Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Verloop van de procedure
2.Het verzoek
3.Het verweer
4.De beoordeling van het verzoek
904,00(2 punten x tarief € 452,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 30 september 2015, is de rechtbank geconfronteerd met een verzoek van drie besloten vennootschappen om een voorlopig getuigenverhoor te houden. Dit verzoek is ingediend in het kader van een geschil met de Stichting Eemland Wonen, waarbij de verzoeksters een procedure over de nakoming van koop- en aannemingsovereenkomsten overwegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een arbitragebeding van toepassing is, dat op 26 november 2009 is gesloten tussen de partijen. Eemland Wonen heeft verweer gevoerd en primair gesteld dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren, omdat er reeds een procedure bij de Raad van Arbitrage aanhangig is gemaakt. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen, met name artikel 1022b en 1022c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in overweging genomen. Deze artikelen bepalen dat een overeenkomst tot arbitrage niet uitsluit dat een partij de gewone rechter verzoekt om voorlopige maatregelen, maar dat de rechter zich onbevoegd moet verklaren als de gevraagde beslissing tijdig in arbitrage kan worden verkregen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de procedure bij de Raad van Arbitrage reeds aanhangig is en dat de arbiters benoemd zijn, waardoor het onwaarschijnlijk is dat het horen van getuigen niet tijdig zal plaatsvinden. De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van het verzoek kennis te nemen en heeft de verzoeksters veroordeeld in de proceskosten. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. L.C. Heuveling van Beek.