Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 15 juli 2015
- de akte van [gedaagde] van 9 september 2015
- de antwoordakte van [eiseres] van 4 november 2015
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter op 30 december 2015 een vonnis gewezen in een geschil tussen twee besloten vennootschappen. De eiseres, een B.V., had een vordering ingesteld tegen de gedaagde B.V. met betrekking tot een aannemingsovereenkomst. De procedure volgde op een tussenvonnis van 15 juli 2015, waarin de kantonrechter partijen had verzocht zich uit te laten over de kosten van het minderwerk. De gedaagde B.V. stelde dat het minderwerk begroot moest worden op € 9.688,53, onderbouwd met gedetailleerde specificaties van de werkzaamheden en kosten. De eiseres heeft in haar antwoordakte niet inhoudelijk gereageerd op deze onderbouwing.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het door de gedaagde B.V. gestelde bedrag aan minderwerk voldoende gemotiveerd was en niet was weersproken door de eiseres. Hierdoor werd vastgesteld dat de eiseres € 9.688,53 te veel had gevorderd. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres in zijn geheel afgewezen, omdat het gevorderde bedrag hoger was dan een eerder vastgesteld bedrag waarover nog moest worden geoordeeld. Tevens is de eiseres als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde B.V. zijn begroot op € 750,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.