ECLI:NL:RBBRE:2011:BV0709

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
11 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/800006-11 [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van Oijen
  • mr. Schotanus
  • mr. Van Breevoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met ernstige gevolgen in discotheek te Breda

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 11 juli 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak vond plaats in de discotheek Showtime in Breda op 1 januari 2011, waar de verdachte met een kapotgeslagen bierpul het slachtoffer in het gezicht sloeg, wat leidde tot het verlies van diens neus. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van verschillende getuigen, waaronder portiers en vrienden van het slachtoffer, in overweging genomen. Ondanks het verweer van de verdediging dat de getuigenverklaringen onbetrouwbaar waren en dat een andere persoon de dader zou zijn, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte de kans op de dood van het slachtoffer willens en wetens heeft aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden en heeft de benadeelde partij, het slachtoffer, een voorschot van € 35.000,-- toegewezen voor immateriële schade. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 5 jaar, gematigd, rekening houdend met de jonge leeftijd van de verdachte en de ernst van het feit. De uitspraak benadrukt de impact van geweld in de samenleving en de gevolgen voor het slachtoffer, die nog steeds te maken heeft met de gevolgen van de mishandeling.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/800006-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 juli 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum te [adres]
wonende te [adres]
thans gedetineerd in Unit A + B van het Huis van Bewaring te Grave
raadsman mr. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 juni 2011, waarbij de officier van justitie, mr. Klootwijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 1 januari 2011 in een café te Breda heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden, althans ernstig heeft mishandeld door hem met een stukgeslagen bierpul te slaan.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
3.1 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman heeft aangevoerd dat de politie tijdens het lopende onderzoek aan getuige [getuige 1], nog voordat deze door de rechter-commissaris (RC) werd gehoord, de naam van verdachte heeft genoemd als zijnde degene die met het glas heeft geslagen.
Dit behelst een ernstige schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde waarbij doelbewust dan wel met grove veronachtzaming van verdachtes belangen tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak.
De rechtbank is van oordeel dat, zelfs als deze niet nader onderzochte stelling van de raadsman juist is, daarmee niet is komen vast te staan dat de politie de naam van verdachte heeft genoemd om een getuige te beïnvloeden, noch dat het optreden van de politie een zo ernstige schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde zou opleveren dat niet met minder kan worden volstaan dan een niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie.
Veeleer is sprake van een op zich begrijpelijke manier om de getuige onderscheid te laten maken tussen de twee toen bekende daders die, rekening houdend met de verlichting in een feestende discotheek, veel op elkaar leken en met name door de getuigen herkend werden aan de verschillen in kleding. Het optreden van de politie is misschien ongelukkig te noemen maar is naar het oordeel van de rechtbank geen reden tot niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie, noch tot het nemen van andere maatregelen.
De officier van justitie kan daarom in haar vordering worden ontvangen.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden. Zij baseert zich daarbij op diens aangifte, de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5], in combinatie met de aard van het ontstane letsel, het materiaal van de bierpul waarmee en de manier waarop daarmee werd geslagen. Verdachte heeft daardoor willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [slachtoffer] had kunnen doden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op de onbetrouwbaarheid van de verschillende getuigenverklaringen. Er is onduidelijkheid of het nu verdachte was die met de bierpul sloeg of [verdachte 2] en die twijfel dient in het voordeel van verdachte te worden uitgelegd. Dit wordt nog versterkt doordat verschillende getuigen voor het politieverhoor onderlinge afspraken hebben gemaakt, maar er desondanks onderling tegenstrijdig is verklaard.
Subsidiair betwist de raadsman dat met een glas in iemands gezicht slaan een poging tot doodslag oplevert, maar naar vaste jurisprudentie wordt beschouwd als een poging tot zware mishandeling.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 1 januari 2011 met vrienden Oud en Nieuw vierde in discotheek Showtime in de Visserstraat te Breda. Rond 04.00 uur werd een vriend van een jongen die hij kende als [vriend slachtoffer] een beetje lastig. (pag. 79)
De jongen begon met glazen te gooien. [slachtoffer] is naar de jongen gelopen, heeft een fles uit zijn handen gepakt en hem gezegd dat hij rustig moest doen.
De jongen had een gestreepte, groen/blauwe, blouse aan. [vriend slachtoffer] had een zgn. Burberry-blouse aan (pag 80) en droeg een grote ketting om zijn nek.
De jongen duwde hem weg, waarop vrienden van [slachtoffer] hem te hulp kwamen.
Op dat moment gooide [vriend slachtoffer] een staantafel om met daarop glazen, flessen en kannen.
[slachtoffer] gaf de jongen een flinke duw, waardoor deze viel. Vervolgens zag hij de jongen weer omhoog komen, deze kwam op hem af en [slachtoffer] zag dat de jongen hem met zijn rechterhand sloeg. [slachtoffer] voelde pijn aan zijn neus en zijn gezicht zat vol bloed. [slachtoffer] ging naar de wc en zag in de spiegel dat zijn neus weg was.
In een ziekenhuis in Amsterdam is daarna de neus van [slachtoffer] weer aan zijn gezicht gezet, maar die operatie is mislukt. (pag. 81)
[verdachte 2] verklaarde dat zijn roepnaam [vriend slachtoffer] is en dat hij met Oud en Nieuw met verdachte naar discotheek Showtime in Breda is gegaan. [verdachte 2] droeg een zgn. Burberry-blouse. (pag. 69) Verdachte droeg een blauw/wit gestreepte blouse. (pag. 70)
[initialen] [getuige 5] verklaarde dat hij met vrienden, waaronder [slachtoffer], met Oud en Nieuw in discotheek Showtime was. Een jongen met een blauw witte blouse was vervelend aan het doen, waarop [slachtoffer] de jongen weg hield. Een andere jongen met een Burberry-blouse gooide een tafel om en vervolgens zag hij dat de jongen in de blauw/witte blouse [slachtoffer] met een kan in zijn gezicht sloeg.
[getuige 5] zag dat de jongen een glazen kan met een handvat kapot sloeg en direct daarna met die kapotgeslagen kan sloeg naar het gezicht van [slachtoffer], die meteen begon te bloeden.
[getuige 3] verklaarde dat hij met vrienden, waaronder [slachtoffer], in discotheek Showtime Oud en Nieuw vierde toen een jongen hem vastpakte. [slachtoffer] kwam tussenbeide. Daarna zag hij een jongen die hij kende als [vriend slachtoffer] een tafel met flessen en glazen omgooide. De jongen die hem had vastgepakt worstelde daarna met [slachtoffer] en viel op de grond. [getuige 3] zag dat de jongen opstond en in zijn hand een handvat van een glas had. Aan het handvat zaten nog glasresten in de vorm van een soort schild. [getuige 3] zag de jongen met het glas in zijn hand een soort slingerslag naar het gezicht van [slachtoffer] maken en hem zo hard de voorkant van zijn gezicht raken dat het hoofd van [slachtoffer] opzij bewoog. (pag. 123)
[getuige 3] verklaarde dat hij zag dat een jongen, die hij de ruziezoeker noemde, samen was met ene [vriend slachtoffer] die een Burberry-blouse droeg. De ruziezoeker en [slachtoffer] waren met elkaar aan het vechten en de ruziezoeker viel. Daarna zag [getuige 3] dat de ruziezoeker met iets in zijn hand een zwaaiende beweging maakte naar het gezicht van [slachtoffer].
[initialen] [getuige 1] verklaarde dat hij als portier werkzaam was in discotheek Showtime. Hij zag dat verdachte een glazen kan, waar een paar liter drank in kan, kapot sloeg en met de kapotgeslagen kan in het gezicht van [slachtoffer] sloeg. [getuige 1] zag dat verdachte nogmaals naar het lichaam van [slachtoffer] sloeg, maar kon voorkomen dat [slachtoffer] nogmaals werd geraakt door er tussen te springen.
De rechtbank acht op grond van vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een glazen bierpul heeft kapotgeslagen en met die kapotgeslagen pul [slachtoffer] zodanig tegen zijn gezicht heeft geslagen dat zijn neus werd afgesneden, waarna verdachte nogmaals probeerde die [slachtoffer] met de bierpul te slaan.
Het verweer van de raadsman, dat niet verdachte, maar [verdachte 2] degene was die met de bierpul sloeg, treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel. Dat portier [getuige 1] in die richting verklaard zou hebben tegen de politie op straat, is gezien de hectiek die tijdens zo’n drukke nacht heerste mogelijk door de agenten verkeerd begrepen en is door [getuige 1] later herroepen.
Daarbij overweegt de rechtbank dat de verklaring ter plekke van [getuige 1] op Nieuwjaarsnacht wordt tegengesproken door de medeportier [voornaam] [getuige 2], die verklaarde dat [getuige 1] de jongen naar buiten bracht die in de discotheek de kapotgeslagen bierpul in zijn handen had en hij de andere jongen met de Burberry-blouse.
Evenmin zorgt deze door de raadsman geopperde mogelijkheid voor enige twijfel gelet op de verklaring van [getuige 6] die ook bij de rechter-commissaris vasthield aan zijn verklaring dat het de jongen met de Burberry-blouse zou zijn geweest die met de kan sloeg. Niet vergeten moet daarbij worden dat het zich afspeelde in een discotheek tijdens een druk feest. De verklaring van [getuige 6] staat verder op zich en wordt niet ondersteund door de andere getuigenverklaringen.
Ook het verweer van de verdediging, inhoudende dat de “vriendenploeg” van [slachtoffer], die daarvoor de tijd en de gelegenheid hadden, hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd, verwerpt de rechtbank. Er is immers niet gebleken dat sprake is van een aanmerkelijke wederzijdse beïnvloeding, welke afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de verklaringen. Daarbij dient niet uit het oog te worden verloren dat de getuigen slechts met een beperkte mate van gedetailleerdheid hebben verklaard en dat enkele van de vrienden van het slachtoffer in feite niets hebben gezien. Dit wekt niet de indruk van afgestemde verklaringen. Bovendien worden hun verklaringen ondersteund door waarnemingen van “neutrale” getuigen.
Naar het oordeel van de rechtbank had het slaan met een kapotgeslagen bierpul in het gezicht van [slachtoffer] en in de richting van zijn lichaam de dood tot gevolg kunnen hebben. Het handelen van verdachte is daarmee een uitvoeringshandeling van doodslag.
De handelingen van verdachte moeten qua verschijningsvorm ook geacht worden daarop gericht te zijn geweest. Door aldus te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou overlijden en heeft hij die kans gezien de wijze van handelen ook welbewust aanvaard en op de koop toe genomen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 01 januari 2011 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- voornoemde [slachtoffer] met een (stukgeslagen) bierpul in het gezicht heeft geslagen en met deze stukgeslagen bierpul in de richting van het lichaam van deze [slachtoffer] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, subsidiair, matiging bepleit.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Tijdens een caféruzie heeft verdachte een bierpul kapot geslagen en met de resten daarvan [slachtoffer] in diens gezicht geslagen, waardoor [slachtoffer]s neus volledig werd afgesneden. Verdachte heeft daarna nogmaals met die glasresten naar zijn slachtoffer uitgehaald. Aldus heeft verdachte geprobeerd die [slachtoffer] te doden.
Natuurlijk heeft de daad van verdachte geleid tot gevoelens van onveiligheid en tot grote verontwaardiging in de samenleving. Hij heeft zijn slachtoffer ernstig verminkt en het is nog maar de vraag of dit ooit nog goed zal komen.
De rechtbank wijst voor de ernst van dit feit op de verklaring van [slachtoffer] op de zitting. Een nog jonge knul wiens mooie leventje in een nacht volledig veranderde. Hij verklaarde nu al 6 maal te zijn geopereerd en dat hij de komende 2 jaar iedere 2 maanden een nieuwe operatie zal moeten ondergaan. Pas als deze achter de rug zijn kunnen de cosmetische operaties beginnen. Maar, zoals het slachtoffer ook verklaarde, tot op de dag van vandaag wordt hij iedere dag door de spiegel geconfronteerd met het gegeven dat zijn leven nooit meer hetzelfde zal zijn.
Op een poging tot doodslag met dermate ernstige gevolgen is geen andere straf denkbaar dan een langdurige vrijheidsstraf. Daar komt nog bij dat verdachte in het verleden al meerdere malen is veroordeeld voor geweldsgerelateerde feiten.
Slechts zijn nog jonge leeftijd geven de rechtbank aanleiding de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf enigszins te matigen. Zij acht, gelet ook op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden, een passende en geboden sanctie.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] [adres], vordert een schadevergoeding, in eerste instantie van € 25.000,-- als voorschot op de geleden en te lijden immateriële schade. Later heeft hij zijn vordering verhoogd tot € 40.000,--, nog steeds bedoelt als voorschot.
Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat [slachtoffer] immateriële schade heeft geleden en nog zal leiden in de toekomst. Het behoeft geen betoog dat voor een jongeman van net geen 18 jaar, die in ieder geval de komende jaren met een ernstig verminkt gezicht door het leven zal moeten, dit van grote invloed op zijn verdere leven zal zijn. Dit nog los van al het emotionele leed dat hij na Nieuwjaarsnacht al heeft moeten lijden door de vele operaties die hij sindsdien heeft moeten ondergaan en nog zal moeten doorstaan. Terecht vordert hij thans slechts een voorschot, nu de totale schade nog lang niet te voorzien is.
De rechtbank is van oordeel dat in ieder geval een voorschot tot een bedrag van € 35.000,-- op dit moment als rechtstreeks gevolg kan worden beschouwd van dit bewezen verklaarde feit ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 Het beslag
8.1 De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan degene die als rechthebbende kan worden aangemerkt.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Poging tot doodslag;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten 436613 1.00 STK Broek
436615 1.00 STK Shirt
436629 1.00 STK Overhemd Kl: meerkleur
VAN SANTEN
voorzien van bloedvlekken
436634 1.00 STK Broek Kl: blauw
PALL MALL
voorzien van bloedvlekken
436637 1.00 PR Schoeisel Kl:zwart
MOSCHINO;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] [adres], van € 35.000,-- bij wijze van voorschot op de te lijden immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;(BP.09)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] [adres], € 35.000,-- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 210 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. (BP.04)
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Oijen, voorzitter, mr. Schotanus en mr. Van Breevoort, rechters, in tegenwoordigheid van Mertens, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 juli 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 01 januari 2011 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- voornoemde [slachtoffer] met een (stukgeslagen) bierpul in het gezicht heeft geslagen en/of
- met deze stukgeslagen bierpul in de richting van het lichaam van deze [slachtoffer] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 januari 2011 te Breda aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een geheel afgesneden neus, heeft toegebracht, door deze [slachtoffer] opzettelijk met een stukgeslagen bierpul in het gezicht te slaan.