Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juni 2015 in de zaak tussen
[eiseres] te [woonplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank stelt vast dat verweerder bij brief van 25 maart 2015 het bestreden besluit heeft bekrachtigd. Uit de toelichting van verweerder ter zitting is gebleken dat verweerder hiermee heeft bedoeld te formaliseren dat het besluit op bezwaar is genomen onder het regime van de Wmo 2015. De rechtbank begrijpt dit aldus dat verweerder de bedoeling heeft gehad om toepassing te geven aan artikel 6:19 van de Awb en het bestreden besluit te wijzigen in die zin dat het is genomen onder de werking van de Wmo 2015. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij, mede gezien deze bekrachtiging, het bestreden besluit beschouwt als te zijn genomen onder de werking van de Wmo 2015. Tegen deze achtergrond bezien, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat nog langer sprake is van schending van het legaliteitsbeginsel.
9 december 2014 (ECLI:NL:RBNNE:2014:6176).
Uitvragen: Is de situatie gewijzigd?” onder meer is opgenomen dat de situatie niet is gewijzigd en dat hulp nodig is voor zwaar huishoudelijk werk en hoog licht huishoudelijk werk. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat haar situatie desondanks zodanig is gewijzigd dat op verweerder de verplichting rustte om een medisch onderzoek te (laten) uitvoeren. Tegen die achtergrond bezien, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van schending van artikel 2.3.2. van de Wmo 2015. De verwijzing van eiseres naar de onder 5. genoemde uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. In die uitspraak was immers sprake van een andere feitelijke situatie.
Over module 1A
De aanleiding voor de inzet van deze module kan zijn de ernstige fysieke beperkingen waardoor de persoon geen mogelijkheden heeft zelf enige huishoudelijke werkzaamheden te verrichten of medische beperkingen waaruit een meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is of medische beperkingen die leiden tot een snellere vervuiling van het huis.”.
De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat eiseres niet zodanig ernstig fysieke beperkingen heeft, dat zij geen mogelijkheden heeft zelf enige huishoudelijke werkzaamheden te verrichten. Evenmin is in geschil dat sprake is van medische beperkingen die maken dat een meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is of die leiden tot een snellere vervuiling van het huis. De rechtbank concludeert dan ook dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor maatwerkmodule 1A, een hoger niveau van schoonhouden.
Over module 1B
12. In verweerders beleid is hierover het volgende opgenomen.
“De wasverzorging zoals bedoeld binnen dit resultaatgebied omvat het wassen, het drogen en vouwen van kleding en het terugleggen van kleding in de garderobekast. Het wassen, drogen en opvouwen van beddengoed en linnengoed valt niet onder het resultaat van deze module. Dit valt namelijk onder de collectieve voorziening. (…)Daarnaast wordt van de klant verwacht dat de reikwijdte van de ondersteuning tot een minimum wordt beperkt door bijvoorbeeld de aanschaf van een wasdroger of kleding die niet gestreken hoeft te worden. De klant dient ten behoeve van dit resultaat zoveel mogelijk gebruik te maken van de door de aanbieders ingerichte collectieve diensten.
78 uur per jaar, zodat eiseres daarvoor reeds hulp ontvangt.
13. De rechtbank overweegt dat eiseres in de vorige indicatie beschikte over hh1, een vorm van hulp bij het huishouden waartoe geen regievoering behoorde. Eiseres heeft (eerst) in beroep aangevoerd dat zij nu niet meer zelf de regie kan voeren over het huishouden. Verweerder heeft ter zitting betwist dat eiseres niet zelf de regie kan voeren over de huishouding. Verweerder heeft er in dat verband op gewezen dat eiseres eerder ook niet is geïndiceerd voor hh2 (een indicatie met regievoering), dat zij eerder altijd heeft aangegeven het zelf te kunnen organiseren en dat niet is gebleken dat sprake is van een achteruitgang op dat gebied. Tegen deze achtergrond bezien heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat zij niet in staat is om de regie over het huishouden te voeren en dat zij daarom in aanmerking dient te komen voor module 2E.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.