ECLI:NL:RBMNE:2014:2566

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2014
Publicatiedatum
25 juni 2014
Zaaknummer
16/701871-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor meerdere feiten, maar veroordeling voor het dealen van cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 juni 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het dealen van cocaïne en betrokkenheid bij een plofkraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een periode van ruim 10 maanden schuldig heeft gemaakt aan het dealen van cocaïne, maar sprak hem vrij van de overige tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 105 dagen en een taakstraf van 150 uur.

Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 10 juni 2014, waarbij de verdachte in persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk veroorzaken van een ontploffing bij een geldautomaat en het verkopen van cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte voor de feiten 1 en 3 vrijgesproken zou worden, wat de rechtbank heeft overgenomen. Wat betreft feit 4, het witwassen van een groot geldbedrag, oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich hieraan schuldig had gemaakt. De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het dealen van cocaïne, wat leidde tot de veroordeling.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en leek na zijn voorlopige hechtenis positieve stappen te hebben gezet in zijn leven. De rechtbank heeft daarom een lagere straf opgelegd dan door de officier van justitie was geëist, maar heeft wel het in beslag genomen geldbedrag van € 545,- verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701871-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 juni 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1992],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] te [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.B. Boone, advocaat te Wijk bij Duurstede.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
primair(A) samen met anderen op 3 mei 2013 te Amersfoort opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht bij een geldautomaat, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen en/of personen te duchten was en/of (B) dat hij samen met anderen uit de kluis behorende bij een van de geldautomaten € 165.000,- heeft weggenomen door onder meer het teweeg brengen van een ontploffing dan wel
subsidiairdat hij bij deze feiten behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft.
feit 2: in de periode van 1 januari 2013 tot en met 4 november 2013 opzettelijk cocaïne heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad.
feit 3: op 4 november 2013 een hoeveelheid van 293,3 gram hasjiesj voorhanden heeft gehad.
feit 4: zich op 4 november 2013 schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 217.000,-.

3.Geldigheid van de dagvaarding

De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is.

4.Bevoegdheid rechtbank

De rechtbank stelt vast dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak.

5.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

5.1
Gang van zaken in APU
Uit het dossier is gebleken dat op 9 januari 2014 in het arrestantencomplex Utrecht te Houten (hierna: APU), met machtiging van de rechter-commissaris, vertrouwelijke communicatie werd opgenomen van gesprekken gevoerd tussen [verdachte] en [medeverdachte]. Om deze verdachten met elkaar in contact te brengen, werd een brandoefening in scene gezet en werden beide verdachten in dezelfde ruimte geplaatst. Eerst ter zitting van 10 juni 2014 heeft de officier van justitie aangegeven dat hierbij ook agenten zijn ingezet. Deze agenten hebben zich voorgedaan als gedetineerden en hebben zich opgehouden in dezelfde ruimte als de verdachten. De agenten werden als zodanig ingezet om de brandoefening voor de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] als reëel te doen overkomen. De agenten hebben zich volgens de officier van justitie niet bemoeid met het toen tussen de verdachten gevoerde gesprek. De inzet van de agenten werd door de officier van justitie ter terechtzitting aangeduid als nepagenten dan wel nepgedetineerden.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er van de zijde van het openbaar ministerie sprake is van bewuste schending dan wel grove veronachtzaming van de beginselen van een goede procesorde. Als gevolg hiervan dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging. Hierbij heeft de raadsman erop gewezen dat de agenten als infiltranten zijn ingezet en hiervoor geen machtigingen zijn afgegeven. Het Wetboek van Strafvordering kent bovendien de term nepagenten en nepgedetineerden niet. Voorts is het tijdstip waarop de officier van justitie kenbaar maakt hoe een en ander in het APU is verlopen, zodanig laat in de procedure dat dit als nalatig moet worden bestempeld. Dit duidt op opzettelijke misleiding van de verdediging en is ook daardoor een grove veronachtzaming van de beginselen van een goede procesorde, aldus de raadsman.
5.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het een slordigheid van zijn kant is dat hij op zo’n laat tijdstip over de gang van zaken in het APU is begonnen, maar dat zijn handelwijze geenszins tot niet-ontvankelijkheid dient te leiden. De bedoelde actie heeft bovendien geheel onder zijn leiding en in overleg met de politie plaatsgevonden. Bovendien is deze actie controleerbaar aan de hand van gemaakte camerabeelden.
5.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de agenten uitsluitend in dezelfde ruimte hebben gestaan als verdachten, deze agenten de verdachten niet hebben afgeluisterd en derhalve alleen een omstandigheid hebben gecreëerd die bestond uit het nabootsen van een reële brandoefening. Geenszins is gebleken dat zij sturend hebben opgetreden.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat wat er ook zij van de vraag of in dit geval voor de inzet van de politie een machtiging zou moeten zijn verleend het niet vragen van een machtiging niet leidt tot een grove veronachtzaming van de beginselen van een goede procesorde.
De rechtbank verklaart de officier van justitie dan ook ontvankelijk in de vervolging van verdachte.

6.Redenen voor schorsing

De rechtbank stelt vast dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

7.Waardering van het bewijs

7.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en hij heeft derhalve gevorderd verdachte van deze feiten vrij te spreken. De officier van justitie acht daarentegen wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 en 4 ten laste is gelegd. Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde witwassen heeft de officier van justitie erop gewezen dat verdachte op 4 november 2013, nadat hij wetenschap heeft gekregen van het geldbedrag, bezig is geweest met het verhullen van de herkomst van het geld.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden van de ten laste gelegde feiten. Zo is ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde uitsluitend DNA-materiaal van verdachte aangetroffen op een achtergelaten houten balk, maar dit zegt niets over betrokkenheid van verdachte. Het dealen van cocaïne kan volgens de raadsman niet bewezen worden omdat de gehoorde getuigen junks zijn en hun verklaringen niet als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. De raadsman heeft erop gewezen dat de drie plakken hash zijn aangetroffen in de woning van zijn vader en stiefmoeder en dat uit de tapgesprekken blijkt dat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van deze drugs. Met betrekking tot het witwassen heeft de raadsman aangevoerd dat de omstandigheid waaronder het geld in dit geval is aangetroffen niet maakt dat sprake is van verhullen. De raadsman heeft in dit kader onder meer gewezen op een uitspraak van de Hoge Raad van 27 mei 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1237).
7.3
Het oordeel van de rechtbank
7.3.1
Vrijspraak feit 1, 3 en 4
De rechtbank is met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat het onder 1 en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank zal verdachte van deze feiten dan ook vrijspreken.
De rechtbank is anders dan de officier van justitie en met de raadsman van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde eveneens niet bewezen kan worden. Op 4 november 2013 heeft in de woning aan de [adres] te Amersfoort een doorzoeking plaatsgevonden. In een inpandige kast in de huiskamer was een bedrag van € 217.000,- opgeborgen. Dit bedrag zat in een grote GGD-enveloppe, die weer in een opbergbox zat. Na het aantreffen van dit bedrag heeft [verdachte] dezelfde dag telefonisch contact met zijn vader, die op dat moment vermoedelijk in Marokko verblijft. Uit deze gesprekken blijkt dat [verdachte] aan zijn vader voorstelt dat hij, [verdachte], zal zeggen dat het geldbedrag van hem is. Nadat vader zegt dat [verdachte] moet verklaren dat hij, [verdachte], het geld voor een ander in bewaring heeft, vertelt [verdachte] in een volgend gesprek dat hij iemand heeft gevonden die wil verklaren dat het betreffende geld zijn geld betreft. Die persoon heet [G] en heeft een garage. In een volgend gesprek geeft [verdachte] aan vader aan dat [G], gelet op de hoogte van het bedrag in combinatie met de andere gevonden spullen, toch niet wil verklaren dat het zijn geld betreft. Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat [verdachte] op 4 november 2013 heeft geprobeerd om het geldbedrag te verhullen en in dat kader een aantal telefonische gesprekken heeft gevoerd met zijn vader, maar dat hij in dat verhullen niet is geslaagd. Gelet hierop is geen sprake van het voltooide delict witwassen gepleegd op 4 november 2013. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde.
7.3.2.
Feiten blijkend uit de bewijsmiddelen [1]
7.3.2.1 Inleiding
[verdachte] werd verdacht van mogelijke betrokkenheid bij een plofkraak. Deze plofkraak zou zijn gepleegd op 3 mei 2013 op een geldautomaat van de ABN AMRO te Veenendaal. In de periode vanaf 9 september 2013 werden gesprekken gevoerd via telefoonnummers in gebruik bij [verdachte] opgenomen en afgeluisterd. Uit afgeluisterde gesprekken bleek dat er mogelijk sprake was van verdovende middelen. [verdachte] had hierover veelvuldig contact met een persoon die gebruik maakte van telefoonnummer
*[telefoonnummer]. Na daartoe te zijn gemachtigd door de rechter-commissaris werd het telefoonnummer *[telefoonnummer] ook afgeluisterd.
7.3.2.1 Gebruiker *[telefoonnummer]
Op 7 november 2013 heeft de gebruiker van telefoonnummer *[telefoonnummer] contact met een medewerkster van de afdeling Burgerzaken van de gemeente Amersfoort. In dit gesprek wordt door de medewerkster gevraagd naar de gegevens van de gebruiker van het telefoonnummer *[telefoonnummer]. De gebruiker van het telefoonnummer *[telefoonnummer] geeft op te zijn genaamd [medeverdachte], geboren op [1982]. Hij zegt woonachtig te zijn op de [adres]. Een dag later, 8 november 2013, heeft de gebruiker van het telefoonnummer *[telefoonnummer] wederom contact met een medewerker van de afdeling burgerzaken van de gemeente Amersfoort. De gebruiker van het telefoonnummer *[telefoonnummer] geeft wederom als gegevens op: [medeverdachte], geboren op [1982]. [2]
7.3.2.2 Telefoongesprekken met en verhoor van [A] [3]
Op 19 oktober 2013 zijn de volgende gesprekken afgeluisterd:
16:55:03 uur
NNMan [telefoonnummer]: Is je been nog steeds gebroken?
NNman [telefoonnummer]: Ja.
NNman [telefoonnummer]: Dus die kleine moet naar jouw toe komen.
NNman [telefoonnummer]: J, op de boerderij ben ik. Er is verder niemand.
NNman [telefoonnummer]: Waar ben je? Bij [B]?
NNman [telefoonnummer]: Ja, ja.
NNman [telefoonnummer]: Ik ga hen nu even bellen. Ik bel je zo terug. Kijken of die in de buurt is.
NNman [telefoonnummer]: Wat kleine biertjes, [A]?
NNman [telefoonnummer]: Ja, ja.
NNman [telefoonnummer]: Oke. [4]
Hierna belt om 16:56:01 NNman [telefoonnummer] naar [verdachte]. In dit gesprek wordt onder meer het volgende besproken:
NNman [telefoonnummer]: Kan je naar buiten?
[verdachte]: Naar wie?
NNman [telefoonnummer]: Naar [A], hij is bij boer.
[verdachte]: Boerderij.
NNman9907: Ja, bij de boerderij. Daar gewoon oprijden. Daar is die.
Vervolgens deelt [verdachte] mee dat hij over een kwartiertje bij hem is. [5]
Om 17:04:49 belt NNman [telefoonnummer] naar NNman [telefoonnummer] en deelt dan het volgende mede:
NNman [telefoonnummer]: over een klein kwartiertje, tien minuten is hij bij je. [6]
Een dag later heeft NNman [telefoonnummer] om 19:45:40 uur weer telefonisch contact met NNman [telefoonnummer]. NNman [telefoonnummer] vraagt dan of die kleine weer even op de boerderij kan langskomen. Nnman [telefoonnummer] zegt dan dat hij met een klein 20 minuten bij hem is. [7]
Om 19:56:31 belt NNman [telefoonnummer] naar [verdachte] en zegt: [A] belde. Hij is bij boer. Kleine 20 minuten. [verdachte] antwoord: Ja. [8]
Tussen 21 oktober en 9 november 2013 vinden er nog meerdere gesprekken plaats tussen Nnman [telefoonnummer] en NNman [telefoonnummer] en NNman [telefoonnummer] en [verdachte]. In deze gesprekken worden onder meer afspraken gemaakt om NNman [telefoonnummer] te ontmoeten en wordt er gesproken over “grote en kleine biertjes”. [9]
Middels een aanvraag 126na Wetboek van Strafvordering bleek dat het telefoonnummer *[telefoonnummer] op naam te staan van [A]. [10]
Deze [A] is door de politie op 18 november 2013 gehoord. Hij heeft toen verklaard dat hij van beroep agrarisch medewerker is, dat hij cocaïne gebruikt en dat hij al 2 jaar bij dezelfde mensen koopt. [11]
7.3.2.3 Telefoongesprekken met [C] [12]
Op 19 oktober 2013 vinden de volgende gesprekken plaats en wordt onder meer het volgende gezegd:
15:12:25 uur
NNman [telefoonnummer]: Kunnen wij over een kwartiertje afspreken of zo.
NNman [telefoonnummer]: Ik ben niet in de buurt. Ik geef mijn kleine broertje van mij. Ik bel je zo terug. [13]
Een kleine minuut later belt NN [telefoonnummer] naar [verdachte] en vraagt of [verdachte] naar buiten kan gaan voor [C]. Over 20 minuten op dezelfde plaats. [14] Hierna belt NN [telefoonnummer] weer naar NN [telefoonnummer] en zegt dat hij er met een kleine 20 minuten is. [15]
Op 9 november 2013 heeft NNman [telefoonnummer] weer contact met de gebruiker van *[telefoonnummer] en vraagt dan of hij [medeverdachte] zo kan zien op de vaste plek bij de c1000. NNman [telefoonnummer] wil drie kleintjes. [16]
Middels een aanvraag 126na Wetboek van Strafvordering bleek dat het telefoonnummer *[telefoonnummer] op naam te staan van [C]. Uit de politiesystemen bleek dat [C] de gevarencassificatie “harddrugsgebruiker” heeft. [17]
7.3.2.3 Telefoongesprekken met en verhoor van [D] [18]
Op 27 oktober 2013 vinden de volgende gesprekken plaats en wordt onder meer het volgende gezegd:
NNman [telefoonnummer] vraagt of NNman [telefoonnummer] wat wil komen drinken bij wit klavertje.
NNman [telefoonnummer] zegt een klein biertje. [19]
Middels een aanvraag 126na Wetboek van Strafvordering bleek dat het telefoonnummer *[telefoonnummer] op naam te staan van [D]. [20]
Deze [D] is door de politie op 20 november 2013 gehoord. In het proces-verbaal bevindingen met betrekking tot dit verhoor heeft verbalisant [verbalisant 2] gerelateerd dat aan [D] een tweetal foto’s zijn getoond. Op foto 1 was een afbeelding te zien van [medeverdachte] en op foto 2 was een afbeelding te zien van [verdachte]. [D] heeft toen verklaard dat hij heel af en toe wel eens een pakje cocaïne gebruikt. Van de man op foto 1 heeft hij ooit eens een telefoonnummer gekregen en zodoende kocht hij daar het afgelopen jaar wel eens een pakje. Hij belde dan het telefoonnummer *[telefoonnummer]. Bij deze man bestelde hij dan een pakje en meestal kwam de man van foto 2, die met het bollere gezicht, het pakje brengen. Maar de man kwam ook weleens zelf. Hij bestelde dan een klein biertje en daarmee bedoelde hij dan een sealpakje cocaïne van € 50,-. De bolle jongen van foto 2 kwam dan naar een vaste plek waar wij elkaar altijd ontmoette. Het afgelopen jaar had hij ongeveer 7 á 8 keer een pakje bij deze mannen gekocht. [21]
7.3.2.4 Telefoongesprekken met en verhoor van [F] [22]
Op 19 oktober 2013 om 00:18:06 uur ontvangt *[telefoonnummer] een sms bericht van nummer *[telefoonnummer] ([D]) met de tekst: “een vriend van mijn belt je zo”. [23] Hierna heeft NNman [telefoonnummer] meerdere telefonische gesprekken met NNman [telefoonnummer]. Onder meer wordt besproken naar het Laakje te komen. [24] Vervolgens heeft NNman [telefoonnummer] contact met [verdachte] en vraagt hem te gaan naar het Laakje en geeft hem ook het nummer van NNma [telefoonnummer]. [25] Om 00:45:14 uur heeft [verdachte] contact met de gebruiker van *[telefoonnummer]. De gebruiker van *[telefoonnummer] noemt zich dan [F] en zegt dat hij aan de voorzijde van het Laakje staat. Ze spreken vervolgens aan de achterzijde van Starlight af. [26] [verdachte] heeft om 00:56:00 uur contact met NNman [telefoonnummer] en zegt dan dat hij er 3 wilde hebben. [27]
Middels een aanvraag 126na Wetboek van Strafvordering bleek dat het telefoonnummer *[telefoonnummer] op naam te staan van [E], geboren op [1958]. Gezien het feit dat de gebruiker zich [F] noemde en een jonge stem had ontstond bij de politie het vermoeden dat de gebruiker van *[telefoonnummer] [F], geboren op [1984], is. [28]
Deze [F] is door de politie op 2 december 2013 gehoord. Hij heeft toen verklaard dat het telefoonnummer *[telefoonnummer] zijn nummer is en dat hij dit nummer al jaren in gebruik heeft. Hij gebruikt recreatief cocaïne. Via [D] heeft hij het telefoonnummer van een drugsdealer gekregen. Het nummer was *[telefoonnummer]. Op 19 oktober 2013 omstreeks 00:20 uur had hij dit nummer gebeld en met de man afgesproken bij De Laak te Nijkerk. De man was met een auto gekomen en [F] was bij hem ingestapt. [F] had de man gezegd dat hij twee gram cocaïne wilde hebben. Hierop zei de man dat hij maar één bij zich had. Hierna is hij met de man naar Amersfoort gereden en is de man op de Operaweg gestopt en even uit de auto gestapt. Kort daarna kwam de man terug en gaf hij [F] nog een gram cocaïne. Voor de twee gram cocaïne heeft [F] € 100,- betaald. De cocaïne was verpakt in twee gevouwen witte papiertjes. [29]
Aan [F] is een foto getoond met een afbeelding van [verdachte]. [30] [F] verklaart dat dit de man is waarvan hij de cocaïne heeft gekocht. [31]
7.3.2.5 Aantreffen jas en geld
Op 4 november 2013 vond in zowel de woning aan de [adres], zijnde het GBA-adres van [verdachte], als de woning aan de [adres], zijnde de woning van diverse familieleden van [verdachte] en hoogst waarschijnlijk ook zijn verblijfplaats, onder leiding van de rechter-commissaris doorzoekingen plaats. In laatstgenoemde woning werd [verdachte] die dag aangetroffen. Gezien werd dat hij een links in de woning gelegen slaapkamer in ging en onder meer aldaar onder het kussen dat op het onderste bed van het stapelbed lag een telefoon pakte. [verdachte] ging even later op het onderste bed van het stapelbed zitten en reikte met zijn hand naar een jas welke aan het hoofdeinde van het bovenste bed hing. Verbalisant [verbalisant 1] deelde [verdachte] vervolgens mede dat hij niet in zijn jas mocht gaan zoeken en verder niets meer mee mocht nemen. [32] Op deze kamer werd korte tijd later onderzoek verricht en in een daar aan het stapelbed hangende jas werd in een jaszak een plastic zakje met daarin wit poeder, vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. In dezelfde jaszak werden tevens meerdere pakketjes met verpakkingsmateriaal voor vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. Enkele van deze pakketjes waren gevouwen als een enveloppe. [33] [verdachte] werd onderworpen aan een fouillering en bij hem werd een bedrag van € 545,- aangetroffen en inslaggenomen (10 biljetten van € 50,-, 1 biljet van € 20,-, 2 biljetten van € 10,- en 1 biljet van € 5,-). [34] Uit voornoemd wit poeder werd een representatief monster genomen en indicatief getest. De test gaf een positieve reactie op cocaïne. [35]
7.3.3
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde. Op grond van de hiervoor aangehaalde tapgesprekken blijkt dat de afnemers contact legden met het telefoonnummer *[telefoonnummer]. Dat de gebruiker van dit telefoonnummer [medeverdachte] is, leidt de rechtbank af uit de door de gebruiker van dit nummer gevoerde gesprekken met de afdeling Burgerzaken van de gemeente Amersfoort. In twee op afzonderlijke dagen gevoerde gesprekken stelt de gebruiker van *[telefoonnummer] zich immers voor als [medeverdachte], met de daarbij behorende gegevens omtrent geboortedatum en adres. Daarnaast zijn zowel [medeverdachte] als [verdachte] door afnemer [D] herkend als de dealers van cocaïne. Voorts blijkt dat in meerdere gesprekken gesproken wordt over grote en kleine biertjes. [D] heeft hierover verklaard dat een klein biertje een sealpakje van 1 gram cocaïne betreft van ter waarde van € 50,-. Ten slotte wordt in overweging genomen dat [D] op 20 november 2013 heeft verklaard dat hij het afgelopen jaar ongeveer 7 á 8 keer een pakje bij verdachte en zijn medeverdachte heeft gekocht en dat [A] heeft verklaard dat hij cocaïne gebruikt en dat hij al 2 jaar bij dezelfde mensen koopt. Anders dan de raadsman van verdachte heeft betoogd, is er geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze getuigen en de andere hiervoor genoemde getuigen te twijfelen.

8.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
2.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2013 tot en met
04 november 2013 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

9.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

10.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
11. Motivering van de straffen en maatregelen
11.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een
- gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest.
11.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, zoals hiervoor weergegeven, verzocht verdachte integraal vrij te spreken. De raadsman heeft geen verweer met betrekking tot de strafmaat gevoerd.
11.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander gedurende een periode ruim 10 maanden schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne. Cocaïne is een harddrug die schadelijk is voor de gezondheid en is bovendien sterk verslavend. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verslaafden aan harddrugs, om in hun dagelijkse behoefte te voorzien, vaak vermogensdelicten plegen. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Uit de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 2 mei 2014 blijkt dat verdachte in het verleden niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is gekomen.
Namens Reclassering Nederland heeft mw. C. Hornby, reclasseringswerker, over verdachte een rapport d.d. 6 maart 2014 opgesteld. Uit dit rapport blijkt dat verdachte voor zijn detentie thuis woonde en hij geen dagbesteding had. Wegens ziekte en overlijden van zijn opa in april 2013 was hij gestopt met zijn opleiding. Verdachte heeft geen schulden en zou volgens de wijkagent goed aanspreekbaar zijn op zijn gedrag. Verdachte lijkt verder geen noemenswaardige problemen te hebben. Wel is het volgens de reclassering zorgelijk dat hij voorafgaand aan zijn detentie geen dagbesteding had. Door de reclassering wordt in dit rapport geadviseerd om, indien schuldig, als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht en het verplicht meewerken aan het verkrijgen van een zinvolle dagbesteding.
De voorlopige hechtenis van verdachte is na 105 dagen met ingang van 5 maart 2014 geschorst. Als één van de voorwaarden werd onder meer een verplicht reclasseringscontact opgenomen. De verdachte heeft ter terechtzitting va 10 juni 2014 verklaard dat hij dit reclasseringscontact goed is nagekomen en dat de reclassering heel tevreden over hem is. Inmiddels had hij werk gevonden in een garage, had hij zich ook ingeschreven voor een nieuwe studie en zou hij zich in zijn vrije tijd bezighouden met sporten. Ter onderbouwing voor de positieve vooruitgang heeft hij een mailbericht d.d. 9 juni 2014 van de reclassering overgelegd waarin wordt bevestigd dat verdachte zijn meldplicht goed is nagekomen en hij goed aan zijn dagbesteding heeft gewerkt. Volgens verdachte zou het eerder uitgebrachte advies van de reclassering dan ook niet meer van toepassing zijn.
De rechtbank acht gelet op het vorenstaande in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 105 dagen met aftrek, alsmede een werkstraf van 150 uren passend en geboden. De rechtbank heeft bij het bepalen van haar straf rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Als oriëntatiepunt bij het dealen van harddrugs gedurende een periode van 6 tot 12 maanden wordt een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden genoemd. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte 105 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en hij na zijn schorsing een positieve ontwikkeling lijkt te hebben doorgemaakt. Daarnaast is het uit de bewijsmiddelen gebleken dat de destijds 20-jarige verdachte werd aangestuurd door medeverdachte, zijnde zijn 10 jaar oudere oom. Ook heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte op het gebied van de Opiumwet en met het feit dat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat er sprake was van grootschalige handel in harddrugs, maar dat dit dealen, blijkens de bewijsmiddelen, ten aanzien van een beperkte kring van afnemers plaatsvond. De rechtbank heeft in het nadeel van verdachte meegewogen dat hij op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn handelen. Bovenstaande omstandigheden en het feit dat verdachte wordt vrijgesproken van witwassen (anders dat door de officier van justitie is betoogd) leiden ertoe dat de rechtbank tot een lagere straf komt dan door de officier van justitie is gevorderd.

12.Beslag

Onder verdachte is tijdens de fouillering op 4 november 2013 een bedrag van € 545,- in beslag genomen:
12.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dit geldbedrag verbeurd te verklaren daar dit als handelsgeld aangemerkt dient te worden.
12.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het inbeslaggenomen geldbedrag aan verdachte teruggeven dient te worden.
12.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag aan als geld afkomstig uit de handel in cocaïne. Het geld is derhalve uit de baten van het onder 2 bewezen geachte verkregen en zal worden verbeurdverklaard.

13.De benadeelde partij [benadeelde] inzake feit 1

13.1
Het oordeel van de rechtbank
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – inzake feit 1 geen straf of maatregel is opgelegd, is de benadeelde [benadeelde] in de vordering niet-ontvankelijk. Deze vordering kan door de benadeelde partij nog aangebracht worden bij de burgerlijke rechter. De rechtbank veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding, hetgeen door de rechtbank wordt vastgesteld op nihil.

14.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikel 10 van de Opiumwet.

15.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
105 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
150 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen.
Beslag
Verklaart verbeurd: het inbeslaggenomen geldbedrag van € 545,-
Benadeelde partij
Verklaart de benadeelde [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter. Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding, hetgeen de rechtbank vaststelt op nihil.
Voorlopige hechtenis
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mrs. S. Wijna en J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 juni 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Primair
A.
hij op of omstreeks 3 mei 2013 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk een ontploffing
teweeg heeft gebracht,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk
- met een (houten) balk (houten rambalk) de geldautoma(a)t(en) en/of de
toegangsdeur tot die geldautoma(a)t(en) te verbreken en/of te vernielen en/of
- middels een slang/pijp vanuit/vanaf een (gas)fles, althans een fles gevuld
met gas en/of brandbare en/of voor explosie vatbare vloeistof en/of gas, via
de geldautomaat in een bij die geldautomaat behorende kluis
gebracht/getransporteerd en/of (vervolgens) dat gas en/of die brandbare
vloeistof en/of de ontstane (explosieve) gaswolk (middels een
ontstekingsmechanisme) ontstoken,
althans opzettelijk (open) vuur en/of een ontstekingsmechanisme in aanraking
gebracht met dat gas/die brandbare vloeistof en/of die ontstane (explosieve)
gaswolk, althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan voornoemd(e) gas/vloeistof en/of gaswolk en/of die gasfles
en/of (vervolgens) die kluis en/of die geldautomaat en/of (een deel van) de
pui/muur geheel of gedeeltelijk is /zijn ontploft, in elk geval een
ontploffing is ontstaan,
terwijl daarvan
* gemeen gevaar voor
- die geldautomaat en/of
- het gebouw waarin
die geldautomaat zich bevond en/of
- ( een) belendend(e) en/of nabij die geldautomaat gelegen pand(en),
in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
en/of
* levensgevaar voor
- ( een) bewoner(s) en/of omwonende(n) die zich bevond(en) in de zich in de
nabijheid van die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich
bevond en/of (een) belendend(e) en/of nabij die geldautomaat gelegen pand(en)
en/of woning(en) bevond(en),
in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
en/of
B.
hij op of omstreeks 3 mei 2013 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit (een kluis behorend bij) een
geldautomaat heeft/hebben weggenomen 165.000 Euro, althans een (zeer) groot
geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de
ABN AMRO bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te
nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel
van braak en/of verbreking en/of inklimming
door
- met een (houten) balk (houten rambalk) de geldautoma(a)t(en) en/of de
toegangsdeur tot die geldautoma(a)t(en) te verbreken en/of te vernielen en/of
- middels een slang/pijp, gas en/of brandbare en/of voor explosie vatbare
vloeistof vanuit/vanaf een (gas)fles, althans een fles gevuld met gas en/of
brandbare en/of voor explosie vatbare vloeistof, via de geldautomaat in een
bij die geldautomaat behorende kluis te brengen/transporteren en/of
(vervolgens) dat gas en/of die brandbare vloeistof en/of de ontstane
(explosieve) gaswolk (middels een ontstekingsmechanisme) te ontsteken,
althans opzettelijk (open) vuur en/of een ontstekingsmechanisme in aanraking
te brengen met dat gas/die brandbare vloeistof en/of die ontstane (explosieve)
gaswolk, althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan voornoemd(e) gas/vloeistof en/of gaswolk en/of die gasfles
en/of (vervolgens) die kluis en/of die geldautomaat en/of (een deel van) de
pui/muur geheel of gedeeltelijk is /zijn ontploft, in elk geval een
ontploffing is ontstaan,
in elk geval door het teweeg brengen van een ontploffing;
art 157 Wetboek van Strafrecht
en/of
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
A.
een of meer (nog onbekend gebleven) perso(o)n(en) op of omstreeks 3 mei 2013
te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk een ontploffing
teweeg heeft gebracht, immers heeft/hebben een of meer (nog onbekend gebleven)
perso(o)n(en) toen aldaar opzettelijk
- met een (houten) balk (houten rambalk) de geldautoma(a)t(en) en/of de
toegangsdeur tot die geldautoma(a)t(en) te verbreken en/of te vernielen en/of
- middels een slang/pijp vanuit/vanaf een (gas)fles, althans een fles gevuld
met gas en/of brandbare en/of voor explosie vatbare vloeistof en/of gas, via
de geldautomaat in een bij die geldautomaat behorende kluis
gebracht/getransporteerd en/of (vervolgens) dat gas en/of die brandbare
vloeistof en/of de ontstane (explosieve) gaswolk (middels een
ontstekingsmechanisme) ontstoken,
althans opzettelijk (open) vuur en/of een ontstekingsmechanisme in aanraking
gebracht met dat gas/die brandbare vloeistof en/of die ontstane (explosieve)
gaswolk, althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan voornoemd(e) gas/vloeistof en/of gaswolk en/of die gasfles
en/of (vervolgens) die kluis en/of die geldautomaat en/of (een deel van) de
pui/muur geheel of gedeeltelijk is /zijn ontploft, in elk geval een
ontploffing is ontstaan,
terwijl daarvan
* gemeen gevaar voor
- die geldautomaat en/of
- het gebouw waarin
die geldautomaat zich bevond en/of
- ( een) belendend(e) en/of nabij die geldautomaat gelegen pand(en),
in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
en/of
* levensgevaar voor
- ( een) bewoner(s) en/of omwonende(n) die zich bevond(en) in de zich in de
nabijheid van die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich
bevond en/of (een) belendend(e) en/of nabij die geldautomaat gelegen pand(en)
en/of woning(en) bevond(en),
in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 november 2012 tot en met 3 mei
2013 op een of meer plaats(en) in het arrondissement Midden-Nederland, in elk
geval in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft door
(ten behoeve van die (zogenaamde) plofkraak)
-een (houten) balk (houten rambalk) aan te leveren en/of te vervaardigen en/of
mee te brengen (naar de plaats delict);
en/of
B.
een of meer (nog onbekend gebleven) perso(o)n(en) op of omstreeks 3 mei 2013
te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit (een kluis behorend bij) een
geldautomaat heeft/hebben weggenomen 165.000 Euro, althans een (zeer) groot
geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de
ABN AMRO bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die een of meer
(nog onbekend gebleven) perso(o)n(en), waarbij die een of meer (nog onbekend
gebleven) perso(o)n(en) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft /
hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun
bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming
door
- met een (houten) balk (houten rambalk) de geldautoma(a)t(en) en/of de
toegangsdeur tot die geldautoma(a)t(en) te verbreken en/of te vernielen en/of
- middels een slang/pijp, gas en/of brandbare en/of voor explosie vatbare
vloeistof vanuit/vanaf een (gas)fles, althans een fles gevuld met gas en/of
brandbare en/of voor explosie vatbare vloeistof, via de geldautomaat in een
bij die geldautomaat behorende kluis te brengen/transporteren en/of
(vervolgens) dat gas en/of die brandbare vloeistof en/of de ontstane
(explosieve) gaswolk (middels een ontstekingsmechanisme) te ontsteken,
althans opzettelijk (open) vuur en/of een ontstekingsmechanisme in aanraking
te brengen met dat gas/die brandbare vloeistof en/of die ontstane (explosieve)
gaswolk, althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan voornoemd(e) gas/vloeistof en/of gaswolk en/of die gasfles
en/of (vervolgens) die kluis en/of die geldautomaat en/of (een deel van) de
pui/muur geheel of gedeeltelijk is /zijn ontploft, in elk geval een
ontploffing is ontstaan,
in elk geval door het teweeg brengen van een ontploffing,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 november 2012 tot en met 3 mei
2013 op een of meer plaatsen in het arrondissement Midden-Nederland, in elk
geval in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft door
(ten behoeve van die (zogenaamde) plofkraak)
-een (houten) balk (houten rambalk) aan te leveren en/of te vervaardigen en/of
mee te brengen (naar de plaats delict);
art 157 Wetboek van Strafrecht
en/of
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2013 tot en met
04 november 2013 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, in elk geval in Nederland,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 04 november 2013 te Amersfoort, in het arrondissement
Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 293,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van
een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn
toegevoegd (hashish), zijnde hashish een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
4.
hij op of omstreeks 04 november 2013, te Amersfoort, althans in Nederland, van
217.000 euro, alhans een geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de
vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op
voornoemd geldbedrag, was of wie voornoemd geldbedrag voorhanden had, terwijl
hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat voorwerp -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit het misdrijf;
art 420quater lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier, met proces-verbaalnr.: 2013097793 (onderzoek 094KRAT) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 597 en tapgesprekken 599 en 601.
3.Proces-verbaal bevindingen tapgesprekken [A], pag. 810 t/m 813.
4.Tapgespreksnummer: 288710642, pag. 815.
5.Tapgespreksnummer: 288710644, pag. 816.
6.Tapgespreksnummer: 288710645, pag. 817.
7.Tapgespreksnummer: 288710674, pag. 818.
8.Tapgespreksnummer: 288710676, pag. 819.
9.Tapgesprekken pag. 822 t/m 837.
10.Proces-verbaal van bevindingen pag. 813.
11.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. verhoor [A], pag. 838.
12.Proces-verbaal van bevindingen pag. 879 en 880.
13.Tapgespreksnummer:288710635, pag. 882.
14.Tapgespreksnummer 288710637, pag. 883.
15.Tapgespreksnummer 288710639, pag. 884.
16.Tapgespreksnummer 288795402, pag. 887.
17.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 880.
18.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 893 en 894.
19.Tapgespreksnummer: 288737275, pag. 895.
20.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 894
21.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. verhoor [D], pag. 897 en 898.
22.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 900 t/m 902.
23.Tapgespreksnummer: 288710604, pag. 903.
24.Tapgespreksnummer: 288710615, pag. 905.
25.Tapgespeksnummers 288710616 en 288710619, pag. 907 en 908.
26.Tapgspreksnummer: 288710483, pag. 909.
27.Tapgespreknummer: 288710484, pag. 910.
28.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 901 en 902.
29.Proces-verbaal van verhoor [F], pag. 911 t/m 913.
30.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 914.
31.Proces-verbaal van verhoor [F], pag. 913.
32.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pag. 544 en 545.
33.Proces-verbaal van bevindingen aantreffen verdovende middelen, pag. 563 en 565.
34.Lijst van inbeslaggenomen goederen, pag. 549 (fouillering [verdachte])
35.Proces-verbaal Opiumwet, pag. 808.