2.2.In de Nota van Inlichtingen van 23 februari 2016 is onder 4 de volgende vraag gesteld:
“In de aanbestedingsstukken heeft u opgenomen dat de verhouding prijs-kwaliteit 660:340
zou moeten betreffen. Na het onderzoeken van de door u gebruikte formules voor de bepa-ling van de subgunningscriteria komen wij echter tot de conclusie dat de werkelijke ver-houding prijs-kwaliteit “912:88” beloopt. Dit heeft tot gevolg dat het subgunningscriterium kwaliteit slechts voor 8,8% bepalend is voor de eindscore.
Onder verwijzing naar de uitspraak ECLI:NL:RBGEL:2014:454 van de rechtbank Gelder-land mogen gunningscriteria op grond van EMVI niet zodanig zijn ingericht dat deze eigen-lijk het gunningscriterium ‘laagste prijs’ betreft. Gelet op het vorengenoemde percentage van 8,8% is ook bij deze aanbesteding in werkelijkheid sprake van de toepassing van het gunningscriterium ‘Laagste prijs’. Als gevolg daarvan dient gelijk als in de vorengenoemde zaak de onderhavige aanbestedingsprocedure te worden gestaakt en dient een heraanbeste-ding te worden georganiseerd. Dit gebrek op het punt van de gunningscriteria van de onder-havige aanbesteding kan niet meer worden hersteld. Immers, het tijdens een lopende aanbe-stedingsprocedure wijzigen van een (sub)gunningscriterium houdt een ongeoorloofde, we-zenlijke wijziging in. De vaststelling van de vorengenoemde werkelijke inrichting van het gunningscriterium volgt uit het navolgende. Voor de berekening van de subscore van beide subgunningscrite-ria prijs en kwaliteit worden twee van elkaar afwijkende formules gebruikt. Door die onge-lijkheid van de twee formules is een negatief lineair verband ontstaan tussen de punten toekenning.
Bij de berekening van de subscore voor het subgunningscriterium prijs wordt het verschil van maximale tarief en het gevraagde tarief gedeeld door het verschil van de bandbreedte en niet uitsluitend door het minimale tarief. Deze systematiek wijkt af van de wijze van berekening van de subscore voor het subgunningscriterium kwaliteit. Dit heeft tot gevolg dat de subscore voor het subgunningscriterium prijs sneller stijgt en daalt ten opzichte van het subgunningscriterium kwaliteit. Hier kan worden gesproken over een negatief lineair
verband tussen de te behalen scores op de subgunningscriteria prijs en kwaliteit.
In deze opzet van de gunningssystematiek speelt het subgunningscriterium kwaliteit slechts bij 26% van alle mogelijke inschrijfprijzen een rol of een winnende offerte neer te leggen ten opzichte van een offerte met de laagste prijs en nul punten voor kwaliteit. Als gevolg hiervan is duidelijk dat het subgunningscriterium kwaliteit een ondergeschikte rol speelt en kan geen enkele inschrijver die kwaliteit wil bieden én een kans wil maken op gunning van de opdracht aan hem, inschrijven met een prijs hoger dan € 5,52. Ook hieruit volgt dat de opzet van de gunningssystematiek primair is gericht op het offreren van offertes met de laagst mogelijke inschrijfprijs.
Voor de volledigheid treft u hieronder de huidige formule uit het aanbestedingsdocument aan die wordt gebruikt voor de berekening van de eindscore:
{(€ 6,25 - Prijs)/(€ 6,25 - € 4,75)) * 660 + (Kwaliteitscijfer/10) * 340
Prikkel om met laagste prijs in te schrijven:
De in de aanbestedingsstukken gehanteerde formule heeft tot gevolg dat bij een prijsver-schil van meer dan € 0,77 tussen twee offertes, waarbij de inschrijver met een prijs van
€ 5,52 en een maximale score van 10 punten voor kwaliteit, nooit zal kunnen winnen van
een inschrijver met de laagst mogelijke inschrijfprijs van € 4,75 en een score van nul pun-ten voor de kwaliteit. Zodra één inschrijver een offerte indient met een prijs van € 4,75 zal iedere inschrijver met een geoffreerde prijs van € 5,52 of hoger, ongeacht hun score op het onderdeel kwaliteit, niet in aanmerking kunnen komen voor gunning van deze opdracht.
Zodra een inschrijver met die laagste prijs nog een score van meer dan nul punten voor kwaliteit behaalt, wordt op het punt van het prijsverschil waarbij de score op het punt van kwaliteit nog enige invloed kan hebben op de eindscore nog beperkter dan vorengenoemde € 0,77. Een inschrijver met een geoffreerd tarief van € 4,75 en een kwaliteitsbeoordeling 7 wint van een gegadigde met een geoffreerd tarief € 5,00 en een kwaliteitsbeoordeling 10. Het prijsverschil is in die situatie is dan maximaal € 0,25.
Op basis van de in 2013 door u georganiseerde aanbesteding voor de opdracht Regiotaxi, waarbij daadwerkelijk werd geoffreerd tegen de laagst mogelijke inschrijfprijs, is het rea-listisch om uit te gaan van de situatie dat ook nu offertes zullen worden ontvangen met de laagste prijs, zijnde € 4,75. Evenzeer is het realistisch op basis van diezelfde aanbesteding om uit te gaan van de situatie dat alle gegadigden een offerte indienen, waarbij op het sub-gunningscriterium minimaal een kwaliteitsbeoordeling 7 wordt behaald. Voorts is het op grond van de huidige aanbestedingsstukken voor een inschrijver mogelijk om met een score van nul punten voor kwaliteit in te schrijven en voor gunning in aanmerking te komen.
Berekening werkelijke EMVI
Gelet op het vorenbedoelde prijsverschil tussen € 4,75 en € 5,52 zal, zodra tenminste één offerte wordt aangeboden met de laatste inschrijfprijs, procentueel gezien bij slechts maxi-maal 26% van alle mogelijke inschrijfprijzen de kwaliteit nog enige invloed kunnen uit-oefenen op de rangorde van de eindscores van de verschillende inschrijvers. Omdat het maximum aantal punten voor het gunningscriterium kwaliteit 340 is, zal kwaliteit nog maar voor 0,26x0,340x100%= 8,8% bijdragen.
Deze puntensystematiek impliceert dat de werkelijke prijs-kwaliteit verhouding 912:88 is en niet zoals u aangeeft 660:340. Dit benadert een gunning op prijs en niet op economisch meest voordelige aanbieding.
Aangezien de onderhavige aanbesteding ingericht is op gunning op basis van laagste prijs, dient zij te worden gestaakt en dient een heraanbesteding te worden georganiseerd.
Kunt u bevestigen dat u gaat heraanbesteden?”