In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [verdachte] B.V., die werd beschuldigd van gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, een rechtspersoon, in de periode van 1 januari 2011 tot en met 21 januari 2014 betrokken was bij het witwassen van onroerend goed en geldbedragen, met een totaalbedrag van € 2.910.697,00. De verdachte werd gezien als de initiator van een oplichtingsschema waarbij beleggers werden misleid om geld te investeren in obligatiefondsen die bedoeld waren voor de aankoop van vastgoed in Duitsland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk de herkomst van de gelden heeft verborgen door deze te vermengen met andere geldstromen.
Tijdens de zittingen, die plaatsvonden op verschillende data in 2015, is de verdachte niet verschenen, en er is verstek verleend. De rechtbank heeft de vordering van de officieren van justitie in overweging genomen en geconcludeerd dat de verdachte schuldig is aan het plegen van gewoontewitwassen. De rechtbank heeft echter geen straf opgelegd, omdat de rechtspersoon inmiddels failliet was verklaard en een geldboete ten koste zou gaan van de boedel, wat de slachtoffers zou benadelen. De rechtbank heeft de schuldigverklaring zonder strafoplegging uitgesproken, waarbij de belangen van de gedupeerden voorop stonden.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook de ernst van het feit en de impact op de legale economie benadrukt. Het vonnis is gewezen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 7 december 2015.