ECLI:NL:RBMNE:2014:5048
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in discriminatiezaak wegens weigering toegang tot horecagelegenheid
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, stond de verdachte terecht voor het weigeren van toegang tot een horecagelegenheid op basis van de vermeende allochtone afkomst van de aangever. De zaak vond plaats op 17 oktober 2014, na een onderzoek dat op 3 oktober 2014 was gehouden. De verdachte, bijgestaan door advocaat mr. M.A. Muntjewerf, werd beschuldigd van discriminatie, omdat hij de toegang tot de discotheek weigerde aan de aangever, die van Surinaamse afkomst is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. A. Drogt, en de verdediging van de raadsvrouw gehoord. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldiging, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de beschuldiging van discriminatie te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de reden voor de weigering van toegang door de verdachte niet met zekerheid kon worden vastgesteld. De rechtbank merkte op dat de getuigenverklaringen niet consistent waren en dat er geen bewijs was dat de weigering op basis van ras was. De rechtbank benadrukte dat het toelatingsbeleid van de horecagelegenheid niet per definitie discriminerend was, mits iedereen op gelijke voet werd behandeld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. P.K. van Riemsdijk als voorzitter, en de rechters mr. D.A.C. Koster en mr. R.D. van Heffen. De griffier was mr. R.G. Dees. Het vonnis werd uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op 17 oktober 2014.