4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 16/661546-13:
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is waaruit blijkt dat verdachte op 3 juni 2013 een fiets heeft gestolen in Driebergen-Rijsenburg. Naast de verklaring van verdachte is er immers geen ander bewijs voorhanden waar dit uit zou blijken. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van dit feit.
Ten aanzien van 16/661746-13:
Aangezien verdachte het feit heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- De aangifte van [A], namens [X], [adres] te Utrecht;
- De bevindingen van het sporenonderzoek van technisch rechercheur [rechercheur 1];
- De bevindingen zoals vastgelegd in het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant]
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 31 oktober 2013.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen aan hem ten laste is gelegd op de wijze als hierna onder de bewezenverklaring vermeld.
Ten aanzien van 16/661546-13, feit 1:
Aangezien verdachte het feit heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- De aangifte van [aangever] namens [winkel] te Driebergen-Rijsenburg, met bijlage weggenomen goederen;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 31 oktober 2013.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen aan hem ten laste is gelegd op de wijze als hierna onder de bewezenverklaring vermeld.
Ten aanzien van 16/661187-13 primair:
Aangezien verdachte het feit heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- De aangifte van [B] namens [X] te Den Dolder;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 31 oktober 2013.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen aan hem ten laste is gelegd op de wijze als hierna onder de bewezenverklaring vermeld.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.