval hebben kunnen beschikken over de geldbedragen.
Vastgesteld kan worden dat de witwashandelingen in ieder geval hebben plaatsgevonden op het moment van ontvangst van de omkoopbetaling op 29 november 2010. Anders dan bij andere ontvangers kan ten aanzien van [verdachte] niet worden bewezen dat het geldbedrag ook is gebruikt. Dit zou meteen na de datum van ontvangst kunnen zijn gebeurd waardoor [verdachte] het uit misdrijf afkomstige geld vanaf dat moment niet meer voorhanden heeft gehad en/of heeft verhuld. Om te kunnen witwassen moet verdachte kunnen beschikken over het van misdrijf afkomstige voorwerp. De pleegdatum wordt daarom vastgesteld op 29 november 2010.
Nu sprake is van bewezenverklaring van het witwassen van één geldbedrag is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat [verdachte] van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Medeplegen eigen vennootschapHet witwassen van het ten laste gelegde geldbedrag wordt zowel voor [verdachte] als voor zijn vennootschap bewezen verklaard. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [verdachte] zelf de ten laste gelegde handelingen (zodoende als medepleger) heeft begaan. Omdat de ten laste gelegde gedragingen gelet op de gebezigde bewijsmiddelen- hebben plaatsgevonden en/of zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon worden deze ook aan haar (als medepleger) toegerekend.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met zijn vennootschap [bedrijf 9] heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van een bedrag van € 798,75 (exclusief BTW) op 29 november 2010.
Criminele organisatie
De verdediging heeft betoogd dat geen sprake was van (wetenschap van) een samenwerkingsverband tussen verdachten, geen opzet op deelneming aan een criminele organisatie en ook geen opzet op het oogmerk van die organisatie tot het plegen van strafbare feiten.
Criminele organisatie
De rechtbank overweegt allereerst dat met een criminele organisatie ex artikel 140 Sr wordt bedoeld een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met als oogmerk het plegen van misdrijven. Niet is vereist dat de betrokkenen bekend zijn met alle personen die deel uitmaken van de organisatie. Verdachten moeten een aandeel hebben in het samenwerkingsverband, dan wel de gedragingen ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voor opzettelijke deelneming is voldoende dat verdachten in algemene zin weten dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Ook rechtspersonen kunnen deelnemen aan een criminele organisatie.
Deelneming niveau 2
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de gebezigde bewijsmiddelen, in niveau 2 sprake is geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband, opgericht en geleid door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . Het oogmerk van de organisatie was gericht op de passieve en actieve niet-ambtelijke omkoping, de hiermee samenhangende valsheid in geschrift en het gewoontewitwassen. [verdachte] heeft niet alleen wetenschap gehad van het oogmerk van de organisatie maar hij heeft ook een aandeel gehad in de gedragingen die strekken tot verwezenlijking hiervan.
[verdachte] heeft een substantieel aandeel gehad in en ondersteuning gegeven aan gedragingen strekkende tot uitvoering van het oogmerk van de organisatie. Allereerst heeft hij zelf bijgedragen door een ander om te kopen en de hierbij behorende facturen voorhanden te hebben. Daarnaast heeft hij ook wetenschap gehad van de vergelijkbare deelneming door en het verrichte aandeel van anderen aan/bij de organisatie. [medeverdachte 4] en [verdachte] hadden wetenschap van elkaars afspraken met [medeverdachte 7] en de bijbehorende betaalstromen via [medeverdachte 1] . [verdachte] heeft [A] en [B] geïntroduceerd bij SNSPF en hij en [medeverdachte 4] hebben aan [medeverdachte 1] gefactureerd voor het ontvangen van hun deel van de door [A] en [B] betaalde fee. Ook hadden zij wetenschap van de betrokkenheid en het verrichte aandeel van de door hen en door anderen gebruikte vennootschappen bij de organisatie. Niemand heeft de betaalstromen gemeld bij SNS(PF). Het samenwerkingsverband heeft hierdoor onafgebroken en gedurende een langere periode kunnen bestaan, terwijl het aantal medewerkers van SNSPF dat bij de betalingen betrokken raakte toenam.
De rechtbank concludeert dat [verdachte] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie bestaande uit de in de bewezenverklaring nader te noemen verdachten en hun vennootschappen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen de feiten 3 (het voorhanden hebben van valse geschriften), 4 (passieve niet-ambtelijke omkoping), 5 (het opmaken van valse geschriften), 6 (witwassen) en 7 (deelneming aan een criminele organisatie) wettig en overtuigend bewezen.
De volledige bewezenverklaring is opgenomen in Bijlage III van dit vonnis.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan in deze bijlage is bewezen verklaard.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
Feit 3: Medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij weet dat dit geschift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
Feit 4: Het, anders dan als ambtenaar, optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen hij bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan, aannemen van een gift of belofte en dit aannemen in strijd met de goede trouw verzwijgen tegenover zijn lastgever, meermalen gepleegd;
Feit 5: Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Feit 6: Medeplegen van witwassen;
Feit 7: Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor de door hen onder 1 tot en met 7 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat bij het opleggen van een straf rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . In het bijzonder heeft de raadsvrouw gewezen op het tijdverloop, het ontbreken van een strafblad, de media-aandacht, de berisping van de accountantskamer en de IVR en/of EVR registratie. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht te volstaan met oplegging van een werkstraf met daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
[verdachte] heeft zich als SNSPF-medewerker laten omkopen door een andere medewerker van SNSPF. De opbrengsten van deze omkoping heeft hij gedeeld met [medeverdachte 4] , ook werkzaam zijnde bij SNSPF. Deze onderling gemaakte afspraken werden door hen verzwegen tegenover SNSPF. Om te voorkomen dat de afspraken aan het licht zouden komen, zijn valse facturen opgemaakt, waarmee de werkelijke aard van de betalingen werd verhuld. Ook werd een ontvangen geldbedrag door [verdachte] witgewassen door deze in de administratie als legale inkomsten in te boeken.
Door het aanbrengen van [A] en [B] heeft [verdachte] ervoor gezorgd dat meer personen betrokken raakten bij de omkopingen. Het netwerk dat mede hierdoor ontstond, werd in stand gehouden doordat sprake was van een effectieve en gestructureerde samenwerking tussen de betrokken personen onderling. De afspraken bleven verzwegen en de omkopingsconstructies konden blijven voortbestaan. Zodoende kon de criminele organisatie blijven functioneren.
Hoewel SNSPF niet is opgelicht, is de integriteit van SNSPF door de handelwijze van [verdachte] wel ernstig geschaad. Voor zover nog geen sprake was van belangenverstrengeling, heeft [verdachte] door de afspraken die hij maakte het risico op belangenverstrengeling wel aanzienlijk vergroot, zonder dat SNSPF hiervan op de hoogte was. [verdachte] had zich van dit risico, als medewerker van een professionele organisatie in de bankwereld, juist zeer bewust moeten zijn. Het grote vertrouwen dat SNSPF in hem stelde, heeft hij op ernstige wijze geschaad. De rechtbank neemt hem dat zeer kwalijk.
De rechtbank heeft wat betreft de persoon van de verdachte gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 november 2015, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Anders dan de officieren van justitie zal de rechtbank voor de strafoplegging geen aansluiting zoeken bij de oriëntatiepunten met betrekking tot fraude. Zoals hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten geen financieel nadeel hebben gehad voor SNSPF of andere derden.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een forse taakstraf geboden is. De rechtbank let daarbij in het bijzonder op de volgende omstandigheden. [verdachte] was gedurende een geruime tijd actief betrokken bij het netwerk van omkopingen binnen SNSPF. Hij heeft zich laten omkopen en [medeverdachte 4] hierin laten meedelen. Door het betrekken van anderen werd het netwerk groter en nam de kwetsbaarheid van SNSPF toe. De valsheid in geschrift en het witwassen worden hem ook zwaar toegerekend gelet op zijn professie als registeraccountant. [verdachte] heeft een substantiële rol gespeeld in de criminele organisatie die zich bezig hield met de omkoping, valsheid in geschrift en (gewoonte)witwassen.
De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met het feit dat over deze zaak vele publicaties zijn verschenen, waarbij -onterecht- ook verbanden zijn gelegd tussen de nationalisatie van SNS en deze zaak. Mede doordat het strafproces geruime tijd heeft geduurd, hebben de verdachten veel hinder ondervonden van deze negatieve publiciteit.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de EVR-procedure, waardoor verdachte gedurende meerdere jaren staat geregistreerd in het Extern Verwijzingsregister. Hoewel het gelet op de bewezen verklaarde feiten alleszins logisch is dat deze procedure is gevolgd, heeft de EVR-registratie wel grote gevolgen voor het vinden van een baan door verdachte in de toekomst.
De rechtbank acht, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en het feit dat zij minder feiten bewezen verklaart dan door de officieren van justitie gevorderd, een taakstraf voor de duur van 160 uur passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 140, 225, 328ter en 420bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

10.Beslissing

De rechtbank:
VrijspraakVerklaart het onder feit 1 (primair en subsidiair) en feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
BewezenverklaringVerklaart bewezen dat verdachte het onder feiten 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
StrafbaarheidHet bewezen verklaarde levert op:
Feit 3: Medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij weet dat dit geschift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
Feit 4: Het, anders dan als ambtenaar, optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen hij bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan, aannemen van een gift of belofte en dit aannemen in strijd met de goede trouw verzwijgen tegenover zijn lastgever, meermalen gepleegd;
Feit 5: Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Feit 6: Medeplegen van witwassen;
Feit 7: Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
StrafVeroordeelt verdachte tot een taakstraf van
160 uur.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.C. van Reenen en K.M. Strijbos, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 mei 2016.
BIJLAGE I: de tenlastelegging
Aan [verdachte] is ten laste gelegd dat
1.
Primair
(niveau 2):
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 september
2010 tot en met 22 januari 2013 te Leusden en/of Utrecht en/of Hilversum
en/of Haren (Groningen) en/of Amsterdam en/of Groningen, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door
een samenweefsel van verdichtsels, SNS Property Finance BV (met ingang van 1
januari 2014 genaamd Propertize BV) en/of SNS Reaal NV heeft/hebben bewogen
tot de afgifte(n) van een of meer geldbedrag(en), te weten in totaal circa
Euro 276.787,50 (exclusief btw) (zie: o.a. AH-042 en/of AH-067), in elk geval
enig(e) geldbedrag(en)
en/of
heeft/hebben bewogen tot het aangaan van een of meer schuld(en), te weten het
sluiten/aangaan van een of meer (aanvullende) overeenkomst(yen) van opdracht
met hem, verdachte, en/of zijn bedrijf [bedrijf 9] BV(zie: D-0314)
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
aan SNS Property Finance BV en/of SNS Reaal NV voorgehouden en/of (in strijd
met de werkelijkheid) de indruk gewekt (enkel) de belangen van SNS Property
Finance BV en/of SNS Reaal NV te zullen behartigen
en/of
tegenover SNS Property Finance BV en/of SNS Reaal NV verzwegen en/of verborgen
gehouden en/of verhuld dat er met betrekking tot de (overeengekomen en/of
gefactureerde) vergoeding(en) voor het verrichten van werkzaamheden ten
behoeve van SNS Property Finance BV en/of SNS Reaal NV door hem, verdachte,
(en/of zijn bedrijf), die door [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of
[medeverdachte 7] was/waren aangedragen en/of voorgedragen en/of gecontracteerd, een
(verborgen of verzwegen) vergoeding en/of betaling aan [medeverdachte 1] en/of zijn
bedrij(f)(ven) en/of [medeverdachte 3] en/of zijn bedrij(f)(ven) en/of
[medeverdachte 7] en/of zijn bedrijf was inbegrepen en/of overeengekomen
en/of
tegenover SNS Property Finance BV en/of SNS Reaal NV verzwegen en/of verborgen
gehouden en/of verhuld dat door hem, verdachte, (en/of zijn bedrijf)
(substantiële) betalingen zouden worden verricht en/of zijn verricht aan en/of
verrekeningen zouden worden verricht en/of zijn verricht met [medeverdachte 1] en/of
zjjn bedrij(f)(ven) en/of [medeverdachte 3] en/of zijn bedrij(f)(ven) en/of
[medeverdachte 7] en/of zijn bedrijf
en/of
(daarbij) ter onderbouwing en/of rechtvaardiging van de hoogte van de
(overeengekomen) vergoeding(en) met hem, verdachte, (en/of zijn bedrijf) een
(ondeugdelijk) benchmarkonderzoek (D-0254 en/of D-0255) ingebracht en/of
overgelegd en/of laten inbrengen en/of laten overleggen, (waaruit diende te
blijken dat de hoogte van die vergoeding(en) marktconform is/zijn/was/waren)
en/of
tegenover SNS Property Finance BV en/of SNS Reaal NV verzwegen en/of verborgen
gehouden en/of verhuld dat hij, verdachte, (en/of zijn bedrijf) (feitelijk)
via (een vorm van) detachering via [medeverdachte 1] en/of zijn bedrij(f)(ven) en/of
via [medeverdachte 3] en/of zijn bedrij(f)(ven) en/of via [medeverdachte 7] en/of
zijn bedrijf werkzaamheden verrichtte(n) voor SNS Property Finance BV en/of
SNS Reaal NV,
en/of
tegenover SNS Property Finance BV en/of SNS Reaal NV voorgewend dat de
bovengenoemde (overeengekomen) vergoeding(en) nodig was/waren en/of (een)
zakelijke vergoeding(en) was/waren teneinde hem, verdachte (en/of zijn
bedrijf) te kunnen werven en/of behouden ten behoeve van het verrichten van
werkzaamheden en/of diensten ten behoeven van de Restructuring &
Recovery-afdeling van SNS Property Finance BV
waardoor SNS Property Finance BV en/of SNS Reaal NV (telkens) werd bewogen tot
bovenomschreven afgifte(n) en/of werd bewogen tot het aangaan van
bovenomschreven schuld(en);
Artikel 326 jo artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 november 2010
tot en met 22 januari 2013 te Leusden en/of Utrecht en/of Hilversum, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk een of meer grote hoeveelheden geld, te weten in
totaal circa Euro 276.787,50 (exclusief btw) (zie: o.a. AH 042 en/of AH-067),
in elk geval enig(e) geldbedrag(en), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n)
aan SNS Property Finance BV (met ingang van 1 januari 2014 genaamd Propertize
BV) en/of SNS Reaal NV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, en/of zijn mededader(s), en welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/of
zijn mededader(s) uit hoofde van de persoonlijke (dienst)betrekking van
[medeverdachte 3] van/als directieadviseur en/of lid van de directie en/of Chief
Restructuring Officer en/of Senior Strategisch Adviseur en/of consultant, in
elk geval als gedetacheerd leidinggevende bij SNS Property Finance BV, in elk
geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), (zich) wederrechtelijk
heeft/hebben toegeëigend;
Artikel 322/321 jo artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
(niveau 2):
Hij in of omstreeks de periode van 11 november 2010 tot en met 26 januari
2013 te Haren (Groningen) en/of Amsterdam en/of Groningen en/of Leusden en/of
Utrecht, in elk geval in Nederland, (telkens) aan iemand, te weten
[medeverdachte 1] , die anders dan als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking bij
en/of optredend als lasthebber van SNS Property Finance BV (met ingang van 1
januari 2014 genaamd Propertize BV) en/of SNS Reaal NV (in de functie van
interim-manager en/of (daarbij) belast met het aansturen van nationale en
internationale equity participaties van SNSPF alsmede het behandelen van
andere door de Directie van SNSPF te bepalen dossiers en/of in de functie van
(tijdelijk) bestuurder en/of commissaris en/of Restructuring Medewerker),
naar aanleiding van hetgeen deze [medeverdachte 1] in dienstbetrekking en/of bij de
uitvoering van diens last heeft gedaan en/of nagelaten dan wel zal doen of
nalaten, (telkens) een belofte, te weten de toezegging/instemming om een vast
gedeelte/bedrag per gewerkt/te declareren uur aan [medeverdachte 1] (en/of zijn
bedrij(f)ven)) te betalen en/of een of meer gift(en), te weten een of meer
geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 276.787,50 (exclusief btw)
(zie: o.a. AH-042 en/of AH-067), in elk geval enig(e) geldbedrag(en), heeft
gedaan van dien aard en/of zodanige omstandigheden dat hij, verdachte,
redelijkerwijs moest aannemen dat die [medeverdachte 1] deze belofte en/of gift(en)
in strijd met de goede trouw zou/zal verzwijgen tegenover zijn werkgever en/of
lastgever;
Artikel 328ter lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 328ter lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
(niveau 2):
Hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2010 tot en met 26 januari 2013
te Groningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk voorhanden heeft gehad
zestien (16), althans een of meer, factu(u)r(en) van [bedrijf 1] BV
en/of [medeverdachte 1] gericht aan hem, verdachte, en/of [bedrijf 9] BV ten
bedrage van in totaal circa Euro 142.443,75 (exclusief btw) (te weten: D-0422
en/of D-0423 en/of D-1116 en/of D-1117 en/of D-1118 en/of D-1119 en/of D-1120
en/of D-1121 en/of D-1122 en/of D-1123 en/of D-1124 en/of D-1125 en/of D-1126
en/of D-1127 en/of D-1128 en/of D-1129)
en/of
twaalf (12), althans een of meer, factu(u)r(en) van [bedrijf 2] BV
en/of [medeverdachte 1] gericht aan hem, verdachte, en/of [bedrijf 9] BV BV
ten bedrage van in totaal circa Euro 134.343,75 (exclusief btw) (te weten:
D-1130 en/of D-1131 en/of D-1132 en/of D-1133 en/of D-1134 en/of D-1135 en/of
D-1136 en/of D-1137 en/of D-1138 en/of D-1139 en/of D-0424 en/of D-0425)
zijnde telkens (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
(telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die
geschrift(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware dat/die geschrift(en)
echt en onvervalst, en bestaande die valsheid en/of vervalsing (telkens)
hierin
dat op/in die factu(u)r(en) is vermeld dat door [bedrijf 1] BV en/of
[bedrijf 2] BV en/of [medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten:
"adviesdiensten") zijn verricht ten behoeve van/voor hem, verdachte en/of
[bedrijf 9] BV, terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of
diensten niet, althans niet in zijn geheel, door [bedrijf 1] BV en/of
[bedrijf 2] BV en/of [medeverdachte 1] zijn verricht ten behoeve van/voor hem,
verdachte, en/of [bedrijf 9] BV
en/of (telkens)
dat op/in die factu(u)r(en) (een) factuurbedrag(en) is/zijn vermeld dat/die in
werkelijkheid geen, althans niet volledig, betrekking heeft/hebben op de in
die factu(u)r(en) vermelde(n) werkzaamheden en/of diensten;
Artikel 225 lid 2 jo artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
4.
(niveau 2):
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 november
2010 tot en met 28 februari 2013 te Groningen en/of Leusden en/of Utrecht
en/of Haren (Groningen) en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens)
anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking bij en/of
optredend als lasthebber van SNS Property Finance BV (met ingang van 1
januari 2014 genaamd Propertize BV) en/of SNS Reaal NV (in de functie van
Equity manager en/of (daarbij) belast met het management van de nationale en
internationale equity postities van SNS PF en alle daaruit voortvloeiende
werkzaamheden), naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in zijn
betrekking en/of bij de uitvoering van zijn last(en) heeft gedaan en/of
nagelaten dan wel zal/zou doen of nalaten, (telkens) een belofte, te weten
de toezegging van/instemming door [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 7] om een
vast gedeelte/bedrag per door [A] en/of [B] gewerkt/te
declareren uur aan hem, verdachte (en/of zijn bedrijf) te betalen en/of een
of meer gift(en), te weten de betaling van in totaal circa Euro 798,75
(exclusief btw) door [medeverdachte 1] en/of zijn bedrij(f((ven) en/of door
[medeverdachte 7] en/of zijn bedrijf en/of een korting/verrekening van in totaal circa
45.101,41 (exclusief btw) op/met het/de door hem, verdachte, te betalen
resterende en/of (nog) verschuldigde geldbedrag aan [medeverdachte 1] en/of
[medeverdachte 7] (zie: o.a. AH-042 en/of AH-067) heeft aangenomen en dit aannemen in
strijd met de goede trouw (telkens) heeft verzwegen tegenover zijn werkgever
en/of lastgever;
Artikel 328ter lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 328ter lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
(niveau 2):
Hij in of omstreeks de periode van 20 november 2010 tot en met 31 december
2012 te Groningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen,
veertien (14), althans een of meer, factu(u)r(en) van [bedrijf 9] BV
en/of hem, verdachte, gericht aan [medeverdachte 1] en/of [bedrijf 1] BV ten
bedrage van in totaal circa Euro 24.862,52 (exclusief btw) (te weten: D-0427
en/of D-0428 en/of D-1140 en/of D-1141 en/of D-1142 en/of D-1143 en/of D-1144
en/of D-1145 en/of D-1146 en/of D-1147 en/of D-1148 en/of D-1149 en/of D-1150
en/of D-1151),
en/of
tien (10), althans een of meer, factu(u)r(en) van [bedrijf 9] BV en/of
hem, verdachte, gericht aan [medeverdachte 1] en/of [bedrijf 2] BV ten bedrage
van in totaal circa Euro 16.132,52 (exclusief btw) (te weten: D-1152 en/of
D-1153 en/of D-1154 en/of D-1155 en/of D-1156 en/of D-1157 en/of D-1158 en/of
D-1159 en/of D-0429 en/of D-0430)
zijnde telkens (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten
opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers
heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd
met de waarheid -zakelijk weergegeven-
op/in die factu(u)r(en vermeld dat door [bedrijf 9] BV en/of hem,
verdachte, werkzaamheden en/of diensten (te weten: "advieswerkzaamheden t.b.v.
[bedrijf 10] ") zijn verricht ten behoeve van/voor [medeverdachte 1] en/of
[bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV, terwijl in werkelijkheid die
werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet in zijn geheel, door
[bedrijf 9] BV en/of hem, verdachte, zijn verricht ten behoeve van/voor
[medeverdachte 1] en/of [bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV
en/of (telkens)
op/in die factu(u)r(en) (een) factuurbedrag(en) vermeld dat/die in
werkelijkheid geen, althans niet volledig, betrekking heeft/hebben op de in
die factu(u)r(en) vermelde(n) werkzaamheden en/of diensten,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
Artikel 225 lid 1 jo artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
(niveau 2):
Hij in of omstreeks de periode van 11 november 2010 tot en met heden te Haren
(Groningen) en/of Amsterdam en/of Groningen en/of Leusden en/of Utrecht, in
elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (van) één of meer voorwerp(en), te weten een of een meer
geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 232.664,84 (exclusief
btw) (zie: o.a. AH-042 en/of AH-067), bestaande uit
circa Euro 116.396,11 (exclusief btw) (betaald (aan [medeverdachte 1] ) op basis van
de factu(u)r(en) D-0422 en/of D-0423 en/of D-1116 en/of D-1117 en/of D-1118
en/of D-1119 en/of D-1120 en/of D-1121 en/of D-1122 en/of D-1123 en/of D-1124
en/of D-1125 en/of D-1126 en/of D-1127 en/of D-1128 en/of D-1129
minus/verrekend met de factu(u)r(en) D-0428 en/of D-1140 en/of D-1141 en/of
D-1142 en/of D-1143 en/of D-1144 en/of D-1145 en/of D-1146 en/of D-1147 en/of
D-1148 en/of D-1149 en/of D-1150 en/of D-1151en/of één (1) tot op heden
onbekend gebleven factuur)
en/of
circa Euro 115.289,98 (exclusief btw) (betaald (aan [medeverdachte 1] ) op basis van
D-1130 en/of D-1131 en/of D-1132 en/of D-1133 en/of D-1134 en/of D-1135 en/of
D-1136 en/of D-1137 en/of D-1138 en/of D-1139 en/of D-0424 en/of D-0425
minus/verrekend met de factu(u)r(en) D-1152 en/of D-1153 en/of D-1154 en/of
D-1155 en/of D-1156 en/of D-1157 en/of D-1158 en/of D-1159 en/of D-0429 en/of
D-0430 en/of twee (2) tot op heden onbekend gebleven factu(u)r(en))
en/of
circa Euro 978,75 (exclusief btw) (ontvangen (van [medeverdachte 1] ) op basis van de
factuur D-0427),
in elk geval enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen/verhuld en/of heeft/hebben
verborgen/verhuld wie de rechthebbende(n) op/het/de
voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren en/of wie het/dat/die voorhanden
heeft/hebben gehad
en/of dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of
heeft/hebben verworven en/of heeft/hebben omgezet en/of heeft/hebben
overgedragen en/of van dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) gebruik
heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), (telkens) wist(en) dat/die
voorwerp(en)/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), daarvan een gewoonte
heeft/hebben gemaakt;
Artikel 420bis/ter jo artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
7.
(niveau 2):
Hij in of omstreeks de periode van 20 september 2010 tot en met 4 maart 2013
te Leusden en/of Sint-Michielsgestel en/of Hilversum en/of Utrecht en/of
Haren (Groningen) en/of Amsterdam en/of Groningen en/of Enschede, in elk
geval in Nederland en/of te Willemstad, in elk geval op Curaçao, en/of te
Praag, in elk geval in Tsjechië, opzettelijk heeft deelgenomen aan een
organisatie, te weten een organisatieverband van natuurlijke personen en/of
rechtspersonen, bestaande uit o.a. hem, verdachte, en/of [medeverdachte 3]
en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 5]
en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 7] en/of [bedrijf 8]
BV (" [...] BV") en/of [bedrijf 1] BV en/of
[bedrijf 2] BV en/of [bedrijf 3] NV en/of [bedrijf 11]
BV en/of [bedrijf 12] BV en/of [bedrijf 4] BV en/of [bedrijf 13] BV en/of
[bedrijf 5] ( [bedrijf 5] ) BV en.of [bedrijf 9] BV en/of
[bedrijf 6] , welke organisatie tot oogmerk heeft/had het plegen van
misdrijven, namelijk onder meer
-oplichting van SNS Property Finance BV (met ingang van 1 januari 2014 genaamd
Propertize BV en/of SNS Reaal NV (artikel 326 Wetboek van Strafrecht)
-verduistering in dienst betrekking bij SNS Property Finance BV en/of SNS
Reaal NV (artikel 321/322 Wetboek van Strafrecht)
-actieve en/of passieve niet-ambtelijke omkoping (artikel 328ter Wetboek van
Strafrecht)
-(gewoonte)witwassen (artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht)
-valsheid in geschrifte (artikel 225 Wetboek van Strafrecht);
Artikel 140 Wetboek van Strafrecht
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
BIJLAGE II: bewijsmiddelenoverzicht facturen
Nummer
Afkomstig van
Gericht aan
Omschrijving
Factuurdatum
Bedrag (excl. BTW)
Betaaldatum
D-0422
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
25 oktober 2010
€ 3.450,00
11 november 2010
D-0423
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
16 november 2010
€ 8.943,75
19 november 2010
D-1116
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
16 december 2010
€ 8.212,50
20 december 2010
D-1117
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
19 januari 2011
€ 8.887,50
26 januari 2011
D-1118
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
15 februari 2011
€ 7.612,50
18 februari 2011
D-1119
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
16 maart 2011
€ 7.593,75
20 maart 2011
D-1120
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
14 april 2011
€ 10.706,25
20 april 2011
D-1121
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
15 mei 2011
€ 9.693,75
24 mei 2011
D-1122
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
16 juni 2011
€ 10.706,25
19 juni 2011
D-1123
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
19 juli 2011
€ 9.543,75
22 juli 2011
D-1124
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
19 augustus 2011
€ 10.912,50
25 augustus 2011
D-1125
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
12 september 2011
€ 3.937,50
14 september 2011
D-1126
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
16 oktober 2011
€ 9.262,50
1 november 2011
D-1127
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
16 november 2011
€ 11.175,00
17 november 2011
D-1128
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
15 december 2011
€ 12.543,75
15 december 2011
D-1129
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
12 januari 2012
€ 9.262,50
14 januari 2012
Totaal:€ 142.443,75
D-1130
[bedrijf 1] / Trade B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
12 januari 2012
€ 12.600,00
23 februari 2012
D-1131
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
15 maart 2012
€ 11.531,25
17 maart 2012
D-1132
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
28 april 2012
€ 13.500,00
29 april 2012
D-1133
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
16 mei 2012
€ 11.137,50
17 mei 2012
D-1134
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
15 juni 2012
€ 10.612,50
17 juni 2012
D-1135
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
15 juli 2012
€ 10.462,50
18 juli 2012
D-1136
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
24 augustus 2012
€ 10.987,50
9 september 2012
D-1137
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
14 september 2012
€ 6.150,00
19 september 2012
D-1138
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
14 oktober 2012
€ 9.618,75
17 oktober 2012
D-1139
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
11 november 2012
€ 13.256,25
24 november 2012
D-0424
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
16 december 2012
€ 13.500,00
17 december 2012
D-0425
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 9] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 9] B.V.
17 januari 2013
€ 10.987,50
26 januari 2013 [63]
Totaal:€ 134.343,75
D-0427
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
20 november 2010
€ 798,75
29 november 2010
D-0428
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
17 december 2010
€ 1.635,00
30 december 2010
D-1140
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
24 januari 2011
€ 1.368,75
26 januari 2011
D-1141
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
18 februari 2011
€ 2.201,25
18 februari 2011
D-1142
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
20 maart 2011
€ 1.685,63
20 maart 2011
D-1143
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
17 april 2011
€ 2.313,75
20 april 2011
D-1144
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
24 mei 2011
€ 2.118,75
24 mei 2011
D-1145
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
19 juni 2011
€ 2.390,63
19 juni 2011
D-1146
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
21 juli 2011
€ 1.747,50
22 juli 2011
D-1147
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
25 augustus 2011
€ 1.974,38
25 augustus 2011
D-1148
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
14 september 2011
€ 928,13
14 september 2011
D-1149
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
17 november 2011
€ 2.073,75
17 november 2011
D-1150
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
15 december 2011
€ 1.830,00
15 december 2011
D-1151
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
14 januari 2012
€ 1.796,25
14 januari 2012
Totaal: € 24.862,52
D-1152
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 2] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
18 februari 2012
€ 2.002,50
23 februari 2012
D-1153
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 2] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
29 april 2012
€ 1.290,00
29 april 2012
D-1154
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 2] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
16 mei 2012
€ 1.608,75
17 mei 2012
D-1155
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 2] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
17 juni 2012
€ 1.610,63
17 juni 2012
D-1156
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 2] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
18 juli 2012
€ 1.365,00
18 juli 2012
D-1157
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 2] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
8 september 2012
€ 1.185,00
9 september 2012
D-1158
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 2] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
19 september 2012
€ 946,88
19 september 2012
D-1159
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 2] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
24 november 2012
€ 2.690,63
24 november 2012
D-0429
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 2] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
17 december 2012
€ 2.683,13
17 december 2012
D-0430
[bedrijf 9] B.V.
[bedrijf 2] B.V.
Advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] BV
31 december 2012
€ 750,00
26 januari 2013 [64]
Totaal: € 16.132,52
BIJLAGE III: de bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte]
Niveau 2
3.
in de periode van 25 oktober 2010 tot en met 26 januari 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk voorhanden heeft gehad
zestien (16) facturen van [bedrijf 1] BV gericht aan [bedrijf 9] BV ten bedrage van in totaal Euro 142.443,75 (exclusief btw) (te weten: D-0422 en D-0423 en D-1116 en D-1117 en D-1118 en D-1119 en D-1120 en D-1121 en D-1122 en D-1123 en D-1124 en D-1125 en D-1126 en D-1127 en D-1128 en D-1129)
en
twaalf (12) facturen van [bedrijf 2] BV gericht aan [bedrijf 9] BV ten bedrage van in totaal Euro 134.343,75 (exclusief btw) (te weten: D-1130 en D-1131 en D-1132 en D-1133 en D-1134 en D-1135 en D-1136 en D-1137 en D-1138 en D-1139 en D-0424 en D-0425)
zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader telkens wisten dat dat geschrift bestemd was tot gebruik als ware dat geschrift echt en onvervalst, en bestaande die valsheid telkens hierin
dat op die factuur is vermeld dat door [bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV en/of [medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten: "adviesdiensten") zijn verricht ten behoeve van/voor hem, verdachte en/of [bedrijf 9] BV, terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, door [bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV en/of [medeverdachte 1] zijn verricht ten behoeve van/voor hem, verdachte, en/of [bedrijf 9] BV
en
dat op die factuur een factuurbedrag is vermeld dat in werkelijkheid geen betrekking heeft op de in
die factuur vermelde werkzaamheden en/of diensten;
4.
in de periode van 29 november 2010 tot en met 28 februari 2013 in Nederland, telkens anders dan als ambtenaar, optredend als lasthebber van SNS Property Finance BV (belast met het management van de nationale en internationale equity posities van SNS PF en alle daaruit voortvloeiende werkzaamheden), naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan, telkens een belofte, te weten de toezegging van/instemming door [medeverdachte 7] om een
vast gedeelte/bedrag per door [A] en [B] gewerkt/te declareren uur aan hem, verdachte en/of zijn bedrijf te betalen en giften, te weten de betaling van in totaal Euro 798,75
(exclusief btw) door [medeverdachte 1] en/of zijn bedrijf en/of door [medeverdachte 7] en een verrekening van in totaal Euro 45.101,41 (exclusief btw) met het door hem, verdachte, te betalen resterende en/of (nog) verschuldigde geldbedrag aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 7] heeft aangenomen en dit aannemen in
strijd met de goede trouw telkens heeft verzwegen tegenover zijn werkgever en/of lastgever;
5.
in de periode van 20 november 2010 tot en met 31 december 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
veertien (14) facturen van [bedrijf 9] BV gericht aan [bedrijf 1] BV ten bedrage van in totaal Euro 24.862,52 (exclusief btw) (te weten: D-0427 en D-0428 en D-1140 en D-1141 en D-1142 en D-1143 en D-1144 en D-1145 en D-1146 en D-1147 en D-1148 en D-1149 en D-1150 en D-1151),
en
tien (10) facturen van [bedrijf 9] BV gericht aan [bedrijf 2] BV ten bedrage van in totaal Euro 16.132,52 (exclusief btw) (te weten: D-1152 en D-1153 en D-1154 en D-1155 en D-1156 en D-1157 en D-1158 en D-1159 en D-0429 en D-0430),
zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader valselijk en/of in strijd met de waarheid zakelijk weergegeven-
op die facturen vermeld dat door [bedrijf 9] BV en/of hem, verdachte, werkzaamheden en/of diensten (te weten: "advieswerkzaamheden t.b.v. [bedrijf 10] ") zijn verricht ten behoeve van/voor [medeverdachte 1] en/of [bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV, terwijl in werkelijkheid die
werkzaamheden en/of diensten niet door [bedrijf 9] BV en/of hem, verdachte, zijn verricht ten behoeve van/voor [medeverdachte 1] en/of [bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV
en telkens
op die facturen factuurbedragen vermeld die in werkelijkheid geen betrekking hebben op de in
die facturen vermelde werkzaamheden en/of diensten,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
6.
op 29 november 2010 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, van een voorwerp, te weten een geldbedrag van Euro 798,75 (exclusief btw), ontvangen van [medeverdachte 1] op basis van de
factuur D-0427, de werkelijke aard heeft verhuld en dat geldbedrag voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader, wisten dat dat geldbedrag onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
7.
in de periode van 20 september 2010 tot en met 4 maart 2013 in Nederland opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisatieverband van natuurlijke personen en
rechtspersonen, bestaande uit hem, verdachte, en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] en [bedrijf 8] BV en [bedrijf 1] BV en [bedrijf 2] BV en [bedrijf 3] NV en [bedrijf 13] BV en [bedrijf 5] ( [bedrijf 5] ) BV en [bedrijf 9] BV en [bedrijf 6] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- actieve en passieve niet-ambtelijke omkoping
- ( gewoonte)witwassen
-valsheid in geschrift.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende FIOD dossier, nummer 51693, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (onderzoek Mount Nepal, inhoudende 28 ordners). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. AH staat voor ambtshandeling, ZPV staat voor zaaksproces-verbaal, V staat voor proces-verbaal van verhoor verdachte en G staat voor proces-verbaal verhoor getuige. Waar wordt verwezen naar D betreft het andere geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, van het Wetboek van Strafvordering.
2.AH-020, pagina 2
3.D-1330
4.D-1330
5.V04-05, pagina 10
6.V04-05, pagina 11
7.D-0275, pagina 1 en 2
8.V04-05, pagina 3
9.V01-10, pagina 3
10.V01-10, pagina 4
11.D-0258, pagina 3
12.V15-01, pagina 3
13.D-0230
14.AH-042, pagina 2
15.V04-07, pagina 9
16.V04-07, pagina 10
17.V04-05, pagina 6
18.V04-07, pagina 10
19.V04-05, pagina 7
20.V04-06, pagina 8
21.V10-01, pagina 2
22.V12-03, pagina 2
23.V15-01, pagina 2
24.Salvadanaio: D-0167 en Consus: D-0152
25.V11-01, pagina 3
26.D-0764a
27.AH-067, pagina 9
28.D-0314
29.AH-067, pagina 9
30.V11-01, pagina 3
31.V11-01, pagina 4
32.V11-01, pagina 3
33.V11-01, pagina 4
34.V11-01, pagina 6
35.Bijlage II: bewijsmiddelenoverzicht facturen
36.AH-042, pagina 25
37.V04-07, pagina 12
38.V04-07, pagina 11
39.V11-01, pagina 8
40.V11-03, pagina 7
41.V11-02, pagina 11
42.V11-01, pagina 8
43.AH-067, pagina 28
44.D-0386
45.Bijlage II: bewijsmiddelenoverzicht facturen
46.AH-042, pagina 25
47.AH-067, pagina 28
48.V15-01, pagina 2
49.AH-042, pagina 27
50.V15-01, pagina 3
51.V15-01, pagina 4
52.V15-01, pagina 5
53.V15-01, pagina 8
54.V15-01, pagina 9
55.V04-07, pagina 14
56.V04-05, pagina 6
57.V04-05, pagina 8
58.V04-05, pagina 9
59.V04-05, pagina 8
60.V15-01, pagina 5
61.V15-01, pagina 6
62.Bijlage II: bewijsmiddelenoverzicht facturen
63.AH-042, pagina 24
64.AH-042, pagina 25