ECLI:NL:RBMNE:2014:1025

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
07.690115-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vervolging wegens kinderpornografie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. De verdachte was ervan uitgegaan dat er een vervolging zou plaatsvinden, en de redelijke termijn was op 31 oktober 2007 verstreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding gedeeltelijk nietig was, omdat deze niet voldeed aan de eisen van specificiteit. De rechtbank heeft de gang van zaken rondom de doorzoeking van de woning van de verdachte en de daaropvolgende vertraging in de vervolging beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er een onaanvaardbare vertraging was opgetreden, aangezien er meer dan zes jaar verstreken was tussen de doorzoeking en de feitelijke vervolging. De rechtbank oordeelde dat de verdediging geen verwijt kon worden gemaakt voor deze vertraging en dat de ernst van de beschuldigingen niet rechtvaardigde dat de zaak zo lang bleef liggen. De rechtbank heeft daarom de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, waarmee de zaak voor de verdachte gunstig eindigde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 07.690115-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 februari 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 14 februari 2014, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.R. Jonk, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.E.M. van de Ven en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 30 juli 2006 tot en met 31 oktober 2007 te Almere, in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) een (groot aantal) afbeelding(en), te weten 18.809 foto('s) en/of 457 film(s) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) heeft
verspreid en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit (onder meer):
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis en/of vinger(s)/ een dildo) door een volwassen man en/of een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt van het lichaam van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar (eveneens) nog niet heeft/hebben bereikt (onder meer [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam]
en/of
het betasten en/of likken van de vagina en/of het houden van de/een vinger(s) tussen/bij de schaamlippen en/of het houden van en/of drukken en/of wrijven van een stijve penis in/tegen de billen van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt en/of het likken van de penis van een volwassen man door (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt (onder meer [bestandsnaam]
en/of [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam]
en/of
het geheel (tegenover elkaar) naakt staan (met de borsten tegen elkaar aan) en/of het zoenen van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt door een persoon die eveneens kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer [bestandsnaam])
en/of
het door een dier (een hond) anaal (met de penis) penetreren en/of het houden en/of drukken van de penis tussen/bij/tegen de billen van het lichaam van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer [bestandsnaam])
en/of
het door een dier (kat) likken en/of betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een (vastgebonden) persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (onder meer [bestandsnaam])
en/of
het (laten) vasthouden van de stijve penis en/of het likken van de stijve penis van een volwassen man door een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt (onder meer [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam]
en/of
het betasten en/of vasthouden en/of het likken van de penis van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt door een volwassen man (onder meer [bestandsnaam])
en/of
het (door een volwassen man) masturberen boven en/of ejaculeren op het gezicht en/of lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt (onder meer [bestandsnaam]
en/of
het houden van een (stijve) penis naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt en/of terwijl op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is (onder meer [bestandsnaam]
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een)(erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden en/of (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (onder meer [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] en/of
[bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam];
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten.
De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.DE VOORVRAGEN

Partiële nietigheid dagvaarding
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2011, LJN BS1739, de dagvaarding partieel niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. In de dagvaarding staat dat het verwijt ziet op (samengevat) een groot aantal afbeeldingen, te weten 18.809 foto’s en 457 films, waarbij van slechts een deel van die foto’s en films, te weten 19 foto’s en 6 films, een concrete aanduiding en omschrijving is opgenomen. Met betrekking tot de overige afbeeldingen constateert de rechtbank dat de dagvaarding (per afbeelding) onvoldoende is gespecificeerd. Dit leidt er toe dat de dagvaarding ten aanzien van die niet nader omschreven foto’s en films (partieel) nietig zal worden verklaard. Ter terechtzitting van 14 februari 2014 heeft verdachte met betrekking tot de wel in de dagvaarding nader omschreven afbeeldingen (boven bedoelde 19 foto’s en 6 films) verklaard dat deze op zijn computer zijn aangetroffen en dat hij begreep waar de verdenking voor wat betreft die afbeeldingen op zag. Gebleken is dan ook dat het verdachte ten aanzien van die foto’s en films duidelijk was dat dit de afbeeldingen betroffen waartegen hij zich moest verdedigen, zodat de dagvaarding voor dat deel geldig is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding - met uitzondering van de hiervoor weergegeven partiële nietigheid - geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Officier van justitie niet-ontvankelijk
De raadsman heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat het Korps Landelijke Politiediensten op 16 mei 2006 informatie binnenkreeg van Interpol inhoudende dat een Nederlandse internetgebruiker via het internet links naar kinderpornografisch beeldmateriaal had verspreid. Op 16 mei 2006 werd vervolgens meteen een vordering ingediend bij provider KPN tot het verstrekken van de gebruikersgegevens van het daarbij behorende IP-adres. Vervolgens vindt in oktober 2007 een doorzoeking plaats van de woning van verdachte waarbij verschillende gegevensdragers met daarop kinderpornografisch materiaal in beslag worden genomen. De raadsman is van mening dat de doorzoeking heeft te gelden als het beginpunt van de criminal charge. Nu de strafzaak pas op 14 februari 2014 door het Openbaar Ministerie ter zitting is aangebracht is sprake van een gigantische overschrijding van de redelijke termijn, aldus de raadsman. De raadsman heeft verzocht de officier van justitie gelet op die enorme overschrijding en ondanks de bekende jurisprudentie op dit punt niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer als volgt:
In de onderhavige zaak wordt aan verdachte tenlastegelegd dat hij zich in de periode van
30 juli 2006 tot en met 31 oktober 2007 schuldig heeft gemaakt aan het (onder meer) in zijn bezit hebben van kinderpornografische foto’s en films en daarmee aan een strafbaar feit van ongeveer zes tot zeven jaar geleden. Op 16 mei 2006 ontvangt het Korps Landelijke Politiediensten van Interpol een rapport over een Nederlandse gebruiker van internet die in januari 2006 op het internet links naar kinderpornografisch beeldmateriaal zou hebben verspreid. Uit door provider KPN na de vordering daartoe verstrekte gegevens bleek het bij deze gebruiker behorende IP-adres op naam van verdachte te staan. Dit leidde tot een redelijk vermoeden van schuld aan overtreding van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht door verdachte. Vervolgens vindt (ruim een jaar later) op 31 oktober 2007 een doorzoeking van de woning van verdachte plaats waarbij een aantal gegevensdragers in beslag worden genomen.
Onderzoek naar de op de gegevensdragers aangetroffen afbeeldingen bevestigt dat verdachte kinderpornografisch beeldmateriaal in zijn bezit heeft.
Op 15 december 2011 (bijna vier jaar na de doorzoeking) wordt verdachte na schriftelijke ontbieding op het politiebureau in Almere gehoord. Na dit verhoor wordt verdachte weer heengezonden.
Het Openbaar Ministerie heeft vervolgens de strafzaak tegen verdachte ter behandeling op de zitting van 14 februari 2014 aangebracht.
De rechtbank heeft kennis genomen van het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2008, NJ 2008, 358, waarin de Hoge Raad heeft bepaald dat zelfs in uitzonderlijke gevallen een schending van de redelijke termijn niet kan leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank is in dit concrete geval desalniettemin van oordeel dat voormeld arrest in het onderhavige geval niet aan de niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de weg staat en overweegt daartoe het volgende.
De aanleiding om over te gaan tot de doorzoeking van de woning van verdachte lag in het op basis van de informatie van Interpol ontstane redelijke vermoeden dat verdachte zich schuldig maakte aan overtreding van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte wist op het moment dat de politie in zijn woning kwam, zijn woning werd doorzocht en verschillende gegevensdragers in beslag werden genomen, dat de politie daarop kinderporno zou aantreffen. Verdachte mocht er dan ook vanaf het moment van de doorzoeking vanuit gaan dat er een vervolging ter zake het bezit van kinderporno tegen hem zou worden ingesteld. De rechtbank is daarom met de raadsman van oordeel dat de doorzoeking heeft te gelden als het beginpunt van het strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte. Dit betekent dat de redelijke termijn is gaan lopen op 31 oktober 2007.
De rechtbank constateert dat er pas na 6,5 jaar daadwerkelijk een aanvang met de feitelijke vervolging van verdachte is gemaakt.
De rechtbank constateert voorts dat de verdediging geen verwijt valt te maken ten aanzien van dit extreme tijdsverloop. Een reden kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin worden gevonden in de aard of de ingewikkeldheid van de zaak. Niet valt in te zien waarom vier jaar nodig was om te komen tot een doorzoeking. Uit het digitale onderzoek naar de aard van de afbeeldingen op de in beslag genomen gegevensdragers in 2011 bleek bovendien reeds dat verdachte inderdaad kinderporno in zijn bezit had. Er is tussen de doorzoeking in oktober 2011 en het aanbrengen van de zaak ter zitting op 14 februari 2014 verder vrijwel geen enkele nadere onderzoeksactiviteit in deze zaak ondernomen door het Openbaar Ministerie. Dit terwijl gelet op de aangetroffen hoeveelheid afbeeldingen en de aard van die afbeeldingen duidelijk sprake was van een zeer ernstig strafbaar feit, welk feit voor de nodige maatschappelijke onrust kon zorgen. Van het Openbaar Ministerie mag in dergelijke ernstige zaken verwacht worden dat snel geageerd wordt.
De officier van justitie heeft ter zitting naar voren gebracht dat de opsporing en het onderzoek bij dit soort feiten veel tijd kost en dat in combinatie met gebrek aan capaciteit bij de politie dit ertoe kan leiden dat zaken wat langer blijven liggen. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gegeven verklaring voor het tijdsverloop in deze zaak een rol speelt bij de beoordeling van de ontvankelijkheid. Echter, gelet op de ernst van het strafbare feit waarvan verdachte in deze [bestandsnaam] wordt verdacht kunnen de door de officier van justitie genoemde argumenten de duur van 6,5 jaar waarin weinig tot geen actie door het Openbaar Ministerie is ondernomen om verdachte feitelijk te vervolgen, absoluut niet rechtvaardigen.
De rechtbank zal de officier van justitie dientengevolge niet-ontvankelijk verklaren in haar vervolging.

13.BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart
de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolgingvan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.J. Elte-Hamming, voorzitter, mrs. E.W. Akkerman en D.A.C. Koster, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2014.
Mr. Koster en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.