6.1Verweerder heeft ter onderbouwing van de door hem voorgestane waarde een taxatierapport overgelegd, waarin de woningen zijn vergeleken met een aantal referentiewoningen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze referentiewoningen, voldoende vergelijkbaar met de thans in geding zijnde boven- en benedenwoningen, met uitzondering van de flatwoningen in Breukelen, die inderdaad te veel verschillen voor wat betreft type woning en overige kenmerken.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met behulp van het taxatierapport en de daarbij gegeven toelichting de onderlinge verschillen tussen de woningen en de referentiewoningen voldoende inzichtelijk gemaakt. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat met de onderlinge verschillen wat betreft ligging, inhoud, kaveloppervlakte, uitstraling, kwaliteit en bouwperiode, rekening is gehouden.
Dat het voorzieningenniveau in de omgeving van de referentiewoningen hoger is dan dat van de woningen in geding, acht de rechtbank niet een omstandigheid die van dien aard is dat daardoor de waarde van de appartementen te hoog is vastgesteld. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat door verweerder onweersproken is gesteld dat de voorzieningen voor de referentiewoningen in Maarssen ook op aanzienlijke fietsafstand zijn gelegen. Ook deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
7. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep gegrond is, gelet op wat in overweging 4.3 is overwogen. Van de woningen [straatnaam] [nummer] , [nummer] , [nummer] en [nummer] is immers vanwege de onjuiste objectafbakening de waarde te hoog vastgesteld. De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om zelf in de zaak te voorzien en zal de waarde van deze woningen per waardepeildatum 1 januari 2011 vaststellen op € 173.025,-. Nu de overige beroepsgronden niet slagen, is voor wat betreft de vastgestelde waarden van woningen [straatnaam] [nummer] tot en met [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] en [nummer] de conclusie dat deze niet te hoog zijn vastgesteld.
8. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) begroot op € 487,- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het bijwonen van de zitting). Op grond van artikel 1 van het Bpb komen ook de verletkosten van (de directeur van) eiseres voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten worden voor de tijd in verband met het kunnen bijwonen van de zitting begroot op € 200,- (2,5 uur tegen het maximale tarief van € 80,-).
Ten slotte ziet de rechtbank aanleiding om de door eiseres opgevoerde kosten van € 605,- voor het uitbrengen van een taxatierapport ten behoeve van de 16 in geding zijnde woningen aan de [straatnaam] deels te vergoeden en wel voor zover die taxatie ziet op de woningen [straatnaam] [nummer] , [nummer] , [nummer] en [nummer] . De voor vergoeding in aanmerking komende kosten voor het uitbrengen van het taxatierapport bedragen dan ook € 151,25 (25% van € 605,-).
Er bestaat geen aanleiding voor vergoeding van in bezwaar gemaakte proceskosten, nu van dergelijke kosten niet is gebleken en om vergoeding daarvan ook niet is verzocht, zoals op grond van artikel 7:15 van de Awb is vereist.