Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2014 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
In de openbare vergadering van 4 december 2012 heeft de raad van de gemeente Amersfoort de Verordening Rioolheffing 2013 (de Verordening) vastgesteld.
Hoofdregel is dat de overschrijding van de opbrengstlimiet niet leidt tot onverbindendheid van de Verordening in haar geheel, maar tot onverbindendheid van de tariefstelling in de Verordening voor zover – nadat uit de lastenraming de (gedeelten van) posten zijn geëlimineerd die daarin ten onrechte zijn opgenomen – de geraamde baten uitgaan boven de geraamde lasten. De hoofdregel lijdt uitzondering in geval van een vooraf kenbare én substantiële overschrijding van de opbrengstlimiet. Een dergelijke overschrijding leidt tot algehele onverbindendverklaring. Zie in dit verband de arresten van de Hoge Raad van 10 april 2009 en 29 mei 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BC3691 en ECLI:NL:HR:2009:BI5103).
- Indien een belanghebbende aan de orde stelt of de in artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet bedoelde geraamde baten de in dat artikel bedoelde geraamde “lasten ter zake” hebben overschreden, dient de heffingsambtenaar inzicht te verschaffen in de desbetreffende ramingen.
- Indien de belanghebbende ten aanzien van één of meer posten in de raming in twijfel trekt of de post kan worden aangemerkt als een “last ter zake”, dient de heffingsambtenaar nadere inlichtingen over deze post(en) te verstrekken, teneinde – naar vermogen – deze twijfel weg te nemen.
- Indien de belanghebbende niet stelt dat de in deze inlichtingen begrepen feitelijke gegevens onjuist zijn, heeft de rechter slechts de rechtsvraag te beantwoorden of, uitgaande van die feiten, de desbetreffende post kan worden aangemerkt als een “last ter zake”. Bij ontkennende beantwoording van die vraag dient hij te beoordelen of daardoor de opbrengstlimiet is overschreden.
- Indien de belanghebbende wél stelt dat die feitelijke gegevens onjuist zijn, en de heffingsambtenaar deze stelling van de belanghebbende betwist, komt bewijslevering aan de orde. In dat geval draagt de belanghebbende de bewijslast van zijn stelling dat de door de heffingsambtenaar verschafte feitelijke gegevens onjuist zijn, omdat die onjuistheid een voorwaarde is voor het intreden van het rechtsgevolg dat hij inroept (onverbindendheid van de verordening). Na bewijslevering dient de rechter, uitgaande van de feiten die hij bewezen acht, de rechtsvraag te beantwoorden die hiervoor in het vorige gedachtestreepje is omschreven, en in het licht daarvan te beoordelen of de opbrengstlimiet is overschreden.