In het dossier bevindt zich een aangifte van [slachtoffer], wonende te Hilversum. Hij verklaarde bij de politie onder meer het volgende:
“Op woensdag 17 september 2014, omstreeks 00.10 uur, ging ik weg bij een
jongerenmoskee ontmoetingscentrum om naar huis te gaan. (...) Toen ik terug liep naar huis hoorde ik een stem zeggen “he he”. Ik draaide mij om en zag twee mannen mijn kant oplopen. Ik zag dat één van de mannen groot was en de andere man erg dun. De grote man was de grootste van de drie. Ik noem hem vanaf nu dader 1. De man die erg dun was noem ik vanaf nu dader 2. (…)
Plotseling zag en voelde ik dat de mannen mij vastpakten. Dat waren zowel dader 1 als
dader 2. Ik voelde dat dader 1 mij bij mijn jas vastpakte en dader 2 zijn handen voor
mijn mond en ogen hield. Hierbij kneep hij mijn neus dicht waardoor adem halen
moeilijk ging. Ik zag dat de mannen mij richting een auto voortbewogen. Ik voelde dat
de mannen mijn sloegen en schopten. Ik voelde pijn, maar ik had zoveel adrenaline dat
ik tegenstribbelde en de pijn niet voelde.(…)
Ik zag dat ze mij steeds dichter bij een grijze Alfa Romeo kregen. Ik hoorde dat ze zeiden dat ik de auto in moest. Al die tijd had dader 1 zijn hand op mijn mond om te voorkomen dat
iemand mij zou horen roepen. (…)
Ik zag dat een deur van de Alfa Romeo openging. Ik zag dat dit aan de bestuurderszijde was. Ik zag een klein mannetje uit de auto stappen, ik noem hem dader 3, en deur achter de bestuurdersdeur opendeed. Ik voelde nog steeds overal klappen en schoppen. Ze sloegen me meerdere malen met gebalde de vuisten op mijn kaak. Alles met de bedoeling mij zo snel mogelijk de auto in te krijgen. Ik heb nogmaals meerdere malen geschreeuwd ‘Help, bel de politie’. Ik was toen al bij de grijze Alfa Romeo aangekomen. Ik zag alle drie de mannen om mij heen staan. Ik zag dat dader 3 een busje in zijn handen had. Hij spoot in mijn gezicht en ik voelde een bijtende spray in mijn gezicht komen. (…) Ik stribbelde tegen. Ik heb mij aan de bovenkant van de deurstijl van de grijze Alfa Romeo vastgepakt. Mijn voeten stonden tegen de onderzijde aan. Ik heb mezelf echt tegengehouden om te voorkomen dat ik in de auto zou terecht komen. Ik voelde en zag dat er op mij handen werd geslagen door dader 1. Ik zag en voelde dat dader 2 op mijn hoofd sloeg. Dader 3 sloeg me op de zijkant van mijn gezicht. Ondertussen kreeg ik ook diverse trappen. Ze wilde me van de auto aftrekken maar ik verzette me hevig. Ik hoorde ze schreeuwen “in de auto, in de auto”.
Ik heb mij op een gegeven moment kunnen losrukken. Hierop kreeg ik weer klappen van
alle drie de daders en kwam ik uiteindelijk ten val achter de auto, ter hoogte van de
achterklep. Ik voelde dat ze mij omhoog wilden trekken. Ik heb mij hierop aan de
stoeprand vastgepakt. Ik voelde en zag dat ze mij een zogenaamde voetbal trap gaven.
Daarmee bedoel ik dat er met de punt van de schoenen met volle kracht tegen mijn
hoofd werd getrapt. Dat werd gedaan door dader 3. Ik voelde dat hij me aan de
linkerkant van mijn hoofd trapte. Ik zag en voelde dat dader 2 mij aan de rechterkant
van mijn hoofd raakte. Uiteindelijk trapten en stampten alle drie de daders mij tegen
mijn hoofd. Ik heb mijn handen en armen voor mijn hoofd gedaan om me te beschermen.
Ondertussen bleef ik om hulp roepen. Ik voelde en zag dat dader 3 mij aan mijn voeten
naar achteren en omhoog probeerde te trekken, nog steeds met de bedoeling mij in de
auto te krijgen. (...) Toen de auto wegreed heb ik het kenteken van de auto gelezen en direct doorgegeven aan mijn broer die de politie aan de telefoon had. Het kenteken was de [kenteken].(...)
Ik zag tussen de twee politiewagens een grijze Alfa Romeo staan, voorzien van kenteken
[kenteken]. Ik zag drie mannen bij de politiewagens en de Alfa Romeo staan. Ik stond op een afstand van ongeveer 5 meter. Ik herkende de drie mannen voor de volle 100%, als zijnde de mannen die mij probeerden te ontvoeren en mij hebben mishandeld. Ik zag dat dader 3 ter hoogte van de bestuurderskant stond, dader 2 stond links van hem en dader 1 daar weer naast.”