ECLI:NL:RBMNE:2015:9903

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 december 2015
Publicatiedatum
2 april 2019
Zaaknummer
3642875 UC EXPL 14-19236
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake aannemingsovereenkomst en minderwerk tussen twee besloten vennootschappen

In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter op 30 december 2015 een vonnis gewezen in een geschil tussen twee besloten vennootschappen. De eiseres, een B.V., had een vordering ingesteld tegen de gedaagde B.V. met betrekking tot een aannemingsovereenkomst. De procedure volgde op een tussenvonnis van 15 juli 2015, waarin de kantonrechter partijen had verzocht zich uit te laten over de kosten van het minderwerk. De gedaagde B.V. stelde dat het minderwerk begroot moest worden op € 9.688,53, onderbouwd met gedetailleerde specificaties van de werkzaamheden en kosten. De eiseres heeft in haar antwoordakte niet inhoudelijk gereageerd op deze onderbouwing.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het door de gedaagde B.V. gestelde bedrag aan minderwerk voldoende gemotiveerd was en niet was weersproken door de eiseres. Hierdoor werd vastgesteld dat de eiseres € 9.688,53 te veel had gevorderd. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres in zijn geheel afgewezen, omdat het gevorderde bedrag hoger was dan een eerder vastgesteld bedrag waarover nog moest worden geoordeeld. Tevens is de eiseres als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde B.V. zijn begroot op € 750,00 aan salaris voor de gemachtigde.

Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3642875 UC EXPL 14-19236 ML/1133
Vonnis van 30 december 2015
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. G.C. Haulussy,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. P.V. Kleijn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 juli 2015
  • de akte van [gedaagde] van 9 september 2015
  • de antwoordakte van [eiseres] van 4 november 2015
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij en bouwt voort op hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 15 juli 2015. In dit vonnis heeft de kantonrechter partijen verzocht zich uit te laten over de kosten van het minderwerk en niet over de vraag of minderwerk in mindering mag worden gebracht op de aanneemsom. Dit oordeel is reeds gegeven onder 4.12. van voornoemd tussenvonnis. Het verweer daartegen dat door [eiseres] is gesteld in haar antwoordakte is dan ook tardief en zal met het oog op de goede procesorde verder niet inhoudelijk worden besproken.
2.2.
[gedaagde] heeft in haar akte onderbouwd dat het minderwerk moet worden begroot op € 9.688,53, waarvan € 6.945,53 voor minderwerk sloopwerkzaamheden en € 2.743,00 aan minderwerk asbestsanering. Zij heeft dit bedrag onderbouwd aan de hand van 7 posten en deze posten voorts in een bijlage, opgesteld door haar projectuitvoerder, gedetailleerd gespecificeerd naar werkzaamheden, hoeveelheden, eenheden, eenheidsprijs, uurloon en materiaalkosten. In haar akte heeft [gedaagde] gemotiveerd onderbouwd hoe zij tot de gehanteerde huurprijzen en het aantal geschatte manuren is gekomen.
2.3.
[eiseres] heeft zich in haar antwoordakte verder niet over deze onderbouwing uitgelaten. De kantonrechter gaat dan ook uit van het door [gedaagde] gestelde bedrag aan minderwerk van € 9.688,53, nu dit bedrag voldoende gemotiveerd is onderbouwd en verder niet is weersproken.
Deze vaststelling brengt mee dat [eiseres] € 9.688,53 te veel heeft gevorderd van [gedaagde] . Nu dit bedrag hoger is dan het bedrag van € 7.696,17 (zie het tussenvonnis van 15 juli 2015 onder 4.10.) waarover nog moest worden geoordeeld, resteert er niets meer van de vordering van [eiseres] en zal deze in zijn geheel worden afgewezen.
2.4.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 750,00 aan salaris gemachtigde (2,5 punten x tarief € 300,00)

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 750,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 december 2015.