In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 december 2014 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een onroerende zaak in Hilversum. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde B.A. Oomkens, betwistte de door de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum vastgestelde waarde van € 55.058.000,- voor het belastingjaar 2012, die was gebaseerd op de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De rechtbank heeft vastgesteld dat de waardepeildatum 1 januari 2011 was en dat de heffingsambtenaar de waarde aannemelijk heeft gemaakt door gebruik te maken van de huurwaardekapitalisatiemethode (HWK-methode) en de gecorrigeerde vervangingswaarde. Eiseres voerde aan dat de waarde te hoog was en dat de heffingsambtenaar inconsistent beleid voerde in de behandeling van bezwaarschriften. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar zich aan zijn wettelijke verplichtingen had gehouden en dat de door hem verdedigde waarde ook voor de opnieuw afgebakende onroerende zaak geldig was. De rechtbank concludeerde dat de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde niet te hoog was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.