AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Valsheid in geschrift en witwassen in het kader van hypothecaire leningen en onroerend goed
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrift en witwassen. De verdachte, geboren in 1980 en woonachtig in [woonplaats], werd ervan beschuldigd samen met een medeverdachte valse documenten te hebben opgemaakt om hypothecaire leningen te verkrijgen voor de aankoop van onroerend goed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar partner op 24 juli 2008 een hypotheekaanvraagformulier hebben ingediend voor de financiering van een woning aan de [woning 1] te [plaats]. De aanvraag bevatte onjuiste informatie over hun financiële situatie, wat leidde tot de verdenking van valsheid in geschrift. De rechtbank heeft de tenlastelegging in dit opzicht gewijzigd en geoordeeld dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van valsheid in geschrift, omdat zij opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt.
Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van witwassen van de woningen en de hypothecaire leningen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift en dat zij wist dat de hypothecaire lening en de woning afkomstig waren uit een misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur, met de voorwaarde dat zij zich gedurende twee jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de woning aan de [woning 2] toegewezen, omdat deze woning was verkregen door middel van de bewezen verklaarde feiten. De vordering van de benadeelde partij, de WestlandUtrecht Bank, werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was.
Voetnoten
1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier 25Peseta bevinden, volgens de in het papieren dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 339, eerste lid onder 5, Sv, te weten een werkgeversverklaring d.d. 28 februari 2006, bijlage 9, p. 94 van Zaaksdossier 23.
3.Een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 339, eerste lid onder 5, Sv, te weten een salarisspecificatie d.d. 23 februari 2006, bijlage 48, p. 319 van Zaaksdossier 23.
4.Een proces-verbaal van verhoor van [B] d.d. 16 maart 2012, bijlage 48, p. 313 van zaaksdossier 23.
5.Een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 339, eerste lid onder 5, Sv, te weten een e-mailbericht d.d. 28 februari 2006, bijlage 50, p. 332 van Zaaksdossier 23.
6.Een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 339, eerste lid onder 5, Sv, te weten een hypotheekakte d.d. 4 april 2006, Bijlage 5, p. 73 van Zaaksdossier 23.
7.Een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 339, eerste lid onder 5, Sv, te weten een leveringsakte d.d. 4 april 2006, Bijlage 3, p. 41 van Zaaksdossier 23.
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 1 november 2011, bijlage 36, p. 192 tot en met 195, van Zaaksdossier 23.
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 31 oktober 2011, bijlage 35, p. 187, van Zaaksdossier 23.
10.Proces-verbaal van verhoor van getuige [E] d.d. 3 november 2011, bijlage 40, p. 234 en 235, van Zaaksdossier 23.