Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 april 2015 in de zaak tussen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten, verweerder
[derde-partij] ,vergunninghouder
Procesverloop
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eisers te laten reageren op geluidrapport V2.2. Eisers hebben een reactie gegeven, waar verweerder op heeft gereageerd.
Overwegingen
- Aanleg aanleggen van verharding ten behoeve van containeropstelling en
- Bouwen vergroten bedrijfsruimte, plaatsen biowasser en plaatsen
- Planologisch strijdig gebruik
tijdelijke huisvesting seizoenswerknemers
- pluimveestal G voorzien moet zijn van een biologisch luchtwassysteem met een rendement van 70% ammoniakemissiereductie (Rav-code E.2.13);
- in pluimveestal G, nadat deze van een biologisch luchtwassysteem is voorzien, maximaal 37.000 legkippen mogen worden gehouden in een aangepast kooihuisvestingssysteem (Rav-code E.2.5.5);
- in pluimveestal I maximaal 37.000 legkippen in voliérehuisvesting mogen worden gehouden in een aangepast kooihuisvestingssysteem (Rav-code E.2.11.2.);
- pluimveestal I mag zijn voorzien van een mestdroogtunnel (Rav-code E.6.4.2)
In het Streekplan 2005-2015 is in hoofdstuk 7, paragraaf 7.2, onder de kop ‘landelijk gebied 2: hoofdfunctie agrarisch’ een aantal accenten vermeld voor de landbouw binnen dat gebied. Daarbij is onder meer als accent opgenomen: “ontwikkeling van intensieve veehouderij binnen milieukundige en ruimtelijke randvoorwaarden”. In paragraaf 7.6 van het Streekplan onder het kopje ‘intensieve veehouderij’ is vermeld dat Provinciale Staten in landelijk gebied 2 een zodanige groei van de neventak van een bedrijf dat het bedrijf omschakelt naar een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, aanvaardbaar achten, mits dat niet ten koste gaat van kenmerkende openheid.
De rechtbank overweegt dat nu verweerder heeft erkend dat in de vergunning ten onrechte het Activiteitenbesluit als toepasselijke regeling ten aanzien van geur genoemd is, de beroepsgrond in zoverre slaagt. Vervolgens zal beoordeeld worden of het standpunt zoals door verweerder over de Wgv is ingenomen, in het licht van wat door eisers is aangevoerd, stand kan houden.
Ingevolge de rechtspraak van de ABRS mag in bijzondere omstandigheden aansluiting worden gezocht bij de normstelling geluid van het Activiteitenbesluit; in dat geval moet wel sprake zijn van een toereikend beschermingsniveau voor geluidgevoelige objecten in de nabijheid van de desbetreffende inrichting. Uit het dossier blijkt niet dat verweerder in dit geval heeft onderzocht of de afwijking van de normstelling in de Handreiking gerechtvaardigd is gelet op het vereiste beschermingsniveau van de nabijgelegen woningen; dat met de verleende vergunning sprake van een toereikend beschermingsniveau is evenmin op enige manier onderbouwd of gemotiveerd. Ook is niet gebleken van een onderzoek naar het ter plaatse voorkomende referentieniveau, op grond waarvan met een nadere bestuurlijke afweging een hoger geluidsniveau kan worden toegestaan dan de aanbevolen richtwaarde die hoort bij de typering van de woonomgeving. De stelling dat er veel agrarische bedrijven in de omgeving zijn en dat ook voor deze bedrijven de normen uit het Activiteitenbesluit gelden, is niet met feiten inzichtelijk gemaakt door verweerder. Van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat in dit geval afgeweken kan worden van de normstelling in de Handreiking is dan ook op geen enkele manier gebleken. De stelling van verweerder dat in het huidige Activiteitenbesluit (na opneming daarin van het Besluit landbouw) wordt uitgegaan van de nieuwste inzichten op het gebied van milieunormen voor agrarische bedrijven en daarom hierbij aansluiting is gezocht, is onvoldoende om van de hiervoor geschetste, uit de rechtspraak voortkomende lijn af te wijken. Nu verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bedrijf is gelegen tussen andere agrarische bedrijven, die conform de normen van het Activiteitenbesluit werkzaam zijn, is er naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende feitelijke onderbouwing voor het in de vergunning opnemen van een andere etmaalindeling dan de indeling die in de Handreiking is opgenomen. Hoewel de gekozen etmaalindeling blijkens het advies van StAB voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus niet tot een overschrijding van de gestelde grenswaarden leidt, moet wel worden geconstateerd dat noch in de aanvraag noch in de vergunning is omschreven welke activiteiten tussen 6.00 en 7.00 uur plaatsvinden. Daarmee is niet uitgesloten dat alle geluidveroorzakende vervoersbewegingen juist in dit uur plaats vinden en er een piek in het geluidsniveau zal plaatsvinden die met deze etmaalsindeling 10 dB (namelijk als vallend in de dagperiode) ruimer wordt beoordeeld dan bij toepassing van de etmaalsindeling uit de Handreiking. Ook daarvoor ontbreekt een afdoende onderbouwing.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat zich hier bijzondere omstandigheden voordoen die rechtvaardigen dat van een ander toetsingskader dan de Handreiking wordt uitgegaan. Het gevolg daarvan is dat de normstelling zoals in de voorschriften opgenomen, op het verkeerde toetsingskader is gebaseerd. Deze beroepsgrond van eisers slaagt.