4.3.1Parketnummer 16/661744-15
Vrijspraak van feit 1 primair
Anders dan officier van justitie komt de rechtbank tot een vrijspraak van de voltooide variant van sub 1 als het gaat om werven. Gezien de context van artikel 273f lid sub 1 Sr waarbinnen ‘heeft geworven’ is geplaatst, moet er van uit worden gegaan dat met die term een situatie bedoeld is waarbij die ander daadwerkelijk is aangetrokken en/of overgehaald om diensten of werkzaamheden te (gaan) verrichten die aangemerkt kunnen worden als uitbuiting en niet een situatie waarin slechts sprake is geweest van het trachten aan te trekken en/of over te halen. Uit het dossier leidt het de rechtbank wel af dat verdachte getracht heeft [aangeefster 1] aan te trekken en over te halen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden. Verdachte heeft in zijn (sms-)contacten met [aangeefster 1] immers gesproken over de prostitutiewerkzaamheden die zij voor hem zou gaan verrichten. In die contacten is onder meer aan de orde geweest hoeveel dagen zij zou gaan werken en hoe groot het percentage zou zijn dat zij aan verdachte zou afdragen. Uit de berichten blijkt evenwel niet dat is afgesproken wanneer [aangeefster 1] zou beginnen met werken of dat sprake was van andere meer concrete en gedetailleerde afspraken. Bovendien kan op basis van de verklaringen van [aangeefster 1] niet worden vastgesteld dat zij daadwerkelijk voor verdachte zou gaan werken en dat dus van een voltooide werving sprake was.
Het is verdachte dus niet gelukt om haar daadwerkelijk aan te trekken en/of over te halen. Zijn streven om haar te werven heeft niet het beoogde resultaat gehad.
Van andere handelingen dan werven als bedoeld in sub 1 is geen sprake, zodat de rechtbank ook in zoverre tot vrijspraak komt.
Vrijspraak van feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. Ten laste is gelegd dat verdachte [aangeefster 1] heeft gedwongen tot afgifte van de pincode van haar telefoon door - kort gezegd - te dreigen dat hij (naakt)foto’s en (seks)filmpjes van haar die op die telefoon stonden openbaar zou maken. [aangeefster 1] heeft hierover verklaard dat zij haar pincode heeft afgegeven, omdat verdachte dreigde haar telefoon te resetten en zij dit niet wilde. Dit is echter niet ten laste gelegd. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden hoe verdachte [aangeefster 1] kon dreigen met het openbaar maken van foto’s en filmpjes die op [aangeefster 1] ’s telefoon stonden, als verdachte - zonder pincode - geen toegang had tot de telefoon van [aangeefster 1] . De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Vrijspraak van feit 4
De rechtbank acht eveneens niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot mensenhandel ten aanzien van [aangeefster 2] . Verdachte heeft gedurende een korte periode via sociale media contact gehad met [aangeefster 2] . Het contact tussen verdachte en [aangeefster 2] heeft, gelet op de inhoud ervan, vooral betrekking op een seksafspraak met verdachte. Daarnaast worden door verdachte de volgende berichten gestuurd: “wil je me wijf zijn haha”, “wil je niet werken dan”, “dan heb je 300 euro per dag” en “laat me met rust als je wilt verdienen kan ik regelen anders niet”. Hoewel deze tekstberichten zouden kunnen duiden op prostitutiewerkzaamheden, zijn ze naar het oordeel van de rechtbank te weinig concreet en specifiek en tezamen onvoldoende om te kunnen spreken van een poging om [aangeefster 2] te werven voor prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de poging tot mensenhandel, zoals ten laste gelegd onder feit 4.
De bewijsmiddelen voor de feiten 1 en 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Op 9 oktober 2015 heeft [aangeefster 1] (hierna: [aangeefster 1] ) aangifte gedaan bij de politie. In deze aangifte verklaart zij dat zij op 2 oktober 2015 een mailtje kreeg via [site] van ene [X] . Vervolgens is zij naar de [adres 2] gegaan.Nadat zij met de persoon seks had gehad, zei hij dat ze via de achterdeur naar buiten moest en dat zij het geld straks zou krijgen. De deur viel dicht. [aangeefster 1] heeft hem vervolgens met haar werktelefoon gebeld, waarna ze van hem hoorde dat hij haar telefoon uit haar tas had gepakt. [aangeefster 1] vroeg hem wat zij moest doen om haar telefoon terug te krijgen. Hij zei dat ze voor hem moest werken. Als ze dat niet zou doen dan zou hij alles van haar telefoon op internet zetten.Vervolgens heeft [aangeefster 1] hem gevraagd wat ze moest doen om in elk geval haar pasjes terug te krijgen. Hij antwoordde dat ze terug moest komen en een naaktfoto van zichzelf moest laten maken met haar gezicht erop, zodat hij de garantie had dat ze met hem in contact zou blijven. [aangeefster 1] zou dan haar bankpasje en haar OV-kaart daarvoor terug krijgen. Hij zei dat ze haar shirt omhoog moest doen en in de camera moest kijken. Vervolgens moest ze zich omdraaien en haar broek naar beneden doen. Daarvan heeft hij een foto gemaakt. [aangeefster 1] had haar ondergoed nog aan.
[aangeefster 1] verklaart verder dat hij vanaf dat moment bezig is geweest met dreigementen, sms’en en bellen. Hij heeft tegen de zus van [aangeefster 1] gezegd dat als zij [aangeefster 1] niet naar hem toe zou sturen, hij dan alles naar haar moeder zou sturen. Ook heeft hij tegen [aangeefster 1] gezegd dat als zij niet voor hem zou gaan werken als hoer hij de filmpjes en video’s op social media zou zetten en naar haar moeder zou sturen.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de telefoon van [aangeefster 1] . Hieruit blijkt dat er in de periode van 2 oktober 2015 tot en met 7 oktober 2015 sms-contact is geweest tussen het nummer van [aangeefster 1] en het nummer + [nummer] ( [X] ).
(3-10-2015)
[X] ( [X] ): “vertel me eens vanaf wanneer en hoelang doe je dit al”
[aangeefster 1] ( [aangeefster 1] ): “pas 1 maand”
(…)
[X] : “Oke hoe vaak deet je het”
(…)
[aangeefster 1] : “Dat is meer dan zat geweest voor mij”
[X] : “Jaa, maar is weinig voor nu! Maar zeg welke dagen je gwn kan dan”
[aangeefster 1] : “Dinsd n dond”
[aangeefster 1] : “2 keer per week ong”
[X] : “2 dagen is te weinig!”
[X] : “ik zij min 4 in de week”
(…)
[X] : “hoe wil je dat gaan doen met geld?”
[aangeefster 1] : “50/50”
[X] : “hmm ik denk er over na wat krijg ik oer klant zeg het eens?”
[X] : “Jaa maar als ik je dan krijg ik wel lekkere sex van je he!!”
[X] : “Ik kan ook moeilijk doen maar gun je nog veel verpest dat niet!!”
(4-10-2015)
[X] : “Ik herhaal doe geen domme dingen he dan blijfen we chil met elkaar zo niet dan word het alleen maar lastiger jep?”
(5-10-2015)
[X] : “Is goed drm geef ik je ook je tel terug haha maar pff je hebt echt 3000 foto’s gemaakt en verzonden sinds 2004 je bent echt een hele stouterd ik zweer he”
[X] : “Bedoel 2014 tot nu je bent zwaar geil gwn en het komt zkr goed he met werken!!”
(6-10-2015)
[X] : “Ik ben te soft en duidelijk geweest je hebt me niet gebeld je kk tel kan je ook vergeten ka wollah ik wil je leven niet verpesten…bel of sms je mij zo”
[X] : “niet dan stuur ik die kk zooitje van je op WhatsApp en begin ik het eerst naar je zus te sturen tel kan je vergeten nu ik waarschuw je.”
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich “ [X] ” heeft genoemd. Op 2 oktober 2015 maakte hij een afspraak via de site [site] , waarna [aangeefster 1] naar de [adres 2] is gekomen. Hij heeft haar beneden voor de hal ontmoet en meegenomen naar de kelderboxen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij de telefoon van [aangeefster 1] uit haar tas heeft gepakt en als een soort onderpand onder zich heeft gehouden. [aangeefster 1] zou voor hem gaan werken in de prostitutie. Om te zorgen dat ze dat deed hield verdachte haar telefoon onder zich. Verdachte had een minimumuitkering en wilde wel wat bijverdienen. Daarom heeft hij ook foto’s genomen van [aangeefster 1] . Verdachte heeft verder verklaard dat hij met het sms’je “ik kan ook moeilijk doen maar gun je nog veel verpest dat niet” bedoelde dat hij de foto’s die hij op haar telefoon had gezien kon doorsturen aan anderen. Verdachte doelde met de tekst “je bent zwaar geil gwn en het komt zkr goed he met werken” op prostitutiewerkzaamheden.
Algemene bewijsoverwegingen feit 1
De raadsman heeft betoogd dat geen van de ten laste gelegde dwangmiddelen wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Ten aanzien van de “dreiging met een andere feitelijkheid” heeft de raadsman aangevoerd dat dit niet kan worden bewezen verklaard, omdat over de dreiging ‘alles op internet te zetten’ wisselend wordt verklaard en dit in elk geval niet is gedaan middels telecom. Het bericht van 6 oktober 2015 bevat een soortgelijk dreigement, maar is bedoeld om met [aangeefster 1] in contact te komen, niet om haar in de prostitutie te brengen.
De rechtbank deelt dit standpunt van de raadsman niet. Allereerst blijkt zowel uit de verklaring van [aangeefster 1] als uit de verklaring van verdachte zelf dat verdachte heeft gedreigd met het openbaar maken van de foto’s en filmpjes, zodat [aangeefster 1] voor verdachte in de prostitutie zou gaan werken. Verdachte heeft bovendien verklaard dat het sms-bericht “gun je nog veel verpest dat niet” in die context is geschreven. Dat verdachte in zijn berichten vooral benadrukte dat hij met [aangeefster 1] in contact wilde komen, sluit niet uit dat deze contacten eveneens bedoeld waren om haar (uiteindelijk) in de prostitutie te brengen. In eerste instantie is door verdachte en [aangeefster 1] gesproken over de werkzaamheden die [aangeefster 1] voor verdachte zou gaan verrichten. Wanneer [aangeefster 1] vervolgens in de dagen die volgen - naar de mening van verdachte - te weinig van zich laat horen, worden de berichten die verdachte stuurt steeds dwingender en dreigender. De rechtbank leidt hieruit af dat het verdachte niet alleen te doen is geweest om met [aangeefster 1] in contact te komen/blijven, maar dat hij erop gericht was haar in de prostitutie te brengen. Hetgeen hij ook ter zitting heeft bevestigd.
De rechtbank verwerpt het betoog van de raadsman dat verdachte geen “oogmerk tot uitbuiting” heeft gehad. Gelet op het door verdachte gebruikte dwangmiddel en zijn verklaring dat hij wilde verdienen aan de prostitutiewerkzaamheden van [aangeefster 1] en dat hij dat als een aanvulling op zijn uitkering zag, kan dit oogmerk wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Op grond van de bewijsmiddelen en van wat hiervoor is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door middel van dreiging met andere feitelijkheden heeft geprobeerd [aangeefster 1] prostitutiewerkzaamheden voor zich te laten verrichten. De gedragingen van verdachte waren gericht op het werven van [aangeefster 1] .
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van de overige dwangmiddelen die zijn ten laste gelegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken van het vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen van [aangeefster 1] .
Bewijsoverwegingen feit 1 subsidiair
De raadsman heeft bepleit dat (ook) een poging tot mensenhandel niet kan worden bewezen, omdat de gedragingen van verdachte - naar hun uiterlijke verschijningsvorm - niet kunnen worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf.
De rechtbank oordeelt anders. Allereerst blijkt uit de verklaring van verdachte zelf dat het zijn bedoeling is geweest [aangeefster 1] voor zich te laten werken, zodat hij wat kon bijverdienen. Bovendien wordt in het sms-contact tussen verdachte en [aangeefster 1] gesproken over het maken van een advertentie en wordt besproken hoeveel dagen [aangeefster 1] zal werken en hoe de opbrengst zal worden verdeeld. Hieruit blijkt overtuigend dat de gedragingen van verdachte gericht waren op de voltooiing van het misdrijf.
De rechtbank acht aldus het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverwegingen feit 3
De raadsman heeft aangevoerd dat het opzet van verdachte niet gericht was op het wegnemen van de pasjes die bij de telefoon van [aangeefster 1] zaten. Daarnaast kan volgens de raadsman niet worden bewezen verklaard dat sprake is van wederrechtelijk toe-eigening, nu verdachte de telefoon heeft weggenomen en onder zich gehouden als ‘onderpand’ nadat [aangeefster 1] van hem € 600,- had gestolen.
De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. Verdachte heeft bij het wegnemen van de telefoon (met telefoonhoesje) ten minste voorwaardelijk opzet gehad op het wegnemen van de pasjes van [aangeefster 1] . Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat telefoonhoesjes vaak pasjes bevatten. Daar komt nog bij dat verdachte de pasjes niet onmiddellijk heeft teruggegeven aan [aangeefster 1] toen hij erachter kwam dat hij deze onder zich had. De verklaring van verdachte dat [aangeefster 1] € 600,- van verdachte heeft gestolen, acht de rechtbank niet aannemelijk. Allereerst is daarbij van belang dat verdachte dit gestolen geldbedrag pas noemt nadat hij te weten is gekomen dat [aangeefster 1] naar de politie is gegaan. In de gesprekken tussen 2 en 8 oktober 2015 wordt hierover met geen woord gesproken. Daarnaast heeft verdachte over deze diefstal wisselende verklaringen afgelegd. Ten slotte blijkt uit de bankgegevens dat de verklaring van verdachte, dat hij dit bedrag kort voor de diefstal heeft opgenomen, onjuist is.
De rechtbank merkt verder op dat, zelfs al zou verdachte de telefoon hebben afgepakt als een soort onderpand, dit het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening niet wegneemt.
4.3.2Parketnummer 16/659158-16
Partiële vrijspraak feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bij de diefstal van de telefoon van [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] ) geweld heeft gebruikt. Verdachte ontkent dat hij de telefoon (met kracht) uit de handen van [benadeelde 1] heeft getrokken en haar heeft geslagen. Nu er, naast de aangifte van [benadeelde 1] , geen ondersteunend bewijs is voor dit ten laste gelegde geweld, zal verdachte van deze geweldshandelingen worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen voor feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde diefstal heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Op 23 juni 2013 wordt door [benadeelde 1] aangifte gedaan van de diefstal van haar Blackberry smartphone, type 9790. Ze verklaart dat dit feit is gepleegd door de voetbaltrainer van haar broertjes.[benadeelde 1] kwam deze trainer, [voornaam] , op 11 juni 2013 tegen in Utrecht. Ze zag dat [voornaam] haar smartphone pakte en deze in zijn jaszak deed.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [benadeelde 1] in Utrecht heeft ontmoet, omdat hij op internet foto’s van haar had gezien waarmee hij haar wilde confronteren. Verder heeft verdachte verklaard dat hij de telefoon van [benadeelde 1] na deze ontmoeting enige tijd in zijn bezit heeft gehouden.
Bewijsoverweging feit 1
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat [benadeelde 1] haar telefoon aan hem heeft afgegeven om de foto’s die verdachte van haar had gezien te downloaden, niet aannemelijk. Gelet op de context waarin de ontmoeting zich afspeelde, het feit dat verdachte en [benadeelde 1] elkaar nauwelijks kenden en het feit dat [benadeelde 1] meerdere privacygevoelige foto’s op haar telefoon had staan, maakt het zeer onwaarschijnlijk dat [benadeelde 1] haar telefoon vrijwillig aan verdachte zou hebben afgegeven.
De raadsman heeft betoogd dat geen sprake is van wederrechtelijke toe-eigening, omdat verdachte voornemens was de telefoon terug te geven. De rechtbank deelt dit standpunt van de raadsman niet. Nog afgezien van de vraag of verdachte echt voornemens was (vrijwillig) de telefoon aan [benadeelde 1] terug te geven, vindt de stelling dat daarmee het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wordt weggenomen geen steun in het recht.
De bewijsmiddelen voor feit 2, 3 en 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan. Omdat verdachte deze feiten heeft bekend en door de raadsman geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 1] , van 23 juni 2013 met bijlagen;
- het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 23 juni 2013;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 4 juli 2013;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 juni 2016.
- het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 2] , van 30 augustus 2013;
- het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 30 augustus 2013;
- het proces-verbaal van bevindingen van 12 september 2013;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 juni 2016.
- het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 3] van 5 januari 2015, met bijlagen;
- het proces-verbaal van bevindingen van 26 januari 2016;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 juni 2016.