ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9304

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16/661142-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een mes in Doorn

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 2 mei 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte op 28 januari 2013 in Doorn met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt richting het slachtoffer, waarbij hij deze daadwerkelijk heeft geraakt. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer en noodweerexces, omdat uit getuigenverklaringen bleek dat de verdachte de aanval had gekozen en niet in een situatie van noodzakelijke verdediging verkeerde. De rechtbank concludeerde dat er geen rechtvaardigingsgrond of schulduitsluitingsgrond aanwezig was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die als gevolg van de mishandeling schade had geleden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een laag IQ en eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten, maar vond de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer en getuigen zwaarwegend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661142-13 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 2 mei 2013,
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1993],
wonende te [woonplaats],
gedetineerd in het Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman, mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door meermalen met een mes, dan wel een scherp voorwerp, in het lichaam van [slachtoffer] te steken;
Subsidiair: [slachtoffer] heeft mishandeld door hem meermalen te slaan dan wel te steken met een mes.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 28 januari 2013 samen met een aantal vrienden bij de ingang van de Albert Heijn te Doorn stond, toen hij zag dat de hem bekende [verdachte] aan kwam lopen. Op verzoek van [verdachte] liep hij met hem mee. Vervolgens zag hij dat [verdachte] iets uit zijn rechterjaszak trok en dat [verdachte] stekende bewegingen maakte in zijn richting. Hij zag toen dat [verdachte] een mes in zijn rechterhand hield. Hij was diverse keren in zijn jas gestoken door [verdachte] in de richting van de linkerzijkant van zijn borst. Nadat hij even naar zijn auto was gegaan, kwam [verdachte] opnieuw op hem aflopen. Hij zei daarop tegen [verdachte] dat hij niet met een mes moest komen. [verdachte] begon vervolgens toch weer met het mes op hem in te steken, waarbij [verdachte] hem drie keer heeft geraakt op zijn lichaam.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij er op 28 januari 2013 bij was, toen [slachtoffer] en [verdachte] samen wegliepen vanaf de ingang van de Albert Heijn te Doorn. Hij hoorde [slachtoffer] toen al snel schreeuwen: “Leg dat wapen weg”. Nadat ze even uit elkaar waren gegaan, zag hij dat [verdachte] wederom op [slachtoffer] afliep. Hij zag dat [verdachte] vervolgens slaande bewegingen maakte naar [slachtoffer] en dat hij hem ook raakte. [verdachte] raakte [slachtoffer] op zijn rug en zijn hele bovenlichaam. Even later zag hij ook dat in de linkerbovenzijde van de jas van [slachtoffer] een gat zat, dat op een snee leek.
Getuige [getuige 2], die ook onderdeel uitmaakte van de groep bij de Albert Heijn te Doorn op 28 januari 2013, heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer] en [verdachte] samen wegliepen. Hij hoorde [slachtoffer] zeggen: “Doe je mes weg”. Hij zag dat [verdachte] meerdere malen een soort steekbeweging maakte naar [slachtoffer]. Hij zag dat [verdachte] iets in zijn hand had. Hij kon later ook zien dat er iets met de jas was van [slachtoffer]. Toen [slachtoffer] en [verdachte] zich even later voor de Albert Heijn bevonden, kon hij beter waarnemen dat [verdachte] steekbewegingen maakte naar [slachtoffer].
De medische verklaring die is opgemaakt van [slachtoffer] op 28 januari 2013, vermeldt dat de jas van [slachtoffer] op twee plaatsen op zijn linkerborst en op één plek links boven op zijn rug is gescheurd en dat op het lichaam van [slachtoffer] twee oppervlakkige steekwonden van 1-2 mm zijn te zien op de linkerborst en één steekwond van circa 3 mm op de rug.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zich op 28 januari 2013 nabij de Albert Heijn te Doorn tweemaal een confrontatie heeft voorgedaan tussen hem en [slachtoffer], waarbij over en weer is geslagen.
4.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verwondingen die bij [slachtoffer] zijn geconstateerd, niet zijn aan te merken als zware verwondingen. Voor zover deze verwondingen zijn toegebracht met een mes, betrof het volgens aangever een klein mes met een lemmet van circa 5 cm lang. Met een dergelijk mes kan geen zwaar lichamelijk letsel worden toegebracht indien wordt gestoken op een jas. Het feit kan daarom niet worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling, maar slechts als mishandeling. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Gelet op de verklaring van aangever, in samenhang bezien met de verklaringen van voornoemde getuigen, kan worden vastgesteld dat verdachte een mes ter hand heeft genomen. Het letsel dat bij [slachtoffer] is geconstateerd en de sneeën in de jas, duiden ook op het gebruik van een scherp voorwerp als een mes. Door met een mes stekende bewegingen te maken in de richting van de romp, alweer zich vele vitale lichaamsonderdelen bevinden, en de romp ook daadwerkelijk een aantal maal te raken, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en heeft hij deze kans ook op de koop toegenomen.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Primair
op 28 januari 2013 te Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen met een mes in het lichaam heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Poging tot zware mishandeling
De raadsman heeft een beroep gedaan op noodweer. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte na de eerste confrontatie tussen hem en [slachtoffer] is weggegaan en dat [slachtoffer] hem vervolgens met een lifehammer heeft opgewacht. Omdat [slachtoffer] verdachte aanviel met de lifehammer, heeft verdachte hem uit zelfverdediging teruggeslagen.
De raadsman heeft zich dan ook op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank verwerpt voornoemd beroep op noodweer. Zowel aangever als getuige [getuige 2] verklaren dat verdachte al met een mes stak bij de eerste confrontatie van verdachte en aangever. Zowel aangever als getuige [getuige 1] verklaren dat het verdachte was die ook bij de tweede confrontatie de aanval koos. Niet vastgesteld kan daarom worden dat sprake was van een situatie waarin verdachte een strafbaar feit heeft begaan omdat hij daartoe werd gedwongen door de noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf door een aanranding van [slachtoffer].
Gelet op het voorgaande is het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Voor het geval dat de rechtbank niet toekomt aan het aannemen van noodweer als rechtvaardigingsgrond, heeft de raadsman een beroep gedaan op noodweerexces. Op grond hiervan komt volgens de raadsman de strafbaarheid van verdachte te vervallen, zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank is gelet op hetgeen zij in het kader van het beroep op noodweer heeft overwogen van oordeel dat evenmin kan worden vastgesteld dat bij verdachte sprake was van een hevige gemoedsbeweging als onmiddellijk gevolg van een aanranding door [slachtoffer]. Zijn handelen kan daarom ook niet worden gezien als een overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging als gevolg van die hevige gemoedsbeweging. Het beroep op noodweerexces wordt daarom eveneens verworpen.
Er is ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes (6) maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan drie (3) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee (2) jaren, met als bijzondere voorwaarden reclasseringscontact, inhoudende een meldingsgebod en deelname aan een gedragsinterventie, alsmede een contactverbod met het slachtoffer.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht al een zware straf voor hem is geweest. Mocht de rechtbank het noodzakelijk achten een extra straf op te leggen, dan verzoekt de verdediging, geheel subsidiair, te volstaan met een voorwaardelijke straf, eventueel in de vorm van een werkstraf.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte voelde zich beledigd door zijn voormalige vriend [slachtoffer] en heeft als reactie hierop een heel naar strafbaar feit gepleegd. Hij heeft [slachtoffer] in de nabijheid van een groep vrienden meerdere malen gestoken met een mes en hem daarbij ook daadwerkelijk een aantal malen geraakt. De messteken hadden tot ernstige gevolgen kunnen leiden. Door het gebruik van een mes heeft hij bij [slachtoffer] veel angst teweeg gebracht. Ook heeft het incident veel impact gehad op de andere jongeren die -weliswaar op afstand- getuigen waren van het geweld.
Verdachte heeft door zijn handelen een manier gekozen om zijn conflict met [slachtoffer] op te lossen die op geen enkele wijze is goed te praten. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Ook rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen en dat hij alle schuld buiten zichzelf legt. Dit doet hij ook als het gaat om eerdere veroordelingen die staan vermeld in zijn justitiële documentatie d.d. 6 maart 2013. Eerdere veroordelingen voor onder meer artikel 312 Wetboek van Strafrecht en artikel 141 Wetboek van Strafrecht laten echter zien dat hij vaker gewelddadig heeft opgetreden.
Tegelijkertijd houdt de rechtbank echter rekening met de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het reclasseringsrapport d.d. 16 april 2013 vermeldt dat verdachte een laag IQ heeft van 66. Zijn ouders zijn gescheiden en dat heeft veel impact op hem gehad. Hij maakt volgens de rapporteur de indruk dat hij constant overvraagd wordt door zijn omgeving en omdat hij niet goed weet hoe hij hiermee om moet gaan, compenseert hij dat met agressie. Hij krijgt al begeleiding van Homerun van Humanitas en hij werkt daar goed aan mee. De reclassering adviseert, in geval van een bewezenverklaring, een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, in het kader waarvan verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, en deelname aan een gedragsinterventie, in dit geval de Cognitieve vaardigheidstraining+.
De rechtbank acht het ook noodzakelijk dat verdachte na zijn detentie hulpverlening krijgt in een gedwongen kader en zal het advies van de reclassering in zoverre overnemen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een contactverbod en wijkt op dat punt af van de eis van de officier van justitie.
In verband met de ernst van het feit en rekening houdend met de richtlijnen van het LOVS voor soortgelijke gevallen, is de rechtbank van oordeel dat na te noemen gevangenisstraf, waarvan een deel voorwaardelijk met daaraan gekoppeld voornoemde bijzondere voorwaarden, in dit geval passend en geboden is.
9. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 622,37 (zeshonderd tweeëntwintig euro en zevenendertig eurocent), te weten € 250,-- aan immateriële schade en € 372,37 aan materiële schade, bestaande uit de kosten voor de vervanging van de beschadigde kleding en de reis- en parkeerkosten. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
11. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zes (6) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot drie (3) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Veroordeelde moet zich melden bij de Reclassering Nederland unit Utrecht, Vivaldiplantsoen 200, 3353 JE Utrecht, wanneer hij daarvoor wordt uitgenodigd. Hierna moet hij zich gedurende een door de Reclassering bepaalde periode blijven melden, zo frequent als de reclassering dat nodig acht.
Veroordeelde moet tevens deelnemen aan de gedragsinterventie ‘Cognitieve vaardigheidstraining+ (CoVa+)’.
Wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 622,37 (zeshonderd tweeëntwintig euro en zevenendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] € 622,37 (zeshonderd tweeëntwintig euro en zevenendertig eurocent) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van
12 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Wijna, voorzitter, mrs. G. Perrick en E.M. de Stigter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 mei 2013.
Mr. Wijna is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt ten laste gelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 28 januari 2013 te Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug,,
althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen met een mes, althans een scherp, puntig steekvoorwerp, in het lichaam (in zijn rug, nabij de hartstreek) heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 28 januari 2013 te Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug,
althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen heeft geslagen en/of heeft gestoken met een mes, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden.