18.2Ter zitting van 19 november 2014 is pas duidelijk naar voren gekomen dat voor eiseres het belangrijkste punt is dat in de belangenafweging niet de belangen van haar veestapel zijn meegewogen. Daarbij is gewezen op de specifieke bedrijfsvoering, waarbij jaarrond de zoogkoeien met hun kalveren op het perceel lopen. Deze zoogkoeien behouden hun horens en reageren anders op de modelvliegtuigen boven het weiland dan melkkoeien die onthoornd zijn, aldus eiseres. Een nader onderzoek naar de effecten van het vliegen boven dergelijke koeien is ten onrechte achterwege gebleven. Op de tweede zitting van 10 maart 2015 heeft eiseres specifieker benadrukt dat niet onderkend is dat het er vooral om gaat dat haar koeien het gehele jaar door met hun kalveren in de wei blijven en dus niet gescheiden worden van elkaar. Juist dat betekent dat deze koeien vanwege hun moederinstinct ter bescherming van hun kalveren anders reageren op modelvliegtuigen boven het weiland dan melk- en slachtkoeien, aldus eiseres. Deze stellingen heeft eiseres onderbouwd door te verwijzen naar verklaringen van [A]. Ook wijst zij op kapotgelopen afrasteringen, ingetrapte slootkanten en verwondingen bij de koeien doordat de koeien tijdens het vliegen met modelvliegtuigen zijn opgejaagd en met de hele kudde zijn weggestormd. Ten gevolge van de stress door het vliegen door MVC hebben een aantal koeien de heer [eiseres] in de stal getrapt, waarvan hij nog steeds de lichamelijke gevolgen ondervindt, aldus eiseres.
19. Tijdens de eerste zitting is geconstateerd dat geen onderzoek beschikbaar is, waaruit blijkt dat het vliegen met een modelvliegtuig specifiek boven zoogkoeien die met hun kalveren in de wei blijven, geen effecten op de koeien heeft. Er zijn slechts verklaringen van veehouders waaruit blijkt dat het vliegen met modelvliegtuigen geen effecten op hun koeien heeft, maar dat betreft andere (niet onthoornde en van hun kalveren gescheiden) koeien.
Nu dit voor eiseres belangrijkste aspect in de belangenafweging niet is meegewogen, is er in zoverre een gebrek in de besluitvorming van verweerder. De rechtbank overweegt dat verweerder dit ten tijde van de besluitvorming niet had kunnen voorzien nu dit cruciale aspect specifiek pas ter zitting duidelijk naar voren is gekomen. Aangezien geconstateerd moet worden dat er wel een gebrek is, betekent dit dat het bestreden besluit om die reden moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:4 en artikel 3:46 van de Awb.
20. De rechtbank ziet gelet op het hiernavolgende aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Zij neemt in aanmerking dat eiseres een specifieke bedrijfsvoering heeft waarbij de zoogkoeien met hun kalveren het gehele jaar door in het weiland lopen. De stelling van eiseres dat hierdoor haar koeien anders reageren op modelvliegtuigen, waardoor de koeien hekken en slootkanten hebben vernield en de koeien en eiseres zelf verwondingen hebben opgelopen, is door eiseres voorzien van verklaringen en foto’s. Noch uit de verklaringen, noch uit de foto’s kan echter door de rechtbank worden afgeleid dat de vernielingen en verwondingen op één of andere wijze samenhangen met het vliegen door de modelvliegtuigen. Omdat verder een onderzoek ontbreekt waaruit zou blijken dat het vliegen met modelvliegtuigen boven specifiek zoogkoeien met kalveren effecten heeft op hun gedrag, is juist om die reden ter zitting van 19 november 2014 het onderzoek geschorst. Op die zitting is de afspraak gemaakt dat, in het geval partijen niet tot een minnelijke regeling komen, eiseres een onderzoek zal (laten) verrichten of het vliegen van modelvliegtuigen effecten heeft op het gedrag van haar koeien. Vast staat nu dat het onderzoek, zoals was besproken ter zitting, niet is verricht. Van de zijde van eiseres is desgevraagd toegelicht dat een dergelijk onderzoek emotioneel gezien te veel vergt en zij haar koeien niet (verder) in gevaar wil brengen. Dit betekent dat dat wat eiseres stelt met betrekking tot de effecten van het vliegen op haar koeien niet aan de hand van een onderzoek is vast te stellen. De rechtbank merkt daarbij nog op dat de MVC blijkens de toelichting op de zitting van 10 maart 2015 al het redelijke in het werk heeft gesteld om dit onderzoek met alle waarborgen te omkleden, maar dat eiseres om haar moverende redenen er voor heeft gekozen aan dit onderzoek niet te willen meewerken. Dat eiseres niet heeft willen meewerken aan een onderzoek waardoor eiseres haar standpunt dat het vliegen effect heeft op haar koeien niet kan onderbouwen, komt naar het oordeel van de rechtbank voor risico van eiseres.
21. De rechtbank komt tot de conclusie dat weliswaar geconstateerd is dat er een gebrek is in de belangenafweging, maar dat dit gebrek niet te herstellen valt voor verweerder nu eiseres een onderzoek niet toestaat. De rechtbank constateert dat er geen andere stukken zijn die het standpunt van eiseres onderbouwen dat juist haar koeien anders reageren op modelvliegtuigen. Evenmin heeft eiseres stukken aangedragen waaruit een begin van een onderbouwing zou kunnen blijken, bijvoorbeeld een onderzoek waaruit zou kunnen blijken dat verschillende veestapels anders reageren op (meer algemene) verstoringen. Meer in algemene zin kan aan eiseres worden toegegeven dat het toestaan van een modelvliegclub op een naburig perceel mogelijk tot enige overlast voor de veestapel kan leiden. Eiseres’ standpunt dat haar koeien anders zouden reageren op de modelvliegtuigen dan ‘gemiddelde’ koeien, komt de rechtbank ook niet bij voorbaat ondenkbaar voor. Om die reden heeft de rechtbank eiseres immers ook in de gelegenheid gesteld haar standpunt nader te onderbouwen. Verder is het de rechtbank gedurende de beide zittingen opgevallen dat eiseres - [eiseres] dus - zeer begaan is met zijn koeien en zijn bedrijf, maar dat eiseres’ standpunten ook steeds dramatischer werden uitgedragen: “als ze (MVC; toevoeging rechtbank) gaan vliegen, moet ik mijn koeien laten afmaken”. Daarbij heeft eiseres zich laten omringen door vele adviseurs, waarvan het de rechtbank niet in alle gevallen duidelijk is geworden wat deze hebben bijgedragen in het licht van het onderhavige beroep. In elk geval hebben eiseres en deze adviseurs geen begin van een verifieerbare onderbouwing van eiseres’ standpunt kunnen geven. Daarmee staat eiseres’ uitgedragen standpunt uiteindelijk in schril contrast met de -aan eiseres toe te rekenen- geheel ontbrekende onderbouwing daarvan.
De rechtbank ziet daarom uiteindelijk geen andere mogelijkheid dan te concluderen dat verweerder in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat de aan de vergunning verbonden voorschriften toereikend zijn om de mogelijke veiligheidsrisico’s voor eiseres en het vee te voorkomen dan wel te beperken. Ook anderszins is niet gebleken dat de belangen van eiseres onevenredig worden geschaad.
22. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank als gezegd aanleiding de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. De overige gronden die eiseres zonder specifieke onderbouwing heeft aangevoerd, doen daar niet aan af. De rechtbank verwijst hiervoor naar haar overweging onder 7 hierboven.
23. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.225,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).