In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, werkzaam als portier bij een discotheek in Almere, heeft op 19 maart 2011 een donker gekleurde mannelijke bezoeker de toegang geweigerd. De weigering was gebaseerd op een discriminerend onderscheid, waarbij de verdachte stelde dat de man geen vaste klant was, terwijl andere bezoekers met een blanke huidskleur die ook geen vaste klant waren, wel toegang kregen. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis van de rechtbank, waarin de verdachte was vrijgesproken van discriminatie.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 850,-, bij gebreke van betaling te vervangen door zeventien dagen hechtenis, waarvan € 350,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gediscrimineerd op basis van ras, wat in strijd is met de artikelen 90quater en 137g van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de verdachte en de hoofdportier niet geloofwaardig waren en dat de werkelijke reden voor de weigering van de toegang aan de benadeelde partij berustte op een discriminerend beleid.
De uitspraak benadrukt de ernst van discriminatie en de impact ervan op de slachtoffers. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere arbeidsongeschiktheid en de gevolgen van de strafzaak voor zijn werk als portier. De benadeelde partij heeft zich niet opnieuw gevoegd in de strafzaak in hoger beroep, waardoor de vordering tot schadevergoeding niet kon worden behandeld. De beslissing van het hof is een belangrijke uitspraak in de strijd tegen discriminatie in de horeca.