ECLI:NL:RBMNE:2016:2961

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
16/652746-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, vernieling en belediging door verdachte met verslavings- en psychiatrische problematiek

Op 23 februari 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, vernieling en belediging. De verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd, heeft een geschiedenis van verslavingen en psychiatrische problemen. Tijdens de zitting op 9 februari 2016 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.P.G. van der Weide. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De tenlastelegging omvatte zeven feiten, waaronder mishandeling van [aangever 1] op 1 juni 2015, vernieling van een woning op 6 november 2015, en belediging van een arts op 6 november 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde feit, maar hem wel schuldig bevonden aan de overige feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, Politie Midden-Nederland, niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak is gedaan op basis van verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/652746-15(P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 februari 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1991] te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans uit andere hoofde gedetineerd

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 1 juni 2015 te Utrecht [aangever 1] heeft mishandeld;
feit 2
op 6 november 2015 te Amersfoort heeft geprobeerd in te breken in een woning, dan wel een ruit van die woning heeft vernield;
feit 3
op 6 november 2015 te Amersfoort een ophoudcel van de politie Midden –Nederland heeft vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt;
feit 4
op 12 november 2015 te Amersfoort goederen van [aangever 2] heeft vernield;
feit 5
zich op 6 november 2015 te Amersfoort heeft verzet tegen zijn aanhouding;
feit 6
op 6 november te Amersfoort [aangever 3] heeft bespuugd en ook verbaal beledigd;
feit 7
op 28 oktober 2015 te Utrecht een hem opgelegd lokaal verbod heeft overtreden.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1, 2 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De officier van justitie baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 2 primair vrijspraak bepleit, nu aan de hand van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen niet bewezen kan worden dat verdachte het oogmerk had om in te breken. Het onder 3 ten laste gelegde - urineren in een cel - is niet te kwalificeren als een vernieling zoals bedoeld in artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte dient hier eveneens van vrijgesproken te worden.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder 1, 2 subsidiair, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte geprobeerd heeft in te breken in de woning aan de [adres] te Utrecht . Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 primair ten laste gelegde feit.
4.3.2
Het oordeel over het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde
feit 1 [1]
[aangever 1] heeft aangifte van mishandeling gedaan. Op 1 juni 2015 verbleef zij op de [adres] en zag dat [verdachte] haar met gebalde vuisten tegen beide kanten van haar gezicht sloeg. Zij zag en voelde dat hij haar met geschoeide voeten tegen haar rechter en tegen haar linker been schopte. [2] Zij had ruim een week last gehad van het letsel op haar benen. [3]
[getuige 1] zag op 1 juni 2015 dat [verdachte] slaande en schoppende bewegingen naar [aangever 1] maakte. [4] [getuige 2] zag dat [verdachte] [aangever 1] hard tegen haar been schopte en haar met zijn vuist hard in haar gezicht stompte. [5]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [aangever 1] heeft mishandeld.
feit 2 subsidiair [6]
[aangever 4] heeft op 6 november 2015, mede namens [X] en [Y] , aangifte gedaan. Op 6 november 2015 was zij in de door haar van [X] en [Y] gehuurde woning aan de [adres] te Amersfoort . Zij hoorde gebonk op de begane grond, een harde klap en glasgerinkel. Beneden gekomen zag zij dat de ruit van de keuken kapot was. [7]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op 6 november 2015 aan het werk was bij de [adres] . Hij zag een man de hoek van het pand omlopen. Hij hoorde kort daarna een paar harde knallen en glasgerinkel. Hij zag de man die hij zojuist eerder had gezien hard wegrennen. [8] De man was blank, had lang zwart haar en droeg een zwart petje en een donker blauwe jas. Hij liep naar de hoek waar hij de man naar toe had zien lopen en zag dat er een ruit van een keuken kapot was. [9]
Op 6 november 2015 hield verbalisant [verbalisant 1] , kort na een melding betreffende de vernieling van een ruit, een jongen staande die voldeed aan het signalement van de dader van deze vernieling. De jongen bleek [verdachte] te zijn. [10] [verdachte] had lang zwart haar, droeg een zwarte hoed en een donkerblauwe jas. [11]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een ruit heeft vernield.
feit 3
[aangever 5] heeft aangifte gedaan namens de Politie Midden-Nederland. Verdachte [verdachte] werd op 6 november 2015 geplaatst in ophoudcel nummer 6 op het politiebureau te Amersfoort. Voor de insluiting van [verdachte] was de cel schoon en droog. Korte tijd later zag men dat [verdachte] in de cel had geürineerd. Voordat deze cel weer in gebruik kon worden genomen moest deze eerst gereinigd worden. [12]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ophoudcel onbruikbaar heeft gemaakt voor zijn bestemming.
feit 4
[aangever 2] heeft op 12 november 2015 aangifte gedaan. Op 12 november 2015 zag hij politie bij zijn woning aan de [adres] . Hij hoorde dat zijn zoon [verdachte] in zijn woning was. Het raam van de achterdeur was vernield. Hij zag dat zijn gitaar vernield was. [13] [aangever 2] heeft op 13 november 2015 een klacht ingediend tegen zijn zoon [verdachte] met het uitdrukkelijke verzoek deze te vervolgen. [14]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 12 november 2015 de ruit van de woning van zijn vader had vernield en vervolgens de woning was binnengegaan. [15]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een ruit en gitaar heeft vernield.
feit 5
Op 6 november 2015 hield verbalisant [verbalisant 1] , kort na een melding betreffende de vernieling van een ruit, een jongen staande die voldeed aan het signalement van de dader van deze vernieling. De jongen bleek [verdachte] te zijn. [16] [verdachte] wilde niet blijven staan en sloeg meerdere keren de hand van [verbalisant 1] weg toen deze hem vastpakte. [verbalisant 1] zei tegen [verdachte] dat hij aangehouden was en pakte hem bij zijn jas. Hij voelde dat [verdachte] zich los probeerde te rukken en van hem wegliep. [verbalisant 1] pakte [verdachte] steviger bij zijn arm en hij voelde dat [verdachte] aan zijn greep probeerde te ontkomen. [17]
Verbalisant [verbalisant 2] kwam ter plaatse bij zijn collega [verbalisant 1] en pakte [verdachte] bij zijn arm en schouder. [verbalisant 2] voelde dat [verdachte] zijn arm probeerde los te rukken. Terwijl hij de rechterarm van [verdachte] naar boven probeerde te plaatsen teneinde hem te boeien, voelde hij dat [verdachte] zijn arm terugtrok. [18]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding.
feit 6
Op 6 november 2015 heeft [aangever 3] aangifte gedaan. Op 6 november 2015 werd zij gevraagd naar het politiebureau Amersfoort te komen in verband met een arrestant om te kijken of er drugs gebruikt waren. [19] Het ging om [verdachte] . Zij zag en voelde dat [verdachte] haar in haar gezicht spuugde. Zij hoorde dat [verdachte] , terwijl hij haar aankeek, tegen haar zei: “Kankerhoer” en “Kutwijf”. [20] [aangever 3] heeft op 6 november 2015 een klacht ingediend tegen [verdachte] met het uitdrukkelijke verzoek deze te vervolgen. [21]
Verbalisant [verbalisant 2] hoorde dat verdachte op 6 november 2015 tegen arts [aangever 3] schold met de woorden: “Kankerhoer, kutwijf”. Hij hoorde en zag verdachte een tuffende beweging maken in de richting van de arts. Hij zag dat de arts spuug in haar gezicht had. [22]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [aangever 3] heeft beledigd.
feit 7 [23]
[aangever 6] heeft op 28 oktober 2015 aangifte gedaan namens [A] . Op 28 oktober 2015 werd [verdachte] aangetroffen op de locatie “ [naam] ” gevestigd aan de [adres] . [24] [verdachte] had op 27 oktober 2015 met ingang van 10.30 uur, voor ten minste 48 uur, tot en met 29 oktober 2015 te 10.30 uur een pandontzegging voor de locatie [naam] . [25]
Op 28 oktober 2015 werd [verdachte] aangehouden op het terrein aan de [adres] . [26] Op 27 oktober 2015 was door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] aan verdachte [verdachte] een pandontzegging voor de duur van 48 uur voor de [adres] uitgereikt. [27]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft gepleegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1
op 1 juni 2015 in de gemeente Utrecht opzettelijk mishandelend [aangever 1]
- meermalen met kracht met gebalde vuist heeft geslagen en/of gestompt in/tegen het gezicht en
- meermalen met kracht met geschoeide voet heeft geschopt tegen de benen;
ten aanzien van feit 2 subsidiair
op 6 november 2015 in de gemeente Amersfoort opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de woning gelegen aan de [adres] , toebehorende aan [X] & [Y] , heeft vernield;
ten aanzien van feit 3
op 6 november 2015 in de gemeente Amersfoort opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudcel (nummer 6) van politiebureau Amersfoort toebehorende aan Politie Midden-Nederland, onbruikbaar heeft gemaakt;
ten aanzien van feit 4
op 12 november 2015 in de gemeente Amersfoort, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit in de achterdeur van de woning gelegen aan de [adres] en een gitaar toebehorende aan [aangever 2] heeft vernield;
ten aanzien van feit 5
op 6 november 2015 in de gemeente Amersfoort, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren [verbalisant 1] (hoofdagent van politie) en [verbalisant 2] (brigadier van politie), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, die hem, verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit en hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden;
ten aanzien van feit 6
op 6 november 2015 in de gemeente Amersfoort opzettelijk beledigend [aangever 3] ,
- in haar gezicht heeft gespuugd en
- in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankerhoer" en "kutwijf";
ten aanzien van feit 7
op 28 oktober 2015 in de gemeente Utrecht, wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de [adres] en in gebruik bij [A] , welk binnendringen daarin bestond dat hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk voornoemd lokaal is binnengegaan, terwijl aan hem, verdachte, door of namens rechthebbende de toegang tot voornoemd lokaal schriftelijk was ontzegd voor een periode van 48 uren, ingaande op 27 oktober 2015 om 10:30 uur.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1
mishandeling;
feit 2 subsidiair en feit 4 telkens
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 3
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
feit 5
wederspannigheid;
feit 6
eenvoudige belediging;
feit 7
het in een besloten lokaal bij een ander in gebruik wederrechtelijk binnendringen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen welke gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast, indien de rechtbank dat nodig acht, een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals deze eerder door de raadkamer van deze rechtbank zijn opgelegd. Verdachte heeft problemen en contact met de reclassering is belangrijk.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat verdachte zich in een korte periode schuldig heeft gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten. Verdachte heeft [aangever 1] mishandeld. Verdachte heeft daarmee de lichamelijke integriteit van [aangever 1] geschonden. Voorts heeft verdachte [aangever 3] , een arts die hem wilde helpen, uitgescholden en in het gezicht gespuugd. Het bespugen van een persoon is ongepast, grof en uitermate beledigend voor het slachtoffer. Daarnaast heeft verdachte, door het plegen van vernielingen, getoond geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Voorts heeft verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding en een locatieverbod genegeerd. Uit een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte blijkt dat verdachte meerdere malen voor onder andere soortgelijke feiten is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraffen.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de door Victas, I. Maksimovic (psychiater) en S. van Es (psycholoog) opgemaakte rapportages. Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan deze onderzoeken. Uit de onderzoeken volgt dat er aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van psychiatrische problematiek en verslavingsproblematiek bij verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven bereid te zijn mee te werken aan begeleiding en behandeling door de hulpverlening.
Gelet op de relatief geringe ernst van een aantal feiten komt de rechtbank tot een lagere straf dan die door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Gelet op de persoon van verdachte is begeleiding en behandeling wenselijk en noodzakelijk. De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf opleggen van 100 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daaraan gekoppeld de hierna te noemen bijzondere voorwaarden zoals deze ook bij de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte door de raadkamer van deze rechtbank zijn opgelegd.
De rechtbank beveelt, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, gelet op 14e Wetboek van Strafrecht, dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.Benadeelde partij

De benadeelde partij Politie Midden-Nederland vordert een schadevergoeding van € 260,68
ter zake van materiële schade, bestaande uit schoonmaakkosten (€ 180,68) en administratiekosten (€ 80,00).
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering in zijn geheel toe te wijzen.
De raadsman heeft gesteld dat gelet op de bepleite vrijspraak de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair stelt de raadsman dat de vordering afgewezen dient te worden, dan wel dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard daar de vordering onvoldoende onderbouwd is en dat er een hoog uurtarief wordt gedeclareerd.
De rechtbank overweegt dat onvoldoende is onderbouwd dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen geachte feit schade heeft geleden. Uit de als bijlage bij het voegingsformulier gevoegde stukken volgt immers niet dat het schoonmaken van urine in de cel onder de zogenaamde calamiteitenregeling valt. Ook de gevorderde administratiekosten zijn niet voldoende onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat het een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. Daarom kan de benadeelde partij thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 57, 63, 138, 180, 266, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
mishandeling;
feit 2 subsidiair en feit 4 telkens
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 3
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
feit 5
wederspannigheid;
feit 6
eenvoudige belediging;
feit 7
het in een besloten lokaal bij een ander in gebruik wederrechtelijk binnendringen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
100 dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 57 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarden dat:
* verdachte zich binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van het onderhavige vonnis – indien verdachte op dat moment nog gedetineerd zit: zich binnen drie dagen na zijn invrijheidstelling - zal melden bij de reclassering van Victas verslavingszorg op het adres: ABC straat 5 te Utrecht. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
* verdachte zal meewerken aan medicatie inname;
* verdachte mee zal werken aan een plaatsing en het waarborgen daarvan in/van een woonvoorziening op aanwijzing van zijn toezichthouder en/of de reclasseringsinstelling;
* verdachte mee zal werken een ambulante verslavingsbehandeling;
* verdachte mee zal werken aan begeleiding door het FACT;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dadelijk uitvoerbaar
- verklaart de op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar.
Benadeelde partij
Verklaart de vordering van de Politie Midden-Nederland niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Voorlopige hechtenis
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mr. E.M. de Stigter en mr. S.B. Smit-Colenbrander, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 februari 2016.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 1 juni 2015 in de gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [aangever 1]
- meermalen, althans éénmaal, (met kracht) met gebalde vuist heeft geslagen en/of gestompt in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of
- meermalen, althans éénmaal, (met kracht) met geschoeide voet heeft geschopt en/of getrapt op/tegen de/het be(e)n(en), althans het lichaam;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2. Primair
hij op of omstreeks 6 november 2015 in de gemeente Amersfoort, in elk geval in arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen één of meerdere goed(eren) naar zijn gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [X] & [Y] en/of [aangever 4] en/of (een) andere bewoner(s) van de woning gelegen aan de [adres] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
- naar de achterzijde van de woning gelegen aan de [adres] is gegaan en/of
- met zijn voet heeft getrapt tegen de achterdeur van voornoemde woning en/of
- een metalen kruk, althans een hard en/of zwaar voorwerp, door een ruit (naast de achterdeur) van voornoemde woning (naar binnen) heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 6 november 2015 in de gemeente Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de woning gelegen aan de [adres] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [X] & [Y] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 6 november 2015 in de gemeente Amersfoort, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudcel (nummer 6) van politiebureau Amersfoort, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Politie Midden-Nederland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 12 november 2015 in de gemeente Amersfoort, in elk geval in arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit in de achterdeur van de woning gelegen aan de [adres] en/of een gitaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 6 november 2015 in de gemeente Amersfoort, althans in arrondissement Midden-Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, [verbalisant 1] (hoofdagent van politie) en/of [verbalisant 2] (brigadier van politie), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, die hem, verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans
vasthad(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden;
art 180 Wetboek van Strafrecht
6
hij op of omstreeks 6 november 2015 in de gemeente Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk beledigend [aangever 3] ,
- in/op/tegen haar gezicht heeft gespuugd, althans een gebaar van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of
- in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankerhoer" en/of "kutwijf", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 28 oktober 2015 in de gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de [adres] en in gebruik bij [A] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, welk binnendringen daarin bestond dat hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk voornoemd lokaal is binnengegaan, althans daar heeft vertoefd, terwijl aan hem, verdachte, door of namens rechthebbende de toegang tot voornoemd lokaal (schriftelijk) was ontzegd voor een periode van 48 uren, ingaande op 27 oktober 2015 om 10:30 uur;
art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer pv PL0900-2015346006, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina 4.
3.Proces-verbaal van aangifte, pagina 5.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 13.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 15
6.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende processen-verbaal, nummer pv PL0900-2015343475, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 75). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
7.Proces-verbaal van aangifte, pagina 50.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 54.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 55.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 42.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 43.
12.Proces-verbaal van aangifte, pagina 69.
13.Proces-verbaal van aangifte, pagina 18.
14.Proces-verbaal ontvangst klacht door de hulpofficier van justitie, pagina 27.
15.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 februari 2016.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 42.
17.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 43.
18.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 46.
19.Proces-verbaal van aangifte, pagina 62.
20.Proces-verbaal van aangifte, pagina 63.
21.Proces-verbaal ontvangst klacht door de hulpofficier van justitie, pagina 65.
22.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 66.
23.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende processen-verbaal, nummer pv PL0900-2015346006 en B, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
24.Proces-verbaal van aangifte, pagina 19.
25.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een afschrift van een pandontzegging ten name van [verdachte] , pagina 21.
26.Proces-verbaal van aanhouding, pagina 22.
27.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 4 B proces-verbaal