ECLI:NL:RBMNE:2015:7555

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2015
Publicatiedatum
16 oktober 2015
Zaaknummer
16/706810-15 en VI-99-000757-31 (herroeping VI) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van beroving en mishandeling met onmiddellijke in vrijheidstelling

Op 15 oktober 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van beroving en mishandeling. De zaak kwam voort uit een incident op 14 juli 2015, waarbij de aangever, terwijl hij aan het werk was in zijn schuur, werd mishandeld door meerdere mannen. De verdachte werd later aangetroffen in een auto met een medeverdachte, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde, dat betrekking had op bedreiging en mishandeling, werd door de officier als wel bewezen beschouwd. De verdediging daarentegen stelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde, en vroeg om vrijspraak. De rechtbank concludeerde dat er sterke aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte, maar dat de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte niet zonder meer terzijde konden worden geschoven. Gezien de twijfels over de betrokkenheid van de verdachte, werd hij vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte werd vrijgesproken. Tevens werd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afgewezen, omdat niet was komen vast te staan dat de verdachte de voorwaarden had geschonden. De rechtbank hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op en beval de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/706810-15 en VI-zaaknummer 99-000757-31 (herroeping VI) (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 15 oktober 2015.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1987] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in PI Flevoland – HvB Almere Binnen te Almere.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. K.H.T. van Gijssel, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: op 14 juli 2015 te [woonplaats] samen met (een) ander(en) op gewelddadige wijze [aangever] heeft beroofd van een telefoon en/of op die dag samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd [aangever] op gewelddadige wijze te beroven van (een) goed(eren) en/of geld en/of op die dag samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd om [aangever] af te persen;
subsidiair: op 14 juli 2015 te [woonplaats] samen met (een) ander(en) [aangever] heeft bedreigd en/of die dag samen met (een) ander(en) [aangever] met voorbedachten rade heeft mishandeld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie heeft daarom gevorderd verdachte van het primair ten laste gelegde vrij te spreken. Het subsidiair ten laste gelegde, zowel de bedreiging als de mishandeling met voorbedachten rade, kan volgens de officier van justitie daarentegen op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen wel wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De raadsman heeft daarom verzocht verdachte integraal vrij te spreken van het hem ten laste gelegde.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Op 14 juli 2015 ergens tussen 21.30 uur en 21.50 uur is [aangever] te [woonplaats] , terwijl hij aan het werk was in zijn schuur, mishandeld door meerdere mannen. De daders zouden na het feit zijn weggereden in een auto met het kenteken [kenteken] . Deze auto wordt om 23.10 uur gezien bij de woning aan de [adres] . Dit adres betreft de woning van de kentekenhouder, zijnde medeverdachte [medeverdachte] . In de auto worden verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen en vervolgens aangehouden.
De rechtbank is van oordeel dat er sterke aanwijzingen zijn voor de betrokkenheid van verdachte bij hetgeen [aangever] is overkomen. Deze aanwijzingen bestaan uit:
  • het tijdsbestek tussen de het delict, en het tijdstip van het opmerken van verdachte in de vluchtauto, om 23.10 uur;
  • de signalementen die van de daders worden gegeven sluiten de betrokkenheid van verdachte niet uit;
  • de wisselende verklaringen van verdachte over zijn bezigheden in de avond van 14 juli 2015 en over het al dan niet samenzijn met medeverdachte [medeverdachte] ;
  • de uitkomst van het grondvergelijkingsonderzoek. Er heeft een vergelijking plaatsgevonden tussen het grondspoor op de schoenen van verdachte en een grondmonster van het zandpad bij de plaats delict waarover de daders gevlucht zijn. Het NFI heeft op basis van de uitgevoerde grondvergelijkingen een uitspraak gedaan over de waarschijnlijkheid op het vinden van resultaten in het licht van elkaar uitsluitende hypothesen:
 hypothese I: het grondspoor op de schoenen (van verdachte) komt van dezelfde locatie als het referentiemonster (zandpad).
 hypothese II: het grondspoor op de schoenen komt van een willekeurige andere locatie.
het NFI concludeert dat de resultaten van de vergelijking tussen het grondspoor op de schoenen met de referentiemonsters van het zandpad veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese I waar is dan wanneer hypothese II waar is.
Hoewel voornoemde aanwijzingen wijzen op betrokkenheid van verdachte bij hetgeen [aangever] is overkomen en deze aanwijzingen terecht hebben geleid tot ernstige bezwaren kunnen de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] over de betrokkenheid van verdachte niet zonder meer terzijde geschoven worden. Zo hebben zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] , weliswaar in een later stadium, verklaard dat verdachte kort voor hun aanhouding bij hem thuis in [woonplaats] is opgehaald door [medeverdachte] en bij [medeverdachte] in de auto is ingestapt. Verdachte heeft voorts verklaard dat zijn schoenen mogelijk eerst besmet zijn geraakt in de auto van [medeverdachte] . Nu deze verklaringen, gelet op het feit dat niets gezegd kan worden over de snelheid waarmee [medeverdachte] na het incident richting verdachte is gereden en niets bekend is over aanwezigheid van grond in de auto van [medeverdachte] , niet zonder meer als onwaar terzijde kunnen worden geschoven, bestaat bij de rechtbank enige twijfel of verdachte betrokken is geweest bij het hem ten laste gelegde, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en zal hem dan ook vrijspreken.

5.De vordering van de benadeelde partij [aangever]

heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel toegewezen dient te worden.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op zijn pleidooi tot integrale vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte wordt vrijgesproken.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

6.De vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De schriftelijke vordering van de officier van justitie d.d. 24 juli 2015 strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling, voor de duur van 157 dagen, herroept wegens het niet naleven van de daaraan verbonden algemene voorwaarden (geen nieuwe strafbare feiten plegen), daar verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 13 oktober 2015, gelet op het feit dat hij het subsidiair ten laste gelegde bewezen acht, gepersisteerd bij voornoemde vordering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat nu de verdachte bij dit vonnis wordt vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, niet is komen vast te staan dat hij de algemene voorwaarde die aan de voorwaardelijke invrijheidstelling is verbonden, niet heeft nageleefd. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
-bepaalt dat de benadeelde partij [aangever] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij deze vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
-veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
-wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af;
Voorlopige hechtenis
-heft op het bevel tot voorlopige hechtenis en beveelt verdachtes onmiddellijke invrijheidsstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. de Stigter, voorzitter, mrs. P. Bender en S.B. Smit-Colenbrander, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 oktober 2015.
Mr. P. Bender is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
BIJLAGE : de tenlastelegging
Primair
A.
hij op of omstreeks 14 juli 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of
gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [aangever] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan
(een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of zijn mededader(s) die [aangever] meermalen, althans eenmaal
(onverhoeds) (met kracht) op/tegen het hoofd en/of op/tegen het
gezicht/gelaat, althans op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
(vervolgens) die [aangever] heeft/hebben bedreigd door toevoeging van de
woorden: "blijf met je poten van een vriendin af", althans woorden van
gelijkende dreigende aard of strekking
(artikel 312 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
en/of
B
hij op of omstreeks 14 juli 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur/stal (behorende tot het
perceel gelegen aan de [adres] ) weg te nemen een of meer goed(eren) en/of
een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte
en/of zijn mededader(s) (terwijl die [aangever] in voornoemde stal aan het
werk was) (onverhoeds) die [aangever] meermalen, althans eenmaal (met kracht)
op/tegen het hoofd en/of op/tegen het gezicht/gelaat, althans op/tegen het
lichaam heeft geslagen en/of (vervolgens) die [aangever] heeft bedreigd
door toevoeging van de woorden: "blijf met je poten van een vriendin af",
althans woorden van gelijkende dreigende aard of strekking, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 312 jo 45 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
En/of
Hij op 14 juli 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van een
of meer goed(eren) en/of een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s) (onverhoeds) die [aangever] meermalen, althans eenmaal
(met kracht) op/tegen het hoofd en/of op/tegen het gezicht/gelaat, althans
op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen, "blijf met je poten van een
vriendin af", althans woorden van gelijkende dreigende aard of strekking
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(artikel 317 jo 45 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
A.
hij op of omstreeks 14 juli 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn
mededader(s) opzettelijk dreigend
- die [aangever] meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd
en/of op/tegen het gezicht/gelaat, althans op/tegen het lichaam geslagen en/of
(daarbij) de woorden toegevoegd: "blijf met je poten van een vriendin af",
althans woorden van gelijkende dreigende aard of strekking
en/of
B.
hij op of omstreeks 14 juli 2015 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(al dan niet) met voorbedachten rade [aangever] heeft mishandeld door die
[aangever] (onverhoeds) meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het
hoofd en/of op/tegen het gezicht/gelaat, althans op/tegen het lichaam te slaan
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht