ECLI:NL:RBMNE:2014:1224

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
31 maart 2014
Zaaknummer
16-661746-13; 16-661546-13 (gev. ttz) en 16-661187-13 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting en diefstal met braak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee brandstichtingen en een diefstal met braak. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd in PI Nieuwegein, is bijgestaan door zijn advocaat mr. V.J.M. Janszen. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 31 oktober 2013, 28 januari 2014 en 14 maart 2014. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers zijn aangebracht, gevoegd behandeld. De tenlastelegging omvatte onder andere brandstichting in een zorginstelling in Utrecht op 24 juli 2013, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten was, en diefstal uit een winkel in Driebergen-Rijsenburg op 3 juni 2013.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen geacht, terwijl de verdediging geen opmerkingen heeft gemaakt over de bewezenverklaring. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder aangiften en bekennende verklaringen van de verdachte, in haar oordeel betrokken. De verdachte is vrijgesproken van een tweede feit van diefstal, omdat er onvoldoende bewijs was.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn ernstige psychiatrische problematiek, waaronder een antisociale persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, alsook de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen dit vereisen. De rechtbank heeft daarbij de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in aanmerking genomen, evenals de noodzaak van een langdurige behandeling in een gesloten setting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/661746-13; 16/661546-13 (gev. ttz) en 16/661187-13 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 28 maart 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1990],
thans gedetineerd in PI Nieuwegein te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2013, 28 januari 2014 en 14 maart 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. V.J.M. Janszen, advocaat te Haarlem.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 16/661746-13:
op 24 juli 2013 opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer in zorginstelling [X] te Utrecht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar op zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
Ten aanzien van parketnummer 16/661546-13:
Ten aanzien van feit 1: op 3 juni 2013 te Driebergen-Rijsenburg heeft ingebroken in de [winkel] en daaruit rookwaren, blikken bier, snoepgoed en Bacardi-cola heeft gestolen.
Ten aanzien van feit 2: op 3 juni 2013 te Driebergen-Rijsenburg een fiets heeft gestolen;
Ten aanzien van parketnummer 16/661187-13:
op 24 juni 2012 opzettelijk brand heeft gesticht in separeerruimte van besloten afdeling Wier van [X] te Den Dolder (gemeente Zeist), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was (
primair), dan wel opzettelijk een laken en/of deken van [X] heeft vernield (
subsidiair).

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de feiten zoals ten laste gelegd onder de parketnummers 16/661746-13, 16/661546-13 (feiten 1 en 2) en 16/661187-13 primair wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen uit de verschillende dossiers.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten geen opmerkingen gemaakt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 16/661546-13:
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is waaruit blijkt dat verdachte op 3 juni 2013 een fiets heeft gestolen in Driebergen-Rijsenburg. Naast de verklaring van verdachte is er immers geen ander bewijs voorhanden waar dit uit zou blijken. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van dit feit.
De bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van 16/661746-13:
Aangezien verdachte het feit heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- De aangifte van [A], namens [X], [adres] te Utrecht [2] ;
- De bevindingen van het sporenonderzoek van technisch rechercheur [rechercheur 1] [3] ;
- De bevindingen zoals vastgelegd in het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] [4]
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 31 oktober 2013 [5] .
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen aan hem ten laste is gelegd op de wijze als hierna onder de bewezenverklaring vermeld.
Ten aanzien van 16/661546-13, feit 1:
Aangezien verdachte het feit heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- De aangifte van [aangever] namens [winkel] te Driebergen-Rijsenburg, met bijlage weggenomen goederen [6] ;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 31 oktober 2013 [7] .
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen aan hem ten laste is gelegd op de wijze als hierna onder de bewezenverklaring vermeld.
Ten aanzien van 16/661187-13 primair:
Aangezien verdachte het feit heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- De aangifte van [B] namens [X] te Den Dolder [8] ;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 31 oktober 2013. [9]
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen aan hem ten laste is gelegd op de wijze als hierna onder de bewezenverklaring vermeld.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van parketnummer 16/661746-13:
op 24 juli 2013 te Utrecht, opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer in een pand in
gebruik bij zorginstelling [X] gelegen aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid kleding/textiel met een aansteker in brand gestoken, ten gevolge waarvan een hoeveelheid kleding/textiel een kast in die kamer en andere goederen behorende tot de inventaris van die kamer geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar
voor het pand gelegen aan de [adres] en voor de inventaris van de kamers in voornoemd pand, en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van voornoemd pand te duchten was;
Ten aanzien van parketnummer 16/661546-13:
1.
op 03 juni 2013 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand gelegen aan de [adres] heeft weggenomen
- een hoeveelheid sigaretten merken Marlboro en Camel en L&M Red Label en shag merken Javaanse Jongens en Van Nelle en Drum Original en
- blikken bier en
- een hoeveelheid snoepgoed en
- een blik Bacardi cola mix-drank,
toebehorende aan [winkel], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming door een ruit van voornoemd
winkelpand;
Ten aanzien van parketnummer 16/661187-13:
Primair
op 24 juni 2012 te gemeente Zeist, opzettelijk brand heeft gesticht in een separeerruimte op een
afdeling voor psychiatrie, onderdeel van behandelcentrum Wier, [X], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker in aanraking gebracht met een laken en een deken, ten gevolge waarvan dat laken en die deken geheel zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen in die separeerruimte en goederen op voornoemde afdeling, te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Ten aanzien van 16/661746-13: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
Ten aanzien van 16/661546-13 feit 1: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Ten aanzien van 16/661187-13 primair: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De raadsman heeft primair aangevoerd dat uit de rapportage pro justitia van 11 maart 2011 blijkt dat verdachte destijds volledig ontoerekeningsvatbaar werd geacht ten aanzien van de hem ten laste gelegde feiten. Uit de rapportage pro justitia van 23 oktober 2013 blijkt dat door een combinatie van een depot en het feit dat verdachte geen drugs gebruikte ten tijde van het ten laste gelegde een psychotische situatie is voorkomen, waardoor verdachte ten aanzien van de hem in de onderhavige strafzaak ten laste gelegde feiten niet volledig ontoerekeningsvatbaar wordt geacht. Verdachte heeft echter verklaard dat hij zijn medicijnen niet zo nauw innam en dat hij de beschikking had over drugs. Voorts had verdachte bij het plegen van de onderhavige delicten dezelfde angst als in 2011. De raadsman stelt derhalve dat moet worden afgevraagd of verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten. De raadsman is van mening dat de rapportage pro justitia uit 2011 moet worden gevolgd, waardoor een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis de voorkeur verdient.
De officier van justitie sluit zich aan bij de rapportages pro justitia van 23 oktober 2013, waarin verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht ten aanzien van de ten laste gelegde brandstichting op 24 juli 2013, nu deze conclusie goed is onderbouwd door de twee deskundigen.
De rechtbank overweegt dat in de onderhavige zaak de psychiater en de psycholoog in de door hen opgemaakte rapporten van 23 oktober 2013 concluderen dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De psycholoog heeft in het rapport en ter terechtzitting onderbouwd dat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte ten tijde van de bewezen brandstichting op 24 juli 2013 ernstig psychotisch ontregeld was of dat hij onder invloed van psychotische belevingen handelde. Verdachte heeft dat zelf niet aangegeven en hij was ingesteld op depot antipsychotische medicatie, hetgeen de kans op een ernstige psychotische ontregeling kleiner maakt. Het depot liep weliswaar op zijn einde, maar het is volgens de psycholoog niet aannemelijk dat verdachte daardoor weer (ernstige) psychotische klachten zou hebben ontwikkeld. Voorts heeft verdachte zelf verklaard dat hij de bewuste dag niet onder invloed van alcohol of drugs was. De rechtbank is, gelet op de rapportages en de toelichting van de psycholoog, van oordeel dat geen sprake is van ontoerekeningsvatbaarheid in de zin van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman op dit punt.
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van het voorarrest en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft subsidiair ten aanzien van een op te leggen straf naar voren gebracht dat de voorstellen van de psychiater en de psycholoog in hun rapportages pro justitia van 23 oktober 2013 nog overeind blijven met betrekking tot het tot stand brengen van een BOPZ-maatregel in de vorm van een voorwaardelijke machtiging gedurende het strafrechtelijke kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. De verdediging heeft subsidiair verzocht de voorstellen van de deskundigen op dit punt te volgen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee brandstichtingen en een diefstal met braak. Dit zijn ernstige strafbare feiten.
Door brand te stichten heeft verdachte andere mensen in levensgevaar gebracht. Doordat in beide gevallen het rookalarm afging kon de omvang van de brand beperkt blijven. Bij de brand in [X] was er gevaar voor verschillende personen te duchten, omdat het een oud pand betreft met meerdere bewoners die daar moeilijk weg zouden kunnen komen bij een uitbreiding van de brand. Dankzij het kordate optreden van anderen is dit voorkomen. Voorts was er bij beide brandstichtingen brandschade aan de in brand gestoken kleding en inventaris en er was een flinke rookontwikkeling. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 3 februari 2014 blijkt dat hij eenmaal eerder een transactie heeft voldaan ter zake van brandstichting.
De rechtbank heeft zich omtrent de persoon van verdachte laten voorlichten door een aantal deskundigen.
Psychiater I. Maksimovic vermeldt in zijn rapport van 23 oktober 2013 dat verdachte een man is met ernstige psychiatrische problematiek, die zich uit in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, zwakbegaafdheid, misbruik van diverse middelen en schizofrenie. Bij een bewezenverklaring van het ten laste gelegde kan worden gesteld dat de combinatie van verdachtes persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid heeft doorgewerkt in zijn gedrag aangaande het ten laste gelegde. Vanuit deze twee stoornissen handelt verdachte impulsief. Geadviseerd wordt om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor het ten laste gelegde.
Het recidiverisico wordt bij verdachte ingeschat als hoog. Soortgelijke, of andersoortige delicten zijn mogelijk zolang verdachtes stoornissen niet optimaal behandeld zijn. Verdachte verbleef in het verleden in diverse psychiatrische inrichtingen, zonder dat er op de lange duur stabiliteit komt in zijn toestandsbeeld, dit vanwege het feit dat al deze behandelingen versnipperd zijn door onvoldoende lange en toereikende kaders waarbinnen de behandelingen plaats moeten vinden. Gelet op het feit dat de inschatting is dat verdachte niet in staat is om een ambulante behandeling op vrijwillige basis vol te houden, wordt aanbevolen dat de nodige behandeling (die lange tijd nodig zal hebben om resultaten te geven) plaatsvindt in een gesloten klinische setting met hoog beveiligingsniveau, waar verdachte langere tijd zou kunnen verblijven. De maatregel van TBS met dwangverpleging biedt de nodige continuïteit, lange duur en dwang.
Psycholoog A.P. van der Burg vermeldt in zijn rapport van 23 oktober 2013 dat verdachte op cognitief zwakbegaafd niveau functioneert, bekend is met paranoïde schizofrenie, cannabisafhankelijkheid, polymiddelenmisbruik en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Antisociale persoonlijkheidskenmerken zoals zijn lacunaire gewetensontwikkeling, geringe frustratietolerantie en zijn beperkte empathische vermogens resulteerden in een brandstichting. Verdachte was evenwel niet geheel willoos en leek zijn handelen nog deels in vrijheid te hebben kunnen bepalen. Verdachte wordt derhalve verminderd toerekeningsvatbaar geacht voor de ten laste gelegde feiten.
De risico’s op terugval en de kans op recidive worden bij verdachte structureel als hoog ingeschat.
De belangrijkste les uit de voorafgaande jaren lijkt te zijn dat de behandeling van verdachte vooral moet worden gecontinueerd. Het is nodig dat betrokkene gedurende vele jaren achtereen eenzelfde vorm van structuur aan te bieden en er bij voorkeur voor te waken na verloop van tijd dit beleid alsnog te zeer te versoepelen. Van groot belang is verdachte door middel van depots continuïteit in de medicamenteuze behandeling te bieden, dwangverpleging in te zetten indien nodig en hem de gelegenheid te bieden vrijheden op te bouwen. Ter terechtzitting heeft Van der Burg toegelicht dat het voor verdachte gezien zijn problematiek bijna uitgesloten is dat hij zich gedurende een langere periode aan voorwaarden kan houden. De maatregel van TBS met verpleging van overheidswege biedt een kader waarmee de continuïteit in de behandeling door een gedwongen kader gedurende langere tijd gegarandeerd is.
De reclassering vermeldt in haar rapport van 11 maart 2014 dat het IFZ de behandelmogelijkheden voor verdachte heeft onderzocht. Het door IFZ geïndiceerde niveau van zorg en beveiliging is hoog. Op basis van deze indicatie is verdachte bij Trajectum aangemeld. Trajectum, FPK de Beuken zal verdachte niet kunnen opnemen in het kader van een TBS met voorwaarden omdat dit kader geen mogelijkheden biedt om – indien nodig – dwangmaatregelen toe te passen. Op grond daarvan adviseert de reclassering negatief ten aanzien van het opleggen van TBS met voorwaarden. De maatregel van TBS met dwangverpleging biedt door het dwangkader de meeste kans op het slagen van een langdurige klinische behandeling.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank overweegt op basis van de genoemde rapporten dat verdachte een gevaar vormt voor zichzelf en voor zijn omgeving en dat de kans dat verdachte wederom strafbare feiten zal plegen met de verwezenlijking van dat gevaar tot gevolg hoog is. Zonder de juiste behandeling voor de aanwezige problematiek zal die kans op herhaling hoog blijven en niet verminderen. Zowel de psychiater als de psycholoog komen tot de conclusie dat een behandeling in een ambulant kader, in het kader van een TBS met voorwaarden dan wel een klinische opname bij een voorwaardelijk strafdeel niet haalbaar is. Het is in het verleden gebleken dat verdachte zich niet gedurende langere tijd aan afspraken kan houden en de verwachting is dan ook gelet op zijn complexe problematiek dat het bijna uitgesloten is dat verdachte zich in de toekomst langdurig aan voorwaarden kan houden. Met de deskundigen is de rechtbank dan ook van oordeel dat een behandeling in een gesloten setting noodzakelijk is om de behandeling waarmee de kans op recidive verminderd kan worden effectief te laten plaatsvinden. Gelet op het feit dat de deskundigen duidelijk aangeven dat een langdurige behandeling geïndiceerd is en de kans op herhaling van vergelijkbare gevaarzettende delicten als de onderhavige brandstichting groot is, zal de rechtbank verdachte een TBS met dwangverpleging opleggen. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten – kort gezegd – brandstichting, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank zal daarnaast een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden opleggen; deze straf is passend en geboden gezien alle hiervoor genoemde omstandigheden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 57, 157, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het bij parketnummer 16/661546-13 onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van 16/661746-13: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
Ten aanzien van 16/661546-13 feit 1: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Ten aanzien van 16/661187-13 primair: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging ten aanzien van parketnummers 16/661746-13, 16/661546-13 feit 1 en 16/661187-13 primair:
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Maatregeloplegging ten aanzien van parketnummer 16/661746-13:
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. Brouwer, voorzitter,
mrs. S. Wijna en E.M. de Stigter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2014.
Mr. S. Wijna is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Ten aanzien van parketnummer 16/661746-13:
hij op of omstreeks 24 juli 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer in een pand in
gebruik bij zorginstellng [X] (gelegen aan de [adres]), immers heeft
verdachte toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid papier en/of kleding/textiel
met een (sigaretten)aansteker in brand gestoken, althans in aanraking
gebracht met vuur van die (sigaretten)aansteker, in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht met een hoeveelheid papier en/of
kleding/textiel, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan
een hoeveelheid kleding/textiel en/of een kast in die kamer en/of andere
goederen behorende tot de inventaris van die kamer geheel of gedeeltelijk is /
zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar
voor het pand gelegen aan de [adres] en/of voor de inventaris van de
kamer(s) in voornoemd pand, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en / of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van,
althans personen verblijvende in, voornoemd pand, in elk geval levensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van parketnummer 16/661546-13:
1.
hij op of omstreeks 03 juni 2013 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse
Heuvelrug, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in / uit een winkelpand (gelegen aan de
Sattionsweg 4) heeft weggenomen
- een hoeveelheid sigaretten (merk(en) Marlboro en/of Camel en/of L&M Red
Label) en/of shag (merk(en) Javaanse Jongens en/of Van Nelle en/of Drum
Original) en/of
- een of meer blik(ken) bier en/of
- een hoeveelheid snoepgoed en/of
- een blik Bacardi cola mix-drank,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn To
Go, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het
weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op en/of verbreking van en/of inklimming door een ruit van voornoemd
winkelpand;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 03 juni 2013 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse
Heuvelrug,, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een (dames)fiets (merk Batavus), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een tot nu toe onbekend
gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van parketnummer 16/661187-13:
Primair
hij op of omstreeks 24 juni 2012 te Zeist, althans in het arrondissement
Utrecht, opzettelijk brand heeft gesticht in een separeerruimte op een
afdeling voor psychiatrie, onderdeel van behandelcentrum de Wier, [X],
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker, in elk
geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een laken en/of een
deken, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat laken
en/of die deken geheel of gedeeltelijk is / zijn verbrand, in elk geval brand
is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen in die separeerruimte
en/of goederen op voornoemde afdeling, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 24 juni 2012 te Zeist opzettelijk en wederrechtelijk
een laken en/of een deken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt (door
toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk een brandende aansteker, in elk
geval opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met voornoemd laken
en/of voornoemd deken);
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in de aan deze zaken ten grondslag liggende dossiers met nummers PL2013166084 onderzoek 09Steen13, PL0950 2013121784 en PL0920 2012140350 bevinden, volgens de in die dossiers toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [A], namens [X], [adres] te Utrecht, d.d. 1 augustus 2013, p. 51-52 van PL2013166084 onderzoek 09Steen13.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 augustus 2013, p. 58-60 van PL2013166084 onderzoek 09Steen13.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming, d.d. 25 juli 2013, p. 27 en 28 van PL2013166084 onderzoek 09Steen13.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van de terechtzitting van 31 oktober 2013.
6.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [winkel], met bijlage weggenomen goederen, d.d. 3 juni 2013, p. 31-34 van PL0950 2013121784.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van de terechtzitting van 31 oktober 2013.
8.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [B] namens [X], d.d. 28 juni 2012, p. 3-5 van PL0920 2012140350.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van de terechtzitting van 31 oktober 2013.