ECLI:NL:RBMNE:2014:1213

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
28 maart 2014
Zaaknummer
16.659180-13, 07.158288-12 (vtvv) en 16.659549-13 (gev. ttz.) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en poging tot doodslag in Urk met ernstige gevolgen voor het slachtoffer

Op 28 maart 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man uit Urk, die werd beschuldigd van verkrachting en poging tot doodslag. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf. De zaak kwam aan het licht na een melding van de moeder van het slachtoffer, die aangaf dat haar dochter in de nacht van 9 juni 2013 was verkracht. Het slachtoffer verklaarde dat de verdachte zich voordeed als haar neef en haar woning binnenging, waar hij haar met geweld bedreigde en haar keel dichtkneep. De verdachte heeft het slachtoffer op brute wijze verkracht en haar leven bedreigd. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen. De verdachte heeft geen medewerking verleend aan het onderzoek naar zijn persoonlijkheid, wat de rechtbank als een verergerende factor heeft meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank heeft ook de impact van de misdrijven op het slachtoffer en haar omgeving in overweging genomen, wat leidde tot een forse gevangenisstraf van zeven jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer, die aanzienlijke immateriële en materiële schade heeft geleden door de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummers: 16.659180-13, 07.158288-12 (vtvv) en 16.659549-13 (gev. ttz.) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 maart 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993]te [geboorteplaats],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Achterhoek,
locatie De Kruisberg te Doetinchem.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 23 september 2013 en
17 december 2013 en is op voornoemde data geschorst. Het onderzoek ter terechtzitting is op 14 maart 2014 hervat, op welke datum de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden. Verdachte is daarbij verschenen, bijgestaan door mr. E. Uijt de Boogaardt, advocaat te Emmeloord.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr.
M. Kamper en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging d.d. 14 maart 2014, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 juni 2013 te Urk, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
[slachtoffer] door geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door bedreiging met geweld en / of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers is/heeft hij, verdachte
- 's nachts bij die [slachtoffer] aangebeld en/of
- zich voorgedaan als de neef van die [slachtoffer] en/of
- de woning van die [slachtoffer] betreden en/of
- (direct na binnenkomst) de keel van die [slachtoffer] dichtgeknepen en/of
- die [slachtoffer] naar de grond gewerkt en/of
- die [slachtoffer] een mes op de keel gezet en/of die [slachtoffer] bedreigd met een mes en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij haar zou vermoorden als ze zou schreeuwen of

hulp in zou roepen en/of

- de nachtkleding en/of het ondergoed van die [slachtoffer] heeft stukgesneden en/of
- een worsteling aangegaan met die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] in haar gezicht gebeten en/of
- met zijn vinger(s) in de ogen van die [slachtoffer] geprikt en/of
- een panty om de nek van die [slachtoffer] gewikkeld en/of die panty strakgetrokken om de nek van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] verwurgd met die panty en/of
- de handen van die [slachtoffer] vastgebonden (met haar (stukgesneden) onderbroek) en/of
- (na voornoemde geweldshandelingen) (met kracht) zijn penis ingebracht in de vagina en/of de mond en/of de anus van die [slachtoffer] en/of met zijn penis heen en weer gaande bewegingen gemaakt in de vagina en/of de mond en/of de anus van die [slachtoffer];

2. primair

hij op of omstreeks 09 juni 2013 te Urk, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet haar keel heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of (langdurig) dichtgeknepen/dichtgedrukt heeft gehouden en/of haar heeft toegevoegd “als je niet stopt met schreeuwen maak ik je af”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of een mes op de keel van die [slachtoffer] heeft gezet en/of (daarbij) gezegd “als je liegt snij ik je keel door” en/of “als je iemand belt, dan maak ik je af”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of een panty om haar nek heeft gewikkeld en/of deze strak heeft getrokken en/of hiermee (langdurig) haar ademhaling heeft belet (totdat zij vrijwel geen lucht meer kreeg), zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

2. subsidiair

hij op of omstreeks 09 juni 2013 te Urk, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend

  • haar keel dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of (langdurig) dichtgeknepen/dichtgedrukt gehouden en/of
  • een panty om haar nek gewikkeld en/of deze strak getrokken en/of
  • haar (daarbij) toegevoegd “als je niet stopt met schreeuwen maak ik je af”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • een mes op de keel van die [slachtoffer] gezet en/of (daarbij) gezegd “als je liegt snij ik je keel door” en/of “als je iemand belt, dan maak ik je af”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • hiermee (langdurig) haar ademhaling belet (totdat zij vrijwel geen lucht meer kreeg);
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 oktober 2012 tot en met 26 oktober 2012 te Urk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (type Kymco, gekentekend [kenteken], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die bromfiets te verschaffen en/of die/dat weg te nemen bromfiets onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank nummert de bij dagvaarding met parketnummer 16.659549-13 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten als de feiten 1 en 2 en het bij dagvaarding met parketnummer 16.659180-13 tenlastegelegde als feit 3.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
Op 9 juni 2013, omstreeks 05.32 uur, kregen verbalisanten de opdracht te gaan naar het adres [adres] te [woonplaats]. Volgens deze melding, gedaan door de moeder van het vermeende slachtoffer, zou er omstreeks 04.00 uur een verkrachting hebben plaatsgevonden op voornoemd adres.
Ter plaatse troffen de verbalisanten (onder meer) een vrouw aan die het slachtoffer zou zijn geworden van een verkrachting. Deze vrouw had diverse verwondingen.
Diezelfde ochtend heeft er een informatief zedengesprek plaatsgevonden met voornoemde vrouw, te weten [slachtoffer]. De volgende dag heeft zij aangifte gedaan van verkrachting en poging tot doodslag en heeft zij wederom een verklaring afgelegd.
In de woning van aangeefster is door de afdeling Forensische Opsporing van de politie Midden-Nederland een onderzoek ingesteld. Aangeefster heeft een medisch forensisch onderzoek ondergaan in het Antoniusziekenhuis te Emmeloord.
Voorts is er onderzoek gedaan naar DNA sporen.
Verdachte is aangehouden en hij is gehoord over de gerezen verdenkingen tegen hem.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de onder 1 tenlastegelegde verkrachting wettig en overtuigend bewezen geacht. Aangeefster heeft uitgebreid verklaard over wat verdachte haar heeft aangedaan. Er zijn diverse verwondingen geconstateerd bij aangeefster, te weten striemen in haar nek, een gescheurde tongriem alsmede vaginale en anale verwondingen. Voorts is er een DNA-spoor (spermaspoor) aangetroffen op de lippen van aangeefster. Bij verdachte wordt een steekwond waargenomen in zijn been, hetgeen past in de verklaring van aangeefster dat zij verdachte in zijn been heeft gestoken. Op het desbetreffende mes wordt een DNA-spoor van verdachte aangetroffen. Een buurvrouw heeft rond 04.30 uur gegil gehoord van een vrouw. Verdachte heeft geen antwoord willen geven op zaaksgerichte vragen.
De officier van justitie heeft de onder 2 tenlastegelegde poging tot doodslag van aangeefster, op grond van voornoemde bewijsmiddelen, eveneens wettig en overtuigend bewezen geacht. Verdachte heeft de aanmerkelijke kans op haar overlijden voor lief genomen, door haar keel dicht te knijpen en een panty strak rond haar nek te trekken.
Voorts heeft de officier van justitie de onder 3 tenlastegelegde diefstal van de bromfiets wettig en overtuigend bewezen geacht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gewezen op vragen die het betreffende dossier oproept. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte rond 02.30 uur/03.00 uur/03.15 uur bij zijn woning in Tollebeek aankwam en dat verdachte bij hem heeft overnacht, terwijl aangeefster heeft verklaard dat verdachte rond 04.00 uur bij haar aanbelde. Om 05.32 uur wordt de politie pas gebeld, hetgeen bevreemding wekt, aangezien het voor de hand ligt dat je direct de politie belt wanneer er sprake is van een verkrachting en/of een poging tot doodslag.
Voorts heeft de raadsvrouw opgemerkt dat uit diverse omstandigheden de betrokkenheid zou kunnen volgen van een andere persoon. Het dossier roept te veel vragen op. De verkrachting en de poging tot doodslag kunnen niet wettig en overtuigend worden bewezen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich op 9 juni 2013 te Urk schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van aangeefster [slachtoffer]. De rechtbank heeft daartoe het navolgende overwogen.
De ter plaatse gekomen verbalisanten troffen een vrouw aan in de woonkamer van haar woning. Er zat een pantykousje om haar rechterpols gebonden. De vrouw had lichte verwondingen aan haar mond en rechterbovenarm. Op de hals van de vrouw zaten roodgekleurde striemen. Aangeefster deelde mee dat zij die striemen had opgelopen doordat de dader haar had getracht te wurgen. Zij deelde voorts mede dat zij de dader in zijn been had gestoken. De verkrachting zou volgens de melding omstreeks 04.00 uur hebben plaatsgevonden en de dader zou volgens die melding verdachte zijn geweest. [2] De betreffende melding is uitgewerkt. Uit die melding blijkt dat aangeefster bang is de naam van de dader te noemen. De moeder van aangeefster doet de melding en dringt erop aan dat aangeefster de naam van de dader noemt, waarop aangeefster de naam van verdachte noemt. [3]
Tijdens het ‘informatieve gesprek zeden’ diezelfde ochtend, heeft aangeefster verklaard dat verdachte op 9 juni 2013 om 04.00 uur bij haar woning in Urk aanbelde en zich voordeed als haar neef, genaamd [naam]. Toen zij de deur opendeed, greep verdachte haar meteen bij haar keel, kneep deze dicht en bracht haar naar haar bed. Verdachte pakte een mes en zette dit op haar keel. Verdachte zei dat hij haar zou vermoorden als ze zou schreeuwen. Verdachte sneed haar nachtkleding en ondergoed los met het mes. Op enig moment beet verdachte haar in het gezicht boven haar linkeroog, en stak bovendien zijn vinger in haar rechteroog. Verdachte had een panty gepakt en om haar nek gedaan en daarmee trachtte hij haar te wurgen. Daarna had hij haar handen vastgebonden met haar onderbroek. Ook heeft hij haar op enig moment geblinddoekt. Aangeefster moest naar de douche lopen en hem daar pijpen. Hij drukte zijn penis daarbij in haar mond. Verdachte heeft haar anaal en vaginaal verkracht. Hierna moest zij weer naar haar bed gaan en hem wederom pijpen. Verdachte is toen deels klaargekomen in haar mond en deels op het dekbed. Verdachte zei tegen haar dat zij moest zeggen dat ‘[naam] uit Emmeloord’ de dader was. Vervolgens bond hij haar vast met haar onderbroek aan de poot van het bed. Aangeefster moest van verdachte de sporen uitwissen en verdachte is weggegaan. Aangeefster verklaart bovendien dat verdachte dronken was. [4]
Aangeefster heeft de dag erna aangifte gedaan en uitgebreid verklaard over hetgeen er zou zijn voorgevallen. Zij bevestigde hetgeen zij reeds tijdens voornoemd informatieve gesprek had verklaard en zij heeft aangifte tegen verdachte gedaan van verkrachting en poging tot doodslag. Uit de aangifte blijkt bovendien dat er een worsteling met verdachte heeft plaatsgevonden en dat verdachte zijn vingers in haar mond deed en deze helemaal in haar keel duwde, zodanig dat zij niet kon ademen en geen geluid kon maken. Verdachte heeft meermalen gezegd dat hij haar zou afmaken. Verdachte heeft haar keel een hele tijd dichtgeknepen gehouden. Dit deed hij op meerdere momenten. Ook heeft hij het mes op haar keel gezet. Zij heeft in haar aangifte gedetailleerd verklaard over de verkrachting. Als zij zou vertellen wie verdachte was, dan zou hij terugkomen om haar af te maken, zo heeft aangeefster verklaard. [5]
Getuige [getuige 2], woonachtig op het adres [adres], heeft die nacht omstreeks 04.30 uur een vrouw hard horen gillen. Het kwam haar voor als gegil van angst. Tussendoor hoorde zij geluiden alsof iemand meubels aan het verschuiven was. [6] Het door voornoemde getuige genoemde tijdstip ondersteunt de verklaring van aangeefster, in tegenstelling tot de verklaring van getuige [getuige 1], die over tijdstippen heeft verklaard gelegen tussen 02.30 uur en 03.15 uur dat verdachte bij zijn woning in Tollebeek is aangekomen. Getuige [getuige 1] heeft bovendien verklaard dat hij het tijdstip niet meer precies weet.
Getuige [getuige 1] heeft voorts verklaard dat hij de volgende ochtend had gezien dat verdachte een bloedende wond aan de buitenkant van zijn linkerbeen had. Getuige had het idee dat het een steekwond betrof, nu die wond te mooi recht was voor een wond ten gevolge van een val, zoals verdachte hem mededeelde. De getuige heeft de diepe wond verbonden. [7]
Aangeefster is op 9 juni 2013 omstreeks 10.20 uur onderzocht door een forensisch arts. Deze arts heeft onder meer twee halvemaanvormige verwondingen boven de linker wenkbrauw geconstateerd die zouden kunnen passen bij een beet. In de hals werd een uitgebreide blauwpaarse verkleuring geconstateerd. Voorts zijn er op diverse plekken op het lichaam schaafwonden, ontvellingen, striemen en blauwe plekken geconstateerd. Rond de anus en vagina is mogelijk meer vervelling ontstaan door seksueel contact. [8] Op 10 juni 2013 heeft de huisarts wondjes op de keelboog en een gescheurd tongriempje geconstateerd. [9] Voorts was er in het oogwit van het linkeroog van aangeefster een puntbloeding zichtbaar. De verbalisant merkt op dat dergelijke puntbloedingen in de ogen kunnen ontstaan door grote druk van de bloedvaten in het weefsel, zoals bijvoorbeeld bij verwurging. [10] De verwondingen van aangeefster zijn fotografisch vastgelegd. [11]
Er heeft een sporenonderzoek plaatsgevonden in de woning van aangeefster. Daarbij werden (onder meer) op een tafel in de woonkamer een stukgesneden slip aangetroffen. In de badkamer werd een mes aangetroffen. Dit mes was vermoedelijk het mes waarover aangeefster heeft verklaard. In het douchegedeelte lag een dekbed, dat nat bleek te zijn. Voor het bed waren bloedsporen te zien en een huishouddoekje met sporen van bloed. Op het bed zat een uitgeveegd bloedspoor. Om de beddenpoot zat een samengestelde kluw van een kapotte slip en vermoedelijk een ceintuur. [12]
Verdachte is diezelfde dag, op 9 juni 2013, aangehouden en bij verdachte werden diverse kleine verwondingen geconstateerd. Bovendien zat er een verband om het linker dijbeen van verdachte. Na verwijdering van dat verband bleek daar een bebloede pleister te zitten op de buitenzijde van dat dijbeen. Daar onder zaten twee hechtpleisters over een horizontale, scherp randige snede van ongeveer tweeënhalve centimeter. Ook deze verwondingen zijn fotografisch vastgelegd. [13]
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft onderzoek verricht naar biologische sporen en naar DNA. Uit dit onderzoek is (onder meer) gebleken dat er op het mes dat tijdens het sporenonderzoek in de woning van aangeefster werd aangetroffen, bloedsporen zaten. Op grond van het uitgevoerde vergelijkend DNA-onderzoek kan dat bloed afkomstig zijn van verdachte. Het is meer dan een miljard maal waarschijnlijker dat de bemonstering van het mes bloed/celmateriaal van verdachte bevat dan dat de bemonstering bloed/celmateriaal bevat van een onbekende man (die niet verwant is aan verdachte).
Van de bemonstering van de lippen en mond van aangeefster is een DNA-mengprofiel verkregen van twee personen, te weten van aangeefster en van verdachte. Het is meer dan een miljard maal waarschijnlijker dat de bemonstering bloed/celmateriaal van aangeefster en sperma van verdachte bevat dan dat de bemonstering bloed/celmateriaal van aangeefster en sperma van een onbekende man (niet verwant aan verdachte) bevat.
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar. Aangeefster heeft op meerdere momenten een verklaring afgelegd en die verklaringen zijn naar het oordeel van de rechtbank zeer consistent. Bovendien worden die verklaringen ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals deze hiervoor uiteen zijn gezet en de rechtbank heeft dan ook geen redenen te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van aangeefster. Immers, op het lichaam van aangeefster is op wezenlijke plekken DNA aangetroffen, waarvan gezegd kan worden dat het DNA van verdachte betreft, gelet op de overige bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien. Daarbij is op de lippen en de mond van aangeefster sperma(vloeistof) van verdachte aangetroffen, hetgeen de verklaring van aangeefster ondersteunt dat verdachte ten dele is klaargekomen in haar mond. Ook het geconstateerde letsel ondersteunt de verklaring van aangeefster, nu er op wezenlijke plekken op het lichaam letsel is geconstateerd dat de verklaring van aangeefster ondersteunt. Daarnaast is ook bij verdachte letsel geconstateerd, waarbij met name het letsel op de buitenzijde van het dijbeen van verdachte opvallend is. Die verwonding, alsmede de verklaring van getuige [getuige 1] daarover, ondersteunt de verklaring van aangeefster dat zij verdachte in het been heeft gestoken. Dat blijkt bovendien uit het op het mes aangetroffen bloed waarvan gezegd kan worden dat het aangetroffen bloed van verdachte is. De overige door de raadsvrouw opgeworpen vragen worden weersproken door de hiervoor uiteengezette bewijsmiddelen. Bovendien hadden die opgeworpen vragen door verdachte kunnen worden beantwoord, hetgeen ook in de rede zou hebben gelegen. Verdachte heeft echter een beroep gedaan op het aan hem toekomende zwijgrecht en heeft op geen enkele zaaksinhoudelijke vraag antwoord gegeven.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van aangeefster, zoals hierna onder 5 omschreven.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte heeft gepoogd aangeefster van het leven te beroven. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de rechtbank reeds overwogen dat aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar keel op meerdere momenten heeft dichtgeknepen en ook gedurende enige tijd dichtgeknepen heeft gehouden. Voorts heeft verdachte, terwijl hij de keel van aangeefster dichtkneep, gezegd dat hij haar ‘af zou maken’. Immers, verdachte zei tegen aangeefster dat hij haar af zou maken als zij niet zou stoppen met schreeuwen en daarbij kneep hij haar keel dicht. [14] Op enig moment heeft verdachte een panty gepakt en deze om de nek van aangeefster gewikkeld, om deze vervolgens helemaal strak te trekken. Aangeefster kon op dat moment helemaal geen lucht meer krijgen. [15] Voorgaande verklaring van aangeefster wordt ondersteund door het geconstateerde letsel, zoals weergegeven ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De keel/hals van aangeefster bevatte uitgebreide blauwpaarse verkleuringen en er was sprake van hematoomvorming. Voorts was er in het oogwit van het linkeroog van aangeefster een puntbloeding zichtbaar. Hiervoor is reeds aangehaald dat de verbalisant daarbij opmerkt dat dergelijke puntbloedingen in de ogen kunnen ontstaan door grote druk van de bloedvaten in het weefsel, zoals bijvoorbeeld bij verwurging. [16]
Gelet op de aard van de hiervoor omschreven gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder deze gedragingen zijn verricht, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten kans dat aangeefster ten gevolge daarvan zou komen te overlijden. Naar het oordeel van de rechtbank dienen de gedragingen van de verdachte voorts naar de uiterlijke verschijningsvorm te worden aangemerkt als zo zeer gericht op levensbedreigend handelen jegens aangeefster, dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van dergelijke contra-indicaties is in dit geval niet gebleken. Dat dit gevolg niet is ingetreden, is gelegen in omstandigheden buiten de wil van verdachte.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangeefster. De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot doodslag van aangeefster, zoals hierna onder 5 omschreven.
Ten aanzien van feit 3 [17] :
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een bromfiets, toebehorende aan [A]. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
De heer [A] heeft aangifte gedaan van de diefstal van zijn bromfiets (type Kymco, gekentekend [adres]), welke zou zijn weggenomen in de nacht van 25 oktober 2012 op
26 oktober 2012. Aangever had zijn bromfiets geparkeerd in het portaal behorende bij zijn woning te Urk en met een stuurslot afgesloten. [18]
In een aanvullende verklaring heeft aangever verklaard dat hij een Twitter-bericht heeft doen uitgaan over de gestolen bromfiets en dat hij daarop reacties kreeg. Eén van die berichten had de inhoud “ik hoorde dat ene [verdachte] op een kymco reed die hij gestolen had”. Aangever ging op 27 oktober 2012, nadat hij bij het politiebureau was geweest, naar zijn huis en toen stond verdachte bij zijn woning met zijn bromfiets. Verdachte zei dat hij de bromfiets gevonden had en verdachte wilde een beloning voor het terugbrengen van de bromfiets. Het stuurslot bleek niet meer te werken. [19]
Verdachte heeft verklaard dat hij de bromfiets ergens in [adres] (zijnde de straat waarin aangever woont) heeft weggenomen, bij een fietsenmaker. De bromfiets is van het stuurslot getrokken door een ander. Verdachte was daar bij, maar wel op grote afstand, zo heeft hij verklaard. De bromfiets werd volgens verdachte gejat door [B], die op de [adres] woont. Verdachte wist dat de bromfiets werd gestolen en verdachte is later met deze brommer gaan rijden. Naar aanleiding van een Twitter-bericht heeft verdachte de bromfiets teruggebracht. [20]
Medeverdachte [B] heeft verklaard dat de diefstal van de bromfiets op 25 oktober 2012, omstreeks 21.30 uur, plaatsvond. Hij zag dat verdachte een snorfiets pakte en deze aan de voorkant optilde. Verdachte vroeg hem het stuurslot open te breken, want dat lukte hem niet. Voornoemde medeverdachte heeft daar gehoor aan gegeven. Verdachte ging met zijn handen achter de kap, heeft kennelijk de stekkertjes uit elkaar gehaald en startte de snorfiets. Hij is met verdachte meegereden en verdachte is later alleen verder gegaan met de snorfiets. Er wordt een foto van de gestolen bromfiets aan voornoemde medeverdachte getoond, waarop hij verklaart dat dat de snorfiets is die is gestolen. [21]
Verbalisant merkt op dat aangever tijdens het verhoor werd gebeld door een persoon genaamd [C]. Die persoon deelde mee dat verdachte hem had gevraagd of hij even mee wilde lopen om een scooter van het stuurslot af te krijgen. Aangever had het vermoeden dat verdachte toen ook een scooter wilde stelen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, dat het verdachte is geweest die de bromfiets van aangever heeft weggenomen door middel van verbreking. Weliswaar heeft verdachte het stuurslot zelf niet verbroken, maar het is wel op zijn verzoek verbroken, zodat hij op de bromfiets kon wegrijden en hem derhalve wederrechtelijk kon toe-eigenen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 09 juni 2013 te Urk [slachtoffer] door geweld en door bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers is/heeft hij, verdachte
- 's nachts bij die [slachtoffer] aangebeld en
- zich voorgedaan als de neef van die [slachtoffer] en
- de woning van die [slachtoffer] betreden en
- (direct na binnenkomst) de keel van die [slachtoffer] dichtgeknepen en
- die [slachtoffer] naar de grond gewerkt en
- die [slachtoffer] een mes op de keel gezet en die [slachtoffer] bedreigd met een mes en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij haar zou vermoorden als ze zou schreeuwen of

hulp in zou roepen en

- de nachtkleding en het ondergoed van die [slachtoffer] heeft stukgesneden en
- een worsteling aangegaan met die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] in haar gezicht gebeten en
- met zijn vinger(s) in het oog van die [slachtoffer] geprikt en
- een panty om de nek van die [slachtoffer] gewikkeld en die panty strakgetrokken om de nek van die [slachtoffer] en die [slachtoffer] verwurgd met die panty en
- de handen van die [slachtoffer] vastgebonden (met haar (stukgesneden) onderbroek) en
- zijn penis ingebracht in de vagina en de mond en de anus van die [slachtoffer] en met zijn penis heen en weer gaande bewegingen gemaakt in de vagina en de mond en de anus van die [slachtoffer];

2. primair

hij op 09 juni 2013 te Urk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet haar keel heeft dichtgeknepen en dichtgedrukt en dichtgeknepen/dichtgedrukt heeft gehouden en haar heeft toegevoegd “als je niet stopt met schreeuwen maak ik je af” en een panty om haar nek heeft gewikkeld en deze strak heeft getrokken en hiermee haar ademhaling heeft belet (totdat zij vrijwel geen lucht meer kreeg), zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

3.
hij op 25 oktober 2012 met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (type Kymco, gekentekend [adres]), toebehorende aan
[A] en die weg te nemen bromfiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Van het onder 1, 2 primair of 3 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Feit 1:
verkrachting
Feit 2 primair:
poging tot doodslag
Feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak

7.STRAFBAARHEID

Dee feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het slachtoffer ‘levenslang’ heeft. Hetgeen zij heeft meegemaakt en de doodsangst zie zij heeft ervaren, zal zij waarschijnlijk haar leven lang met zich meedragen. Uit de verklaring die zij als slachtoffer heeft afgelegd ter terechtzitting, blijkt de enorme impact van deze gruwelijke gebeurtenis. Zij woont in de hechte gemeenschap van Urk en zij wordt nog elke dag geconfronteerd met mensen die achter de verdachte zij blijven staan en hun twijfels uitspreken over het gebeurde. Aangeefster is op brute wijze verkracht door verdachte. De verdachte heeft in het geheel geen inzicht gegeven in zijn handelen, hetgeen extra traumatiserend is voor het slachtoffer. Verdachte heeft een onvoorstelbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster.
Het gevaar voor herhaling van dergelijke feiten is zeer wel aanwezig en behandeling is noodzakelijk. Verdachte heeft zich hier echter niet voor opengesteld. De officier van justitie heeft gesteld dat zij, ter bescherming van de maatschappij, niet anders kan dan een zeer forse gevangenisstraf vorderen. De jonge leeftijd van verdachte dient slechts in zeer beperkte mate te worden meegewogen. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van een op te leggen straf, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, op het standpunt gesteld dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar passend is.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank, voor wat betreft de bewezenverklaarde verkrachting, acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), welke oriëntatiepunten uitgaan van een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar. Er kunnen zich echter strafverhogende factoren voordoen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er diverse strafverhogende factoren aanwezig. Verdachte heeft midden in de nacht met een list aangebeld bij de woning van het slachtoffer en heeft haar direct gewelddadig bejegend door haar bij de keel te grijpen, om haar vervolgens op diverse plekken in de woning op brute wijze te verkrachten, waarbij hij het slachtoffer oraal, vaginaal en anaal heeft verkracht. Dit alles vond plaats in een zeer bedreigende setting, waarbij verdachte meermalen heeft gedreigd haar te doden en daarbij zeer gewelddadig is geweest door haar onder meer bij de keel te pakken en deze dicht te knijpen en dichtgeknepen te houden. Verdachte heeft kledingstukken die zij droeg stukgesneden, haar op enig moment geblinddoekt, een mes op haar keel gezet en onder die omstandigheden heeft de verkrachting plaatsgevonden. Nadien heeft hij haar vastgebonden aan het bed en vervolgens heeft verdachte de woning verlaten.
Bovendien heeft verdachte gepoogd het slachtoffer te doden door meermalen krachtig haar keel dicht te knijpen, waarbij hij onder meer een panty om haar nek heeft gewikkeld, om deze vervolgens strak aan te trekken. Het slachtoffer is gedurende die nacht op meerdere momenten in de veronderstelling geweest dat zij het leven zou laten.
De bewezenverklaarde feiten hebben niet alleen de hechte gemeenschap van Urk ernstig geschokt, maar ook de rechtsorde in het algemeen.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij het slachtoffer in een uiterst bedreigende en traumatiserende situatie heeft gebracht, waarvan zij sindsdien ernstige negatieve gevolgen ondervindt in haar dagelijkse leven. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke seksuele ervaring zeer traumatische gevolgen kan hebben voor een slachtoffer en zeer belemmerend kan zijn voor haar verdere (seksuele) ontwikkeling, waarbij blijvende emotionele schade niet kan worden uitgesloten.
Gelet ook op de slachtofferverklaring van het slachtoffer tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de handelwijze van de verdachte in de eerste plaats een forse impact gehad op het leven van het slachtoffer, maar ook op het leven van de mensen in haar directe omgeving, waaronder haar ouders en haar partner. Allen, maar met name het slachtoffer, kampen nog dagelijks met de negatieve gevolgen daarvan. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke delicten nog zeer lange tijd de nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden.
Bij de beoordeling van de vraag of bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis heeft de rechtbank acht geslagen op het navolgende.
De verdachte is onderzocht door een psychiater, een psycholoog en is gedurende zeven weken ter observatie opgenomen geweest in het Pieter Baan Centrum (hierna: het PBC).
De rechtbank overweegt dat verdachte elk onderzoek naar zijn persoonlijkheid heeft geweigerd. Er is uitgebreid gerapporteerd over verdachte door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) naar aanleiding van de observatie van verdachte in het PBC. Gelet op de weigering van verdachte zijn medewerking daaraan te verlenen, was het niet mogelijk om tot een volledige diagnostische conclusie te komen. De vragen over de toerekeningsvatbaarheid konden dan ook niet worden beantwoord. Ook de vraag of behandeling van verdachte noodzakelijk is, kon niet worden beantwoord. De rechtbank gaat dan ook uit van een volledig toerekeningsvatbare verdachte.
Weliswaar konden de rapporteurs niets zeggen over een mogelijk herhalingsgevaar, maar uit het dossier komen wel degelijk indicaties naar voren die wijzen op een mogelijk gevaar voor herhaling. Nu verdachte heeft geweigerd enig inzicht te verschaffen in zijn persoonlijkheid en welke behandeling mogelijk noodzakelijk is, kan de rechtbank niet anders dan overgaan tot het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf, mede in aanmerking nemend het belang van de beveiliging van de maatschappij tegen verdachte en het belang van het slachtoffer.
In het nadeel van verdachte weegt voorts mee dat verdachte blijkens een uittreksel betreffende zijn justitiële documentatie eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten.
Gelet op de hiervoor omschreven omstandigheden acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar passend en geboden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en om die reden is de op te leggen straf lager dan door de officier van justitie is geëist.

10.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] – daartoe vertegenwoordigd door
mr. M.A.J. Kubatsch, advocaat te Utrecht – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 53.277,38 (te weten € 9.277,38 aan materiele schade en
€ 44.000,-- aan immateriële schade).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop de thans bewezen verklaarde feiten jegens de benadeelde partij werden gepleegd, te weten 9 juni 2013.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de immateriële schade aangevoerd dat aangeefster al gedurende een zeer lange periode kampt met psychische klachten en al voor het incident onder behandeling/begeleiding stond van een psycholoog/psychiater. Om die redenen is niet eenvoudig vast te stellen of en zo ja, tot welke hoogte de gevorderde immateriële schade het rechtstreekse gevolg is geweest van de tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van de materiele schade heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de benadeelde partij de reiskosten sowieso had gemaakt in verband met de behandeling die zij reeds onderging. De gemaakte kosten die worden opgevoerd voor de inboedel/inrichting/verhuizing kunnen niet als rechtstreeks gevolg van de tenlastegelegde feiten worden gezien.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering in haar geheel niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien deze een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Ten aanzien van het verzochte contact- en locatieverbod heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat een dergelijke vordering niet voor toewijzing vatbaar is.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 16.195,36 (te weten (in totaal) € 6.195,36 aan materiële schade en € 10.000,-- aan immateriële schade), vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop de thans onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde feiten jegens de benadeelde partij werden gepleegd, te weten 9 juni 2013.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in zoverre bij wijze van voorschot toewijsbaar.
Overwegingen met betrekking tot de materiële schade:
De rechtbank heeft ten aanzien van de gevorderde materiële schade het navolgende overwogen. De reiskosten (€ 917,40), de kleding (in totaal € 130,47), de medische kosten (in totaal € 259,95), de verhuiskosten (€ 816,38), de kosten voor de stoffeerder (€ 279,20), de schoonmaakkosten (€265,--), de verhuizer (€ 257,13) en de huur van de bus (€ 201,77) betreffen rechtstreekse schade en de rechtbank acht voornoemde kosten voor toewijzing vatbaar. Ten aanzien van de huur van de bus heeft mr. M.A.J Kubatsch namens de benadeelde partij duidelijkheid verschaft met betrekking tot de datum van die huur. Er zijn twee te onderscheiden momenten, te weten het leeghalen van de woning en de verhuizing an sich. Naar het oordeel van de rechtbank is er bij het tweede moment geen sprake van een doorbreking van de causaliteit, zoals de verdediging heeft betoogd.
De kostenpost gederfd woongenot/huur [adres] [woonplaats]’ is onderbouwd met een uitdraai van de verhuurder van die woning, waarin de betaalde huurbedragen staan opgesomd. Voor enkele huurbedragen staat de afkorting A.I. Gelet op de aard van voornoemde uitdraai acht de rechtbank het aannemelijk dat die afkorting staat voor ‘automatische incasso’. De rechtbank heeft geen redenen eraan te twijfelen dat aangeefster deze kosten heeft gemaakt en ook deze kosten kunnen naar het oordeel van de rechtbank worden gezien als rechtstreekse schade. De benadeelde partij heeft bovendien gesteld dat zij geen bedragen terug heeft ontvangen van de verhuurder. Dat de benadeelde partij de huur van de woning niet direct heeft opgezegd, komt de rechtbank allerminst onredelijk voor, aangezien aangeefster de mogelijkheid open kon houden eventueel alsnog in de woning terug te keren, dan wel dat die woning in het kader van een eventuele traumaverwerking zou kunnen dienen. De rechtbank acht ook deze schade (te weten een bedrag van € 1.568,06) voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van de materiële kostenposten ‘witgoed’ en ‘Inboedel/inrichting/verhuizing’ heeft de rechtbank overwogen dat, gelet op hetgeen zich op 9 juni 2013 in de woning van aangeefster heeft afgespeeld, de rechtbank zeer wel begrijpt dat aangeefster niet zou willen terugkeren in die woning en om die reden is verhuisd. Vast staat dat een verhuizing kosten meebrengt, hetgeen de benadeelde partij ook heeft aangetoond, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij onvoldoende aangetoond dat benadeelde partij alle gevorderde kosten heeft moeten maken. De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid tot schatting van die schade, nu het voor de rechtbank vaststaat dat de benadeelde partij dergelijke kosten heeft gemaakt. De rechtbank zal deze schade voor voornoemde kostenposten schatten op een bedrag van
€ 1.500,--. De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor deze gevorderde kosten voor het overige een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor dat deel niet-ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Overwegingen met betrekking tot de immateriële schade:
Vast staat dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. Bij het vaststellen van de hoogte van die schade zijn de aard en ernst van het letsel van belang, alsmede de aard en de omstandigheden van het misdrijf. De benadeelde partij is op brute wijze verkracht door verdachte in haar eigen woning. Verdachte heeft midden in de nacht bij haar aangebeld en zich voorgedaan als een ander, om vervolgens toe te slaan. De benadeelde partij dient bij de beoordeling van de immateriële schade te worden genomen zoals zij ten tijde van de gepleegde misdrijven was, en zo dient ook naar haar psychische gesteldheid te worden gekeken. De psychische gesteldheid van de benadeelde partij voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten doet niets af aan de inbreuken die verdachte heeft gemaakt, welke inbreuken schade hebben veroorzaakt. Immers, uit het dossier blijkt weliswaar dat de benadeelde partij reeds kampte met psychische klachten. Echter, uit de bijlagen bij het voegingsformulier blijkt dat de benadeelde partij onder behandeling is van het Psychotraumacentrum in het UMC Utrecht vanwege forse trauma-gerelateerde klachten die zien op de thans bewezenverklaarde feiten. Zij krijgt behandeling vanwege een Post Traumatische Stress Stoornis. Voorts wordt opgemerkt dat EMDR wordt overwogen, wegens aanhoudende klachten. De behandeling van de benadeelde partij is nog niet afgerond.
De rechtbank heeft bij het vaststellen van de immateriële schade gekeken naar enigszins vergelijkbare gevallen en de rechtbank merkt daarbij op dat dergelijke zaken zich moeilijk laten vergelijken, gelet op alle omstandigheden die in een specifieke zaak een rol kunnen spelen. Naar het oordeel van de rechtbank is het civiele procesrecht in het onderhavige geval bij uitstek aangewezen om de verdere immateriële schade vast te stellen. De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de reeds geleden immateriële schade schatten op een bedrag van
€ 10.000,--. De rechtbank zal de schade als voorschot toekennen, nu vaststaat dat er sprake is van ernstig lichamelijk en psychisch letsel, waarbij de medische eindtoestand van het psychische letsel, gelet op het voorgaande, nog niet vastgesteld kan worden.
Overwegingen met betrekking tot een contactverbod en plaats/locatieverbod:
De benadeelde partij heeft gevorderd dat aan verdachte een contactverbod en een plaatsverbod of locatieverbod wordt opgelegd, inhoudende dat verdachte geen contact met het slachtoffer zal opnemen en dat hij zich niet in de gemeente Urk op zal houden na zijn invrijheidstelling of gedurende eventuele schorsingen en/of verloven. Dit alles voor de duur van zijn detentie en twee jaar na de ondergane detentie.
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 6:103 van het Burgerlijk Wetboek een schadevergoeding wordt voldaan in geld, maar dat de rechter op vordering van de benadeelde partij schadevergoeding in een andere vorm dan betaling van een geldsom kan toekennen, ook wel schadevergoeding in natura genoemd. De wet sluit derhalve niet uit dat een benadeelde partij een vordering in natura doet in een strafproces. . Naar het oordeel van de rechtbank is het gevorderde contact- en/of plaatsverbod echter niet aan te merken als een vorm van schadevergoeding in natura. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook afwijzen.
De rechtbank begrijpt echter wel dat de benadeelde partij een dergelijke vordering heeft gedaan. Mogelijk worden dergelijke voorwaarden verbonden aan een eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

11.DE VORDERING TENUITVOERLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 07.158288-12, te weten een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis, toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de vordering na voorwaardelijke veroordeling.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Gelet op het voorgaande en het in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht gestelde acht de rechtbank termen aanwezig de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter in deze rechtbank bij vonnis d.d. 1 maart 2013 voorwaardelijk opgelegde werkstraf toe te wijzen.
12 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 36f, 45, 57, 242, 287, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar, zodanig als hierboven onder 6 is gekwalificeerd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 jaar;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], bij wijze van voorschot, van een bedrag van € 16.195,36 (zegge: zestienduizendhonderdvijfennegentig euro en zesendertig eurocent), waarvan
€ 6.195,36 aan materiële schade en € 10.000,-- aan immateriële schade, de materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2014, en de immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanafde dag waarop de thans onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde feiten jegens de benadeelde partij werden gepleegd, te weten 9 juni 2013, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 16.195,36 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 115 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet-ontvankelijk is en zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.158288-12 door de politierechter in deze rechtbank bij vonnis d.d. 1 maart 2013 voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straf, te weten een werkstraf voor de duur van 40 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht, deze wordt vervangen door 20 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en
mr. M. Iedema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2014.
Mr. Iedema is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2013041437, doorgenummerd 1 tot en met 412.
2.Pagina 13, de derde en vijfde alinea.
3.Pagina 18.
4.Pagina’s 22 en 23.
5.Pagina 35, de vierde, zesde en tiende alinea. Pagina 35, de negende alinea. Pagina 39, de derde alinea. Pagina 41.
6.Pagina 285, de laatste alinea.
7.Pagina 325, de zesde alinea.
8.Pagina’s 68-69.
9.Pagina 75.
10.Pagina 340, onder het kopje ‘Omschrijving letsels slachtoffer’.
11.Pagina’s 356-360.
12.Pagina 337.
13.Pagina’s 376, alinea’s 5-8. Pagina’s 381-391.
14.Pagina 36, alinea’s 4, 5, 8, 9, 11.
15.Pagina 40, alinea’s 10 en 11.
16.Pagina 340, onder het kopje ‘Omschrijving letsels slachtoffer’.
17.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2012077047, doorgenummerd 1 tot en met 304.
18.Pagina 230.
19.Pagina 233 en 234.
20.Pagina 239
21.Pagina’s 235 en 235.