ECLI:NL:RBMNE:2014:3653

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2014
Publicatiedatum
22 augustus 2014
Zaaknummer
UTR 14-1048
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag wegens ernstig plichtsverzuim van een ambtenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 augustus 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar (eiser) en het dagelijks bestuur van het Regionaal Sociaal Werkvoorzieningsschap Amersfoort en Omgeving (verweerder). Eiser is met onmiddellijke ingang de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag opgelegd vanwege ernstig plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim bestond uit het plaatsen van een grote hoeveelheid pornografische en erotische afbeeldingen op zijn werkcomputer, alsook het frequent bezoeken van internetsites voor privédoeleinden. Eiser heeft hiermee de Integriteitscode geschonden, wat verweerder als een ernstige schending heeft aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat er sprake is van ernstig plichtsverzuim en dat de maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag niet disproportioneel is. Eiser had eerder al een veroordeling wegens het bezit van kinderporno, wat ook meegewogen is in de beslissing van verweerder. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het bewijs op zijn werkcomputer onrechtmatig verkregen is en dat zijn gedrag niet zo ernstig was dat ontslag gerechtvaardigd was. De rechtbank volgt eiser hierin niet en concludeert dat de maatregel van ontslag gerechtvaardigd is, gezien de aard en ernst van de gedragingen en de verantwoordelijkheden van eiser als ambtenaar. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 14/1048

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 augustus 2014 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. G.J. Boven),
en
het dagelijks bestuur van het Regionaal Sociaal Werkvoorzieningsschap Amersfoort en Omgeving, verweerder
(gemachtigden: mr. A. Stamoulis en H. Koldenhoven).

Procesverloop

Bij besluit van 8 augustus 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser op grond van artikel 8:13 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Amersfoort (ARGA) met onmiddellijke ingang de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag opgelegd.
Bij besluit van 20 januari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2014. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.
De rechtbank stelt de volgende feiten vast.
In november 2005 is eiser in voorlopige hechtenis gesteld op grond van een verdenking van het bezit van kinderporno en een aangifte van seksueel misbruik. Eiser is daarvoor later door de strafrechter veroordeeld tot een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. In die periode zijn op eisers werkcomputer ook naaktfoto’s van minderjarigen en pornografische verhalen aangetroffen. Bij besluit van 21 februari 2006 heeft verweerder eiser, die op dat moment een leidinggevende functie bekleedde, naar aanleiding hiervan overgeplaatst naar de functie van medewerker repro. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Nadien heeft eiser weer een leidinggevende functie bij verweerder gekregen. Op 20 juni 2013 heeft eiser zich bij de politie gemeld wegens een aangifte van stalking en is hij aangehouden.
Eiser heeft tot 21 juni 2013 in de middag in hechtenis verbleven. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder onderzoek verricht op eisers werkcomputer. Dit heeft ertoe geleid dat verweerder eiser bij besluit van 25 juni 2013 heeft geschorst. Op 18 juli 2013 heeft [naam] Bedrijfsrecherche B.V. ([naam]) een onderzoeksrapport uitgebracht. Verweerder heeft vervolgens bij brief van 24 juli 2013 het voornemen kenbaar gemaakt om aan eiser de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag op te leggen. Eiser heeft hierop bij brief van 5 augustus 2013 zijn zienswijze kenbaar gemaakt. Verweerder heeft hierna het primaire besluit genomen en eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Op 19 december 2013 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Eiser en zijn gemachtigde zijn hierbij niet verschenen, maar eiser heeft vooraf schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt. Op 15 januari 2014 heeft de bezwaren- en geschillencommissie advies uitgebracht en verweerder heeft dit advies overgenomen in het bestreden besluit.
2.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat sprake is van ernstig plichtsverzuim als bedoeld in artikel 16:1:1 van de ARGA. Het verweten plichtsverzuim bestaat eruit dat op de harde schijf van eisers werkcomputer en in zijn zakelijke e-mailpostbus enkele pornografische afbeeldingen zijn gevonden die door [naam] zijn gekwalificeerd als zeer waarschijnlijk kinderpornografie. Verder zijn op de harde schijf van eisers werkcomputer in zijn profielmap 124 pornografische en erotische afbeeldingen en in de vrije diskruimte van de harde schijf 127 pornografische afbeeldingen aangetroffen. Van deze laatste groep afbeeldingen kan niet worden vastgesteld op welke wijze, op welk tijdstip en door welke perso(o)n(en) deze op de harde schijf zijn geplaatst. Verweerder heeft verder als ernstig plichtsverzuim aangemerkt dat eiser vrijwel dagelijks gebruik heeft gemaakt van internetbrowsers voor privégebruik. Eiser heeft zijn werkcomputer regelmatig gebruikt voor het voeren van chatgesprekken, die in zeer veel gevallen een seksuele inhoud hadden. Verder heeft eiser vanuit zijn zakelijke e-mailpostbus in ieder geval drie keer een bericht met erotische foto’s van een jongeman als bijlage naar zijn privé e-mailaccount verzonden en heeft hij één keer vanuit zijn zakelijke e-mailpostbus een bericht naar de betreffende jongeman gestuurd met erotische foto’s van zichzelf. Tevens zijn in het telefoongeheugen van eisers zakelijke telefoon twee pornografische afbeeldingen aangetroffen. In bezwaar heeft verweerder hier nog aan toegevoegd dat ook sprake is van ernstig plichtsverzuim, omdat eiser (grensoverschrijdend) contact heeft gehad met (ondergeschikte) medewerkers. In dit verband heeft verweerder twee brieven van de betreffende medewerkers in het geding gebracht. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat alle hiervoor vermelde gedragingen op zichzelf al ernstig plichtsverzuim opleveren, maar dat deze ook in strijd zijn met de Integriteitscode RWA/Amfors (Integriteitscode).
3.
Eiser heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij zijn beroepsgrond dat het bewijs dat op zijn werkcomputer is gevonden op onrechtmatige wijze is verkregen en niet mag worden meegewogen, niet langer handhaaft. De rechtbank zal hierover dan ook geen oordeel geven.
4.
Eiser heeft aangevoerd dat hij niet de enige was die gebruik maakte of ooit heeft gemaakt van de betreffende computer. De afbeeldingen die inderdaad bestemd waren voor zijn privégebruik, betreffen geen afbeeldingen van minderjarigen en zijn dus niet strafbaar. Eiser heeft gesteld dat het hebben van seksueel getinte documenten op een werkcomputer geen reden voor ontslag hoeft te zijn en al helemaal niet voor strafontslag. Volgens eiser zeggen deze afbeeldingen hooguit iets over hoe hij worstelt met zichzelf, maar niets over zijn functioneren op het werk.
Verder heeft eiser gesteld dat verweerder zich niet kan beroepen op de Integriteitscode, nu er geen sprake is van een situatie waarin de regels telkens opnieuw onder de aandacht zijn gebracht en duidelijk is aangegeven wat de gevolgen zijn als die regels worden overtreden. Eiser heeft gesteld dat hij de Integriteitscode zoals die nu door verweerder in het geding is gebracht, nooit heeft gezien en/of ondertekend.
5.
De rechtbank volgt eiser hierin niet. Verweerder heeft gesteld dat eiser wel degelijk de enige was die gebruik maakte van de betreffende werkcomputer, dat hij inlogde onder zijn eigen naam en met een zelfgekozen wachtwoord en dat de collega met wie hij een kantoor deelde een eigen computer had. Nu met inachtneming van het rapport van [naam] geen aanleiding bestaat om aan de juistheid van deze stellingen te twijfelen, gaat de rechtbank ervan uit dat het eiser is geweest die op zijn werkcomputer in zijn profielmap 124 pornografische en erotische afbeeldingen heeft geplaatst. De rechtbank overweegt voorts dat, nog los van de vraag of hier - deels - sprake is van het bezitten en/of verspreiden van kinderpornografie en dus van een strafbaar feit, en los van de vraag of er een interne regeling over internetgebruik geldt, eiser zich op grond van artikel 15:1 van de ARGA moet gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt. Met het plaatsen van een grote hoeveelheid pornografische en erotische afbeeldingen op zijn werkcomputer heeft eiser dat niet gedaan. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 5 maart 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BH6294). Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat eiser niet kan worden gevolgd in zijn stelling dat de schending van de Integriteitscode, waarin onder meer is bepaald dat het niet is toegestaan om naar pornografische websites, tijdschriften, video’s en webfilmpjes te kijken, hem niet kan worden tegengeworpen. Uit de onderliggende stukken blijkt immers dat eiser deze code op 25 april 2012 heeft ondertekend. Ook heeft verweerder met stukken onderbouwd dat de Integriteitscode door eiser kon worden ingezien op het intranet. Verder is de Integriteitscode is na 25 april 2012 slechts tekstueel, maar niet inhoudelijk gewijzigd. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de CRvB van 2 mei 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9625). Overigens mag van een leidinggevende zoals eiser worden verwacht dat hij uit hoofde van zijn functie op de hoogte is van de inhoud van een integriteitscode. De beroepsgrond slaagt niet.
6.
Eiser heeft verder aangevoerd dat het niet verboden is om op het werk privé gebruik te maken van het internet, zolang het werk er niet onder lijdt en het niet langdurig gebeurt. Volgens eiser heeft zijn werk er niet onder geleden en heeft hij vooral gebruik van internet gemaakt op momenten waarop hij geen werkzaamheden hoefde te verrichten, zoals tijdens de lunch. Eiser heeft gesteld dat hij niet alleen voor privédoeleinden gebruik heeft gemaakt van het internet, maar ook voor het werk. In dit verband heeft eiser over de Integriteitscode gesteld dat verweerder geen controle uitoefent op het internetgedrag van de werknemers. Volgens eiser zou verweerder, als hij bepaalde gedragingen niet wenst, toezicht moeten houden of maatregelen moeten nemen om die gedragingen te voorkomen.
7.
De rechtbank stelt vast dat in de versie van de Integriteitscode die eiser heeft ondertekend, is bepaald dat werknemers het privégebruik van e-mailsysteem, internet, (mobiele) telefoon, kopieerapparaat en dergelijke beperkt moeten houden en ervoor moeten zorgen dat dit gebruik hun dagelijkse werkzaamheden niet hindert. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich, onder verwijzing naar het rapport van [naam], op het standpunt mogen stellen dat eiser het privégebruik van internet en e-mail niet beperkt heeft gehouden. Eiser kan voorts niet worden gevolgd in zijn standpunt dat hij vooral van het internet gebruik heeft gemaakt op momenten waarop hij niet hoefde te werken.
Uit het rapport van [naam] blijkt immers van internetgebruik op tijdstippen gedurende de hele dag. De rechtbank wijst in dit verband op het chatgesprek tussen eiser en D. Blok waarin een rollenspel werd gespeeld dat heeft geduurd van 10.42 uur tot 14.51 uur en dat eiser meerdere keren heeft onderbroken, omdat er iemand zijn kantoor binnenkwam of hij even werkzaamheden moest verrichten. De omstandigheid dat eiser ook voor zijn werk gebruik heeft gemaakt van het internet, doet er niet aan af dat uit het rapport van [naam] volgt dat eiser ook veelvuldig internetsites voor privédoeleinden heeft bezocht. Eiser kan voorts niet worden gevolgd in zijn stelling dat zijn werk niet onder zijn internetgebruik heeft geleden. Vaststaat immers dat eiser in de onderzochte periode, zo blijkt uit het rapport van [naam], vrijwel dagelijks gebruik maakte van webbrowsers en chatprogramma’s, in tijd variërend van enkele minuten tot soms urenlange sessies. Die tijd heeft eiser in ieder geval niet aan zijn werk besteed. Verweerder heeft verder een document van 19 juni 2013 overgelegd waarin is vermeld dat men niet tevreden is over eisers functioneren. Ook overweegt de rechtbank dat het in het algemeen, maar tevens gelet op de Integriteitscode, eisers eigen verantwoordelijkheid is om op een verantwoorde manier met het internet op het werk om te gaan. Overigens is in de Integriteitscode wel vermeld dat bij het niet naleven van deze code disciplinaire maatregelen kunnen worden genomen. De beroepsgrond slaagt niet.
8.
Reeds gelet op hetgeen is overwogen onder 5 en 7 is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat sprake is van ernstig plichtsverzuim als bedoeld in artikel 16:1:1 van de ARGA. Eiser heeft dit ter zitting ook erkend. Hetgeen verweerder in bezwaar nog aan eiser heeft tegengeworpen, te weten de omgang met twee ondergeschikten, behoeft daarom geen bespreking meer. In beginsel was verweerder dan ook bevoegd om aan eiser de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag op te leggen.
9.
De rechtbank overweegt verder dat, voor zover eiser ter zitting heeft beoogd zich op het standpunt te stellen dat het plichtsverzuim hem verminderd is toe te rekenen, zij hem hierin niet volgt. In de eerste plaats heeft eiser deze stelling niet onderbouwd met bijvoorbeeld een verklaring van zijn behandelaar. Verder heeft eiser meerdere keren te kennen gegeven dat hij zich ervan bewust is en was dat wat hij heeft gedaan, niet juist is. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat er gedurende de hele periode waarin de in geding zijnde gebeurtenissen zich hebben afgespeeld, niet een moment is geweest waarop eiser zich had kunnen realiseren dat hij professionele hulp moest zoeken of een gesprek met zijn werkgever moest aangaan. Dit geldt temeer nu eiser na en in verband met zijn veroordeling vanwege de door hem begane strafbare feiten in 2005, in behandeling is geweest bij De Waag. De beroepsgrond slaagt niet.
10.
Eiser heeft ten slotte aangevoerd dat de maatregel van strafontslag niet proportioneel is en geen recht doet aan de situatie. Volgens eiser had verweerder ook kunnen kiezen voor een voorwaardelijk ontslag met een proeftijd, een ontslag wegens ongeschiktheid of een ontslag met wederzijds goedvinden. Nu hij zich vrijwillig onder behandeling van een therapeut heeft gesteld en inziet dat het niet goed met hem gaat, had een ontslag wegens ongeschiktheid meer in de rede gelegen. Eiser heeft gewezen op de gevolgen van een strafontslag voor hemzelf en zijn gezin, mede gelet op zijn lange loopbaan bij verweerder, zijn leeftijd, het effect op een eventuele vervolgcarrière en op zijn financiële situatie. Voorts heeft eiser gesteld dat verweerder de kwestie uit 2005 niet heeft mogen meewegen, omdat dit al lange tijd geleden is en het een privékwestie betrof. Overigens is de problematiek waar eiser mee worstelt destijds geen reden voor verweerder geweest om de arbeidsrelatie te beëindigen en dat zou het thans volgens eiser ook niet moeten zijn.
Verder heeft eiser gesteld dat verweerder eigenlijk verplicht is de zaak op een minder zware wijze af te handelen, omdat verweerder ten onrechte onrust en verhalen onder het personeel heeft verspreid, waardoor eisers positie onmogelijk is gemaakt.
11.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat de maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag in dit geval disproportioneel is. Verweerder heeft de aard en de ernst van de gedragingen alsmede de positie van verweerders organisatie en die van eiser daarbinnen, waarbij kwetsbare doelgroepen in de samenleving moeten worden begeleid en van een veilige werkplek moeten worden voorzien, zwaarder mogen laten wegen dan eisers persoonlijke situatie. Verweerder heeft hierbij ook de kwestie uit 2005/2006 mogen meewegen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat dit slechts een privékwestie betrof. Nu er destijds pornografische afbeeldingen van minderjarigen op eisers werkcomputer zijn aangetroffen, heeft verweerder eisers eerdere handelen terecht ook bij deze kwestie betrokken. De omstandigheid dat deze kwestie al enkele jaren geleden heeft gespeeld en dat eiser toen niet is ontslagen, doet niet aan het voorgaande af. Eiser gold hierdoor immers juist als een gewaarschuwd man. Voorts is de rechtbank, mede gelet op de uitleg hierover in het verweerschrift, niet gebleken dat verweerder tijdens het onderzoek onzorgvuldig jegens eiser heeft gehandeld. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet hoeven volstaan met een minder vergaande maatregel. De beroepsgrond slaagt niet.
12.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.N. Noorman, voorzitter, en mr. G.P. Loman en
mr. M. Stapels-Wolfrat, leden, in aanwezigheid van mr. A.E. Veldhoen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.