In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, valsheid in geschrift en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die als notaris werkzaam was, niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij de verweten gedragingen. De tenlastelegging omvatte deelname aan een organisatie die zich bezighield met hypotheekfraude en vastgoedfraude, en het plegen van valsheid in geschrift en witwassen. De rechtbank heeft de verdediging gevolgd in haar betoog dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele activiteiten. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de rol van de verdachte binnen zijn notariskantoor en de verantwoordelijkheden die hij had. Het oordeel was dat de verdachte niet op de hoogte was van de frauduleuze handelingen die door anderen binnen zijn kantoor werden gepleegd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake was van opzet of nalatigheid van de verdachte, en dat hij niet had kunnen vermoeden dat er onrechtmatige handelingen plaatsvonden. De verdachte is dan ook vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie, valsheid in geschrift en witwassen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en de noodzaak voor een duidelijke rolverdeling binnen organisaties om strafrechtelijke aansprakelijkheid te kunnen vaststellen.