Op 10 juli 2014 heeft de rechtbank Midden-Nederland een tussenvonnis gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, die op 8 maart 2014 in [woonplaats] het slachtoffer [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door in zijn neus te bijten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, tijdens een worsteling met het slachtoffer, met opzet hard in de neus van het slachtoffer heeft gebeten, waardoor deze een deel van zijn neus heeft verloren. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 26 juni 2014 gehouden, waarbij de verdachte in persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.S.F. Ilahibaks-Gulzar.
De tenlastelegging omvatte primair het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, subsidiair de poging daartoe, en meer subsidiair mishandeling. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen in overweging genomen, evenals de geneeskundige verklaring van dr. P.Q. Miké, die de ernst van het letsel bevestigde. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de primair ten laste gelegde zware mishandeling, maar dat er onvoldoende bewijs was voor andere onderdelen van de tenlastelegging, zoals het slaan met een stofzuigerbuis.
De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat er sprake was van een noodsituatie en dat de verdachte uit zelfverdediging handelde, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de grenzen van noodzakelijke verdediging had overschreden door opzettelijk in de neus van het slachtoffer te bijten, wat resulteerde in blijvend letsel. De zaak is heropend voor verder onderzoek naar de strafbaarheid van de verdachte, aangezien er twijfels bestonden over zijn geestelijke toestand. De rechtbank heeft besloten om een psychiater te benoemen om de verdachte te onderzoeken en te rapporteren over zijn toerekeningsvatbaarheid.