RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/656398-12 (P)
vonnis van de meervoudige kamer van 11 februari 2013
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1970],
wonende te [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door zijn raadsman mr. A.R.A.L. Norenburg, advocaat te Woerden. De rechtbank heeft kennisgenomen van de standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer], die mede hebben bestaan uit seksueel binnendringen, terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt.
3. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het primair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de pleegperiode dient aan te vangen in maart/april 2012 en niet zoals ten laste is gelegd vanaf 1 januari 2012.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte het hem primair ten laste gelegde feit geheel heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever];
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] (letterlijk uitgewerkt studioverhoor van [slachtoffer]);
- de akte van geboorte van [slachtoffer];
- de geheel bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2013.
De rechtbank gaat er -gelet op voornoemde bewijsmiddelen- evenals de raadsman en de officier van justitie vanuit dat de ontuchtige handelingen zijn begonnen in maart 2012.
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 maart 2012 tot en met 14 oktober 2012 te Woudenberg met [slachtoffer], geboren op [2001], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte (telkens)
- zijn vinger(s) in de vagina (te weten tussen de schaamlippen) van die [slachtoffer] gebracht en gehouden en
- die [slachtoffer] een zogenaamde tongzoen gegeven en
- de ontblote borsten en vagina en clitoris van die [slachtoffer] heeft aangeraakt, betast en gestreeld en
- die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, lichaam heeft laten liggen en
- die [slachtoffer] op de mond heeft gezoend en met zijn, verdachtes, tong de tong van die [slachtoffer] heeft aangeraakt en
- zich heeft laten strelen/aaien op zijn, verdachtes, rug en door zijn, verdachtes, haar.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het primair bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van verdachte
Omtrent de persoon van verdachte heeft drs. A.J. Laponder, klinisch psycholoog, een rapport d.d. 24 december 2012 opgemaakt. Uit dit rapport blijkt dat verdachte goed heeft meegewerkt aan het onderzoek en dat er onvoldoende aanwijzingen zijn om bij verdachte te kunnen spreken van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Door deze deskundige wordt de rechtbank dan ook in overweging gegeven verdachte te beschouwen als volledig toerekeningsvatbaar.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
Ook voor het overige is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 299 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 240 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren en met de bijzondere voorwaarden -kort gezegd-: een meldingsgebod, een behandelverplichting en een contactverbod;
- een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft daarnaast de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte naast een taakstraf een vrijheidsstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voor wat betreft een voorwaardelijke vrijheidsstraf, de daaraan te verbinden proeftijd en eventuele bijzondere voorwaarden heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft met betrekking tot de strafmaat uitdrukkelijk gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en opgemerkt dat in het kader van de hulpverlening inmiddels een traject is opgestart.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn 11-jarige buurmeisje. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig misbruik gemaakt van de positie die hij als volwassene ten opzichte van haar innam en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op ernstige wijze geschonden. Verdachte heeft daarbij enkel oog gehad voor zijn eigen verliefdheid en zijn lustgevoelens laten prevaleren boven het besef dat zijn handelen bij het slachtoffer schade zou kunnen toebrengen. Verdachte heeft bovendien in ernstige mate het vertrouwen beschaamd dat het slachtoffer in hem als buurman en vader van haar vriendinnetje had gesteld. Hetzelfde geldt voor de ouders van het slachtoffer die gelet op de kwetsbaarheid van hun jonge kind onvoorwaardelijk hadden moeten kunnen vertrouwen op een voor hun bekende volwassene. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Door de wetgever is de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen uitdrukkelijk beschermd, onder meer op de grond dat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en dat zij worden geacht niet zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact voldoende te kunnen inschatten. Handelingen zoals de verdachte die heeft gepleegd, vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en kunnen, naar de ervaring leert, leiden tot blijvende psychische schade. Om die reden is de strafbedreiging bij deze delicten ook zo bijzonder hoog, te weten een maximale gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren.
Naast enerzijds de hiervoor genoemde ernstige feiten en omstandigheden, dient de rechtbank bij de strafmaat anderzijds ook rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Zo is uit het strafblad d.d. 14 december 2012 gebleken dat verdachte niet eerder met justitie in contact is gekomen en spreekt het in verdachtes voordeel dat hij na het ontdekken van het feit volledige openheid van zaken heeft gegeven. Daarnaast heeft verdachte vrijwel direct te kennen gegeven vrijwillig in therapie te willen, heeft hij zich hiervoor aangemeld bij De Waag en is hij daar inmiddels ook gestart met een behandeling. Dit blijkt uit het door de reclassering uitgebrachte advies van 24 januari 2013, opgesteld door T. Goes, waarin wordt geadviseerd verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, een behandelverplichting, een contact- en een locatieverbod.
Ter zitting heeft verdachte oprecht verklaard dat hij spijt heeft van zijn daden.
Verder houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat het handelen van verdachte, naast het leed en het verdriet dat daarmee het slachtoffer en haar familieleden is berokkend, ook ingrijpende (sociaal-maatschappelijke) gevolgen heeft voor zijn eigen vrouw en kinderen. Bovendien is verdachte kostwinner voor zijn gezin en mede om die reden is de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van 14 december 2012 onder voorwaarden geschorst. Uit de door de verdediging overgelegde stukken blijkt dat verdachte na deze schorsing een eenmanszaak als accountant heeft opgestart. Ter zitting is door de verdediging aangegeven dat hieruit een inkomen voor het gezin kan worden verworven, mits verdachte zijn werkzaamheden onafgebroken kan blijven verrichten.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de ernst van de feiten en het hiervoor genoemde strafmaximum, in beginsel in zaken waarin feiten als de onderhavige aan de orde zijn niet met een andere straf kan worden volstaan dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van langere duur dan door verdachte thans is doorgebracht in voorlopige hechtenis. Echter, gezien de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden, alsmede rekening houdend met het feit dat het handelen van verdachte beperkt is gebleven tot strelen, voelen en zoenen en daarbij door verdachte geen dwang is toegepast, acht de rechtbank het niet wenselijk en noodzakelijk dat verdachte teruggaat naar de gevangenis.
De rechtbank zal derhalve conform de eis van de officier van justitie een groot gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Aan dit voorwaardelijke gedeelte zal de rechtbank de door de reclassering in voormeld advies van 24 januari 2013 geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen. Daarbij zal de rechtbank - anders dan de officier van justitie heeft gevorderd ook een locatieverbod opleggen. De rechtbank acht het gezien de belangen van het slachtoffer en haar familieleden op dit moment niet wenselijk dat verdachte terugkeert naar zijn woning. Het is aan de reclassering om, eventueel in samenspraak met De Waag en De Rading, te onderzoeken of en wanneer een terugkeer van verdachte naar zijn woning mogelijk is, waarbij uitdrukkelijk rekening gehouden dient te worden met de belangen van het slachtoffer en het standpunt van haar ouders. De rechtbank acht het niet noodzakelijk om een locatieverbod op te leggen voor de gehele gemeente Woudenberg en zal dit locatieverbod beperken tot het gebied zoals in het dictum van dit vonnis is omschreven. Naast voornoemde deels voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde maximale werkstraf voor de duur van 240 uren (subsidiair 120 dagen hechtenis) passend en geboden.
Op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter - kort gezegd - bij zijn uitspraak de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Omdat verdachte wordt veroordeeld voor het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met zijn 11-jarige buurmeisje doet deze situatie zich hier voor. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de opgelegde bijzondere voorwaarden (locatie- en contactverbod, meldingsgebod en behandelverplichting) dadelijk uitvoerbaar te verklaren en de proeftijd - op grond van artikel 14b, tweede lid, van voornoemde wet - te bepalen op de duur van 5 jaren.
De rechtbank zal gelet op de op te leggen straf en voornoemde dadelijke uitvoerbaarheid de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.
9. De benadeelde partij [slachtoffer]
Namens de benadeelde partij [slachtoffer] heeft haar vader [aangever] - als voorschot op de vergoeding van immateriële schade - een bedrag van € 4.500,00 gevorderd. De rechtbank begrijpt hieruit dat de benadeelde partij zich voor een deel van deze vordering in dit strafproces heeft gevoegd, onder voorbehoud van het recht het restant bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken. De materiële schade die namens de benadeelde partij [slachtoffer] is gevorderd bedraagt € 856,25
9.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, alsmede de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.1 Het standpunt van de verdediging
De raadman heeft zich met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.2 Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 5.356,25. De voorlopige vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 14 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 24c, 36f, 57, 244 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 299 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 240 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 5 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan (een van) de volgende voorwaarden houdt.
- stelt als algemene voorwaarden:
* dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat veroordeelde zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat wenselijk acht;
* dat veroordeelde zich bij de Reclassering Nederland zal melden en dat hij zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde perioden zal blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland dat gedurende deze perioden nodig acht;
* dat veroordeelde zich therapeutisch dient te laten behandelen bij een forensisch psychiatrische instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens die instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* dat veroordeelde gedurende de genoemde proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], geboren op [2001] dan wel met haar familieleden, wonende te [adres], [woonplaats], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, niet zal bevinden in het gebied dat gelegen is tussen de wegen: [straat 1], [straat 2], [straat 3], [straat 4] en de [adres] te [woonplaats], zoals ook is weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Benadeelde partij
Wijst de namens [slachtoffer] ingediende vordering toe tot een bedrag van € 5.356,25.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 14 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 5.356,25 te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 61 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Voorlopige hechtenis
Heft op het tegen verdachte afgegeven bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mr. S. Wijna en mr. D.A.C. Koster, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 februari 2013.
Mr. D.A.C. Koster is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Hij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1
januari 2012 tot en met 14 oktober 2012 te Woudenberg, althans in het
arrondissement Utrecht, met [slachtoffer], geboren op [2001], die toen
de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd
die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen
van het lichaam, immers heeft hij, verdachte (telkens)
- zijn vinger(s) in de vagina (te weten tussen de schaamlippen) van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of gehouden en/of
- die [slachtoffer] een zogenaamde tongzoen gegeven en/of
- het aanraken en/of betasten en/of strelen van de (ontblote) borsten en/of
vagina en/of clitoris en/of billen van die [slachtoffer] en/of
- het (laten) liggen van die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, lichaam en/of
- het zoenen op de mond van die [slachtoffer] en/of het met zijn, verdachtes, tong
aanraken van de tong van die [slachtoffer] en/of
- het zich laten strelen/aaien op zijn, verdachtes, rug en/of door zijn,
verdachtes, haar;
art 244 Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1
januari 2012 tot en met 14 oktober 2012 te Woudenberg, althans in het
arrondissement Utrecht, met [slachtoffer], geboren op [2001], die
toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het met zijn handen onder de kleding van die [slachtoffer] gaan en/of
- het aanraken en/of betasten en/of strelen van de (ontblote) borsten en/of
vagina en/of clitoris en/of billen van die [slachtoffer] en/of
- het (laten) liggen van die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, lichaam en/of
- het zoenen op de mond van die [slachtoffer] en/of het met zijn, verdachtes, tong
aanraken van de tong van die [slachtoffer] en/of
- het zich laten strelen/aaien op zijn, verdachtes, rug en/of door zijn,
verdachtes, haar;
art 247 Wetboek van Strafrecht