Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
- 2.A. voor zover dit feit ziet op het door verdachte opdracht geven aan en/of feitelijk leiding geven aan verboden gedragingen;
- 2.B. voor zover dit feit ziet op het door verdachte, als dader, plegen van deze feiten.
- 3.A. tot en met 3.E. voor zover deze feiten zien op het door verdachte opdracht geven aan en/of feitelijk leiding geven aan verboden gedragingen;
- 3.F. tot en met 3.J. voor zover deze feiten zien op het door verdachte, als dader, plegen van deze feiten.
3.Voorvragen
4.Waardering van de bewijsmiddelen
valselijk zijn opgemaakt en/of vervalst, bestaande die valsheid uit’ het aanvragen of laten ondertekenen van die geschriften. De rechtbank zal de tenlastelegging in die zin gewijzigd lezen en de tekst van de tenlastelegging dienovereenkomstig aanpassen. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad. Immers heeft de raadsman geen verweer gevoerd met betrekking tot dit punt en is ook overigens ter terechtzitting gebleken dat de tekst van de tenlastelegging voor verdachte en zijn raadsman duidelijk is.
witwassen’ of ‘
schuldwitwassen’. Van de verdachte wordt in beginsel een handeling gevergd die erop is gericht zijn criminele opbrengsten veilig te stellen. Indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan bijdragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, kan die gedraging niet als (schuld)witwassen worden gekwalificeerd (Hoge Raad, 26 oktober 2010, NJ 2010, 655). Er moet in dergelijke gevallen sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele
voorhanden hebbenen die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft (Hoge Raad 8 januari 2013, LJN BX 4449). Eén en ander geldt ook indien het gaat om het
verwervenvan voorwerpen als gevolg van een door de verdachte zelf begaan misdrijf (Hoge Raad 18 juni 2013, NJ 2013, 453).
verworvenof
voorhandenheeft gehad, terwijl aannemelijk is dat die voorwerpen afkomstig zijn uit een door verdachte zelf begaan misdrijf (Hoge Raad 17 december 2013, NJ 2014, 75). In beginsel zijn deze regels niet van toepassing in zaken waarin bewezen wordt verklaard dat sprake is van het
overdragen,
gebruik makenof
omzettenvan voorwerpen die afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. Daar staat tegenover dat niet valt uit te sluiten dat de omstandigheden waaronder sprake is van overdragen, gebruik maken of omzetten van voorwerpen die zijn verkregen uit een door verdachte zelf begaan misdrijf niet wezenlijk verschillen van de situatie waarin de verdachte voorwerpen uit een door hemzelf begaan misdrijf voorhanden heeft of verwerft. Ook in een dergelijk geval dient sprake te zijn van een gedraging die daadwerkelijk is gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die voorwerpen om deze gedraging ook als witwassen te kunnen kwalificeren (Hoge Raad 25 maart 2014, NJ 2014, 303).
middellijkafkomstig zijn uit een door verdachte zelf begaan misdrijf zijn de hiervoor genoemde uitgangspunten niet van toepassing (Hoge Raad 25 maart 2014, NJ 2014, 302).
onmiddellijkafkomstig uit het door verdachten gepleegde misdrijf valsheid in geschrift. Dit geldt eveneens voor de woning aan de [adres ] te [woonplaats] aangezien de hypothecaire geldlening voor geen ander doel kon worden aangewend dan ter financiering van deze woning. Het gebruik maken van de hypothecaire lening verschilt daarmee niet wezenlijk van de situatie waarin verdachte de woning onmiddellijk uit een door hemzelf begaan misdrijf voorhanden zou hebben gehad.
gebruik makenvan de uit misdrijf verkregen woning als bedoeld in de artikelen 420bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht. In die situatie bestaat er verder geen grond om de hierboven genoemde uitgangspunten uit de jurisprudentie toe te passen en kunnen de gedragingen met betrekking tot de woning worden gekwalificeerd als witwassen of schuldwitwassen.
wistendat deze voorwerpen uit misdrijf afkomstig waren. Aldus kan het
witwassenvan de hypothecaire geldlening, inclusief het bouwdepot, en van de woning aan de [adres ] te [woonplaats] bewezen worden verklaard.
onmiddellijkafkomstig zijn uit het misdrijf valsheid in geschrift. Immers zijn deze gelden uitgekeerd op basis van valse facturen. Wanneer deze gelden vervolgens worden aangewend voor andere doeleinden dan waarvoor deze zijn bestemd, is sprake van
omzettenof
gebruik makenals bedoeld in de artikelen 420bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht. In die situatie bestaat er verder geen grond om de hierboven genoemde uitgangspunten uit de jurisprudentie toe te passen en kunnen de gedragingen, indien bewezen verklaard, worden gekwalificeerd als witwassen of schuldwitwassen.
Het belangrijkste voor mij was dat ik door middel van mijn bouwdepot mijn persoonlijke lening kon inlossen …. Op deze manier hoefde ik geen extra geld te lenen”.
“Ik had meneer [verdachte][de rechtbank begrijpt: verdachte]
verteld dat ik niet heel veel had gespaard en toen vertelde hij dat ik een zogenaamde verbouwing moest doen aan de woning aan de [adres ] . Je zou dan daarvoor een bouwdepot aan kunnen vragen. Er is toen ook een bouwdepot aangevraagd ten bedrage van 10.000 euro. [verdachte] vertelde dit onder het mom van dat kun je met de woning op de [adres ] wat extra’s doen. [verdachte] heeft [getuige 7] te kennen gegeven dat hij hiermee verder moest breien.”
“Ik heb toen met [getuige 7] gesproken over het bouwdepot. [getuige 7] vertelde toen dat hij een factuur zou kunnen regelen … [getuige 7] vertelde mij dat de man de factuur maakte hiervoor 5% van het factuurbedrag wilde hebben. … Ik heb deze factuur van [getuige 7] gekregen en vervolgens opgestuurd naar de bank om het geld uit het bouwdepot te krijgen. Ik heb deze factuur in augustus 2007 naar de bank gestuurd en in september 2007 heb ik het geld gekregen”. [31] Zij verklaart voorts dat de verbouwingen zoals die op de factuur staan nooit hebben plaatsgevonden. [32]
Ik zou niet weten wie de kwitanties en de facturen gemaakt heeft. … Volgens mij liet [verdachte] mij de factuur ondertekenen, omdat deze naar de ING Bank opgestuurd moest worden. Ik denk dat [verdachte] de facturen heeft gemaakt. De kwitanties die ken ik niet, die zie ik voor het eerst. … Ik vind het niet echt goed. Ik bedoel dat ik eigenlijk het geld wat bestemd was voor de klussen, niet helemaal heb gebruikt voor de klussen. … Ik heb het geld ook wel gebruikt voor de verbouwing, maar niet alles. … Bij [bedrijf 1] werd wel gezegd dat het mogelijk was om een bouwdepot op te nemen om hiermee een schuld af te lossen.” [38]
Dit is iets wat ik heb ondertekend bij de hypotheekaanvraag. Dit heb ik ondertekend voor de bouwdepot. Ik weet niet of ik of [getuige 7] deze factuur heeft ingediend bij de bank. [bedrijf 4] heeft hier niks gedaan in deze woning. [getuige 7] heeft mij verteld dat deze factuur voor het bouwdepot was. Het geld heb ik op mijn bankrekening ontvangen. Met dit geld heb ik volgens mij [getuige 7] terugbetaald. [getuige 7] had mij geld geleend en volgens mij heb ik met het geld van het bouwdepot [getuige 7] terugbetaald. … Ik heb [bedrijf 4] niks betaald. Ik ken geen [bedrijf 4] . Deze factuur is onzin.” [42]
onmiddellijkafkomstig zijn uit het misdrijf valsheid in geschrift en dat deze gelden vervolgens door de betreffende hypotheeknemers zijn omgezet, althans gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor deze waren bestemd. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het opzet van de medeplegers op dit laatste was gericht en aldus kan het
witwassenvan de uit de bouwdepots verkregen gelden bewezen worden verklaard.
- [adres ] te [woonplaats] : € 17.000,--;
- [adres ] te [woonplaats] : € 10.000,--;
- [adres ] te [woonplaats] : enig geldbedrag;
- [adres ] te [woonplaats] : € 15.000,--.
alle belangrijke punten aan de orde kwamen en de medewerkers op de juiste momenten de juiste handelingen verrichtten zodat het proces goed en tijdig verliep’.
“De aansturing van mijn werk ging als volgt. Alle aanvragen gingen bij [bedrijf 1] via de Backoffice. Dit was in Zuidoost en daar zat [verdachte] . … De backoffice viel onder de directe leiding van [verdachte] . Wij als uitvoerende krachten werden dagelijks gecontact door [verdachte] . … Als de aanvraag geen problemen gaf, dan ging deze door naar de bank. Als er wel problemen waren dan koppelde [verdachte] persoonlijk naar mij terug. Hij gaf dan suggesties om de aanvraag zodanig aan te passen dat deze wel door kon gaan.”. [51]
Voor die beide woningen geldt dat bij de bank werd voorgedaan dat deze voor eigen bewoning gebruikt zouden worden. Het feit dat de tweede woning zou worden verhuurd werd verzwegen.…“. [54]
“Ik ben naar de [bedrijf 1] gegaan … In het begin liepen alle contacten via [verdachte] . Toen ik wat verder in het traject zat liepen de contacten via [getuige 7] . … De hypotheekaanvraag voor de [adres ] is opgemaakt door [getuige 7] . [verdachte] heeft hem aangegeven hoe hij het allemaal moest regelen. Ik had meneer [verdachte] verteld dat ik niet heel veel had gespaard en toen vertelde hij dat ik een zogenaamde verbouwing moest doen aan de woning aan de [adres ] . Je zou dan daarvoor een bouwdepot aan kunnen vragen. Er is toen ook een bouwdepot aangevraagd ten bedrag van 10.000 euro. [verdachte] vertelde dit onder het mom van dat kun je met de woning op de [adres ] wat extra’s doen. [verdachte] heeft [getuige 7] te kennen gegeven dat hij hiermee verder moest breien. Ik bedoel hiermee dat [getuige 7] dit moest regelen met betrekking tot de hypotheek aanvraag voor de [adres ] ”. [57]
Bij [bedrijf 1] werd wel gezegd dat het mogelijk was om een bouwdepot op te nemen om hiermee een schuld af te lossen. … De adviseurs zeiden dat dit kon. Dit is gezegd door [medeverdachte 1] . Ik denk dat dit gewoon gebeurde bij [bedrijf 1] . Zij zeggen je neemt een hypotheek en je neemt een bouwdepot en dan kun je de schulden aflossen. Zo ging het. Zo is het mij ook aangeboden. Zo werd het ook besproken op de werkvloer. Ik denk dat het bij [bedrijf 1] een gewoonte is geworden”. [61]
Ik zou niet weten wie … de facturen gemaakt heeft. Ik heb de facturen wel getekend. Volgens mij liet [verdachte] mij de factuur ondertekenen omdat deze naar de ING Bank opgestuurd moest worden.”. [62]
5.Bewezenverklaring
en
terwijl de [bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV en zijn mededaders telkens wisten, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
6.Strafbaarheid van de feiten
7.Strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregelen
financieel adviseur en hypotheekadviseurvoor de duur van acht jaar.
financieel adviseur / hypotheekadviseurop zijn plaats. De rechtbank acht oplegging van deze bijkomende straf noodzakelijk nu verdachte het in hem gestelde vertrouwen als financieel- en hypotheekadviseur in ernstige mate en kennelijk lichtvaardig heeft geschonden. De rechtbank heeft daarbij niet alleen rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, maar ook met de aard van het beroep van
financieel adviseur / hypotheekadviseur, de omstandigheid dat het bewezen verklaarde heeft plaatsgevonden binnen de uitoefening van dit beroep en ten slotte de (aanzienlijke) kans dat bij een verdere uitoefening van dit beroep opnieuw soortgelijke feiten kunnen worden begaan. Dit geeft aanleiding het de verdachte voor de nabije toekomst onmogelijk te maken opnieuw een dergelijk beroep uit te oefenen.
9.Benadeelde partij
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van 1 jaar;