Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Procesverloop
Overwegingen
a. de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de belanghebbende betreffen, en
b. die gegevens niet door de belanghebbende zelf ter zake zijn verstrekt.
a. de vereiste spoed zich daartegen verzet;
b. de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan.
“(...) De burgemeester zal zich bij het opleggen van het bevel een beeld moeten vormen van de ernst van de situatie, de vrees voor verdere verstoring van de openbare orde en andere relevante feiten en omstandigheden. De eis van zorgvuldige voorbereiding van besluiten (artikel 3:2 Awb) en de eis van belangenafweging (artikel 3:4 Awb) brengen dit mee. De noodzaak om een besluit te nemen dient ook deugdelijk te worden gemotiveerd (artikel 3:46 Awb) en bij de bekendmaking van het besluit te worden vermeld (artikel 3:47 Awb). De burgemeester baseert zich daarbij op een gedocumenteerd dossier. (…) In het bevel moet worden vermeld door welke gedragingen en op welke plaatsen de betrokken persoon herhaaldelijk (...) de openbare orde heeft verstoord (…). Naast deze aspecten moet in het bevel worden geëxpliciteerd waarom de maatregel in het concrete geval noodzakelijk is. (...)”
Uit de memorie van toelichting volgt voorts dat de ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde aanwijsbaar moet zijn; dat wil zeggen dat zij moet blijken uit concrete aanwijzingen. Het feit dat deze persoon in het verleden betrokken is geweest bij ernstige ordeverstoringen, kan zo'n concrete aanwijzing zijn (Kamerstukken II, 2007-2008, 31 467, nr. 3, p.6).