In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een aanbestedingsprocedure, heeft de vennootschap Wam & Van Duren (hierna: Wam & Van Duren) een kort geding aangespannen tegen de gemeente Zevenaar en andere betrokken partijen. De procedure betreft een gunningsvoornemen van de gemeente aan Wam & Van Duren, dat door BAM Bouw en Techniek Gemeentehuis Zevenaar V.O.F. (hierna: BAM) werd betwist. De gemeente had eerder een aanbesteding uitgeschreven voor de herontwikkeling van het gemeentehuis, waarbij de Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI) als gunningscriterium werd gehanteerd. BAM stelde echter dat de gemeente in strijd met de Aanbestedingswet 2012 had gehandeld door de laagste prijs als gunningscriterium te hanteren, wat leidde tot een klacht bij de Commissie van Aanbestedingsexperts. De Commissie oordeelde dat de gemeente niet had voldaan aan de verplichtingen van de Aanbestedingswet en dat de gunningsprocedure onrechtmatig was. Ondanks dit oordeel heeft de gemeente het gunningsvoornemen aan Wam & Van Duren niet ingetrokken, wat leidde tot het kort geding van Wam & Van Duren. De voorzieningenrechter oordeelde dat Wam & Van Duren niet-ontvankelijk was in haar vorderingen, omdat zij niet had ingegrepen in het eerdere kort geding tussen BAM en de gemeente. De rechter benadrukte dat het rechtsmiddel van derdenverzet slechts is bedoeld voor derden die in hun recht worden benadeeld door een vonnis in een procedure waarin zij geen partij zijn geweest. Wam & Van Duren had de mogelijkheid om te interveniëren in het eerdere kort geding, maar had dit nagelaten. De rechter concludeerde dat Wam & Van Duren misbruik van procesrecht maakte door alsnog een kort geding aan te spannen, en dat er geen ruimte was voor een inhoudelijke beoordeling van haar argumenten. De vorderingen van Wam & Van Duren werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.