Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Mr. HANNEKE DE CONINCK-SMOLDERS
Mr. JACQUES OTTO GELDERLOOS
Mr. PAUL REINIER WILLEM SCHAINK,
1.[gedaagde sub 1],
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
2.De feiten
€ 435.962,05 en de proceskosten aan de curatoren.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak hebben de curatoren van een failliete naamloze vennootschap de zoons van de failliet gedagvaard. De curatoren vorderden hoofdelijke veroordeling van de zoons tot betaling van een bedrag van € 465.716,76, vermeerderd met wettelijke rente. De zoons hadden bij conclusie van antwoord een verklaring afgelegd, maar de curatoren stelden dat deze verklaring niet voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de curatoren niet binnen de vereiste termijn van twee maanden na ontvangst van de verklaring de juistheid daarvan hebben betwist, zoals voorgeschreven in artikel 477a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank overwoog dat de curatoren niet voldoende hebben geconcretiseerd welke stukken zij nog misten en dat hun argumenten niet voldoende onderbouwd waren. Hierdoor was de rechtbank van oordeel dat de curatoren niet in hun recht stonden om de verklaring van de zoons te betwisten. De rechtbank heeft de vorderingen van de curatoren afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de zoons. De beslissing werd op 1 oktober 2014 openbaar uitgesproken.