ECLI:NL:RBMNE:2013:4681

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2013
Publicatiedatum
30 september 2013
Zaaknummer
16.659096-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrachtwagenchauffeur voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval

Op 2 februari 2011 vond in Huizen een ernstig verkeersongeval plaats waarbij een 11-jarige jongen, genaamd [slachtoffer], door een vuilniswagen werd overreden. De bestuurder van de vuilniswagen, verdachte, was op dat moment als verkeersdeelnemer aan het rijden over de Karel Doormanlaan en naderde de kruising met de Crailoseweg. Verdachte had zich niet voldoende vergewist van de verkeerssituatie, ondanks dat hij goed bekend was met de omgeving en de verkeersregels. Het verkeerslicht voor zowel de vuilniswagen als de fietsers stond op groen, maar verdachte heeft niet tijdig en voldoende gekeken naar de aanwezigheid van de fietser, die op dat moment op de naastgelegen fietsoversteekplaats reed. De rechtbank oordeelde dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat leidde tot het fatale ongeval. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden, met een proeftijd van één jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de impact op de nabestaanden en het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De uitspraak vond plaats op 30 september 2013.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 16.659096-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 september 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats],
wonende te[postcode][woonplaats], [adres].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 16 september 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Benhaim, advocaat te Zwolle.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.C.M. Poland en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 02 februari 2011 te Huizen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een vrachtwagen), daarmede rijdende over de Karel Doormanlaan en/of naderende de kruising van de Karel Doormanlaan met de Crailoseweg, zich zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft toen aldaar, gereden over de Karel Doormanlaan, komende uit de richting van de Naarderstraat/Trompstraat en gaande in de richting van de Jan van Brakelstraat;
- terwijl hij verdachte (zeer) goed bekend was met de (verkeers)situatie ter plaatse en/of
- terwijl hij verdachte wist dat er een aan de (voor hem) rechterzijde (naastgelegen) vrij liggend fietspad was en/of
- terwijl op voornoemde kruising tussen de door verdachte gevolgde rijbaan en fietsoversteekplaats een witte driehoeksmarkering was aangebracht en/of
- terwijl kort voor het kruisingsvlak voor de voornoemde kruising, komende uit de richting van de Trompstraat, zich rechts naast het verkeerslicht voor rechtsafslaand verkeer een waarschuwingslicht bevond dat waarschuwt voor rechtdoorgaande fietsers, welke gaat knipperen en/of verlichten zodra het verkeerslicht groen licht uitstraalt;
verdachte is, gekomen ter hoogte van voornoemde kruising, gestopt voor een in zijn richting gekeerd en/of voor het verkeer in zijn richting geldend rood licht uitstralend verkeerslicht, teneinde rechtsaf de Karel Doormanlaan op te rijden;
verdachte is (vervolgens), nadat het voor hem, verdachte, geldende verkeerslicht groen licht uitstraalde, rechtsaf geslagen;
terwijl voor de fietsers op de naast gelegen fietsoversteekplaats voor rechtdoor, het verkeerslicht eveneens groen licht uitstraalde;
verdachte is (vervolgens) voornoemde Karel Doormanlaan opgereden en heeft zich daarbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende vergewist van de nadering en/of aanwezigheid van een fietser, zijnde voornoemde [slachtoffer] welke bij groen licht voornoemde kruising was opgereden, komende uit de richting van de Naarderstraat/Trompstraat en kennelijk voornemens was om de Naarderstraat rechtdoor te vervolgen;
verdachte heeft (vervolgens) voornoemde fietser geen voorrang verleend, althans niet voor laten gaan en/of heeft verdachte niet tijdig en/of voldoende afgeremd en/of uitgeweken voor voornoemde fietser;
verdachte is vervolgens (tijdens het rechts afslaan) tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden en/of aangebotst waardoor voornoemde [slachtoffer] op het wegdek is (komen te) (ge)vallen, waarna verdachte (vervolgens) met één of meer vrachtwagenband(en) over het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] is gereden (terwijl voornoemde [slachtoffer] op het wegdek lag), waardoor voornoemde [slachtoffer] (zeer) ernstig hoofdletsel heeft opgelopen, in elk geval dusdanig hoofdletsel en/of
verwonding(en) dat hij als gevolg van dat letsel en/of die verwonding(en) is overleden.
Subsidiair
hij op of omstreeks 02 februari 2011 te Huizen als bestuurder van een voertuig (vrachtwagen), daarmee rijdende op de Karel Doormanlaan en/of naderende de kruising van de Karel Doormanlaan met de Crailoseweg, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft toen aldaar, gereden over de Karel Doormanlaan, komende uit de richting van de Naarderstraat/Trompstraat en gaande in de richting van de Jan van Brakelstraat;
- terwijl hij verdachte (zeer) goed bekend was met de (verkeers)situatie ter plaatse en/of
- terwijl hij verdachte wist dat er een aan de (voor hem) rechterzijde (naastgelegen) vrij liggend fietspad was en/of
- terwijl op voornoemde kruising tussen de door verdachte gevolgde rijbaan en fietsoversteekplaats een witte driehoeksmarkering was aangebracht en/of
- terwijl kort voor het kruisingsvlak voor de voornoemde kruising, komende uit de richting van de Trompstraat, zich rechts naast het verkeerslicht voor rechtsafslaand verkeer een waarschuwingslicht bevond dat waarschuwt voor rechtdoorgaande fietsers, welke gaat knipperen en/of verlichten zodra het verkeerslicht groen licht uitstraalt;
verdachte is, gekomen ter hoogte van voornoemde kruising, gestopt voor een in zijn richting gekeerd en/of voor het verkeer in zijn richting geldend roodlicht uitstralend verkeerslicht, teneinde rechtsaf de Karel Doormanlaan op te rijden;
verdachte is (vervolgens), nadat het voor hem, verdachte, geldende verkeerslicht groen licht uitstraalde, rechtsaf geslagen;
terwijl voor de fietsers op de naast gelegen fietsoversteekplaats voor rechtdoor, het verkeerslicht eveneens groen licht uitstraalde;
verdachte is (vervolgens) voornoemde Karel Doormanlaan opgereden en heeft zich daarbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende vergewist van de nadering en/of aanwezigheid van een fietser, zijnde [slachtoffer] welke bij groen licht voornoemde kruising was opgereden, komende uit de richting van de Naarderstraat/Trompstraat en kennelijk voornemens was om de Naarderstraat rechtdoor te vervolgen;
verdachte heeft (vervolgens) voornoemde fietser geen voorrang verleend, althans niet voor laten gaan en/of heeft verdachte niet tijdig en/of voldoende afgeremd en/of uitgeweken voor voornoemde fietser;
verdachte is vervolgens (tijdens het rechts afslaan) tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden en/of aangebotst waardoor voornoemde [slachtoffer] op het wegdek is (komen te) (ge)vallen (waarna verdachte (vervolgens) met één of meer vrachtwagenband(en) over het hoofd en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer] is gereden).
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte het primair aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan in die zin dat verdachte aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gehandeld. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op de verklaringen van verdachte over zijn ervaring als vuilnisautobestuurder en zijn bekendheid met de wegsituatie ter plaatse, op de rapportage van de verkeersongevallendienst van de politie en op het overlijden van het slachtoffer.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De raadsvrouw heeft daartoe naar voren gebracht dat verdachte alles heeft gedaan om al het mogelijke te kunnen zien en dat daarom niet gesteld kan worden dat verdachte zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft vergewist van de nadering en/of aanwezigheid van een fietser. Het enkele feit dat verdachte de fietser niet heeft laten voorgaan, levert onder de omstandigheden van dit geval niet de aanmerkelijke onvoorzichtigheid/onoplettendheid dan wel de onachtzaamheid op die voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van voornoemde Wegenverkeerswet nodig is. De raadsvrouw heeft aldus verzocht verdachte van het primair ten laste gelegde vrij te spreken.
De verdediging is van mening dat de rechtbank wel tot een bewezenverklaring kan komen van de subsidiair aan verdachte ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Door het niet laten voorgaan van een fietser en het niet tijdig stoppen is concreet gevaar ontstaan, aldus de raadsvrouw.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt omtrent de bewezenverklaring als volgt:
Op 2 februari 2011 vond in Huizen een verkeersongeval plaats op de Karel Doormanlaan nabij de kruising met de Naarderstraat en de Crailoseweg. Bij het ongeval werd de bestuurder van een fiets, genaamd [slachtoffer], door een vuilniswagen overreden. [1] Het slachtoffer was met zijn hoofd onder de banden van de vuilniswagen terecht gekomen, waardoor het slachtoffer zeer ernstige schedel- en hersenletsel opliep, ten gevolge waarvan hij is overleden. [2]
Onderzoek door de verkeersongevallendienst van de politie heeft uitgewezen dat aan de zijde van de rijbaan van de Naarderstraat een vrij liggend fietspad is gelegen. Vóór de kruising zijn haaientanden op het wegdek aangebracht. [3] De verkeersstromen voor de bestuurder van de vuilniswagen en de fietser krijgen tegelijk groen licht. Voor de bestuurder van de vuilniswagen werd dit kenbaar gemaakt door middel van een blauw-wit waarschuwingslicht naast het verkeerslicht, waarmee werd aangegeven dat hij als rechtsafslaand voertuig rechtdoorgaande fietsers kon verwachten. Uit de gegevens van de digitale tachograaf van de vuilniswagen bleek dat de vuilniswagen als eerste voertuig voor het verkeerslicht ongeveer 25 seconden stil had gestaan en daarna was gaan rijden. [4]
Getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard dat zij richting de kruising van de Naarderstraat – Crailoseweg – Karel Doormanlaan reed en dat pal voor haar een vuilnisauto reed. [getuige] zag dat de vuilnisauto optrok. [5] De vuilnisauto sloeg rechtsaf en reed de Karel Doormanlaan in. [getuige] zag op dat moment een jongen over het fietspad rijden in de richting van de kruising. De jongen bevond zich in de slingerbocht, vlak voor de oversteekplaats. Toen de vuilnisauto met zijn voorwielen voorbij de oversteekplaats was gereden zag [getuige] dat de jongen met zijn fiets tegen de rechter zijkant van de vuilnisauto reed. Vervolgens kwam de jongen ten val. [6]
Verdachte heeft in zijn eerste verklaring bij de politie op 2 februari 2011 verklaard dat hij die dag als bestuurder van de vuilniswagen heeft gereden op voornoemd kruispunt in Huizen. Verdachte verklaarde verder dat hij reed over de Naarderstraat en dat hij in de richting van de Karel Doormanlaan wilde rijden. Verdachte stond op de genoemde kruising stil voor het rode stoplicht en had richting aangegeven naar rechts. Toen het stoplicht op groen sprong trok hij op en keek hij in de rechterspiegel die zicht bood naar achteren. Verdachte zag geen obstakels [7] en stuurde rechts in en reed de Karel Doormanlaan op. Hij verklaarde bewust wat hoger te hebben opgestoken om de bocht ruimer te kunnen nemen. Verdachte kwam vervolgens bij de kruising met de oversteekplaats voor fietsers. Hij liet de vuilniswagen langzaam doorrijden en had zicht op de kruising met het fietspad. Verdachte keek opnieuw het fietspad op nadat de voorzijde van de wagen op de helft van de rijstrook van het fietspad was. Verdachte zag dat de weg vrij was, hield wat gas vast en reed de kruising af de Karel Doormanlaan op. Verdachte voelde de vuilnisauto daarbij bewegen en zag in zijn rechter buitenspiegel een kind achter de wagen liggen. [8]
Verdachte heeft in zijn tweede verklaring bij de politie op 18 maart 2011 verklaard dat hij bij het naar rechts afslaan zag dat zijn bijrijder,[A], door het rechterraam keek. Hij had die dag niet aan de bijrijder gevraagd of de weg vrij was. [9] Verdachte verklaarde de fietser op geen enkel moment te hebben gezien. [10]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij al 32 jaar als chauffeur werkzaam was op de vrachtwagen. Hij reed bijna altijd op de vuilnisauto die hij op 2 februari 2011 bestuurde. Hij kende de vuilnisauto dus goed en was zich tijdens het rijden altijd bewust van de grote dode hoek waar bij de vuilnisauto sprake van was. Verdachte verklaarde dat hij vaker op het genoemde traject in Huizen reed en dat de verkeerssituatie op het betreffende kruispunt hem bekend was. Kruispunten zijn voor vrachtwagens altijd gevaarlijk en daarom lette hij altijd goed op. Verdachte verklaarde ook te weten dat het verkeerslicht voor op de kruising rechtdoorgaande fietsers gelijktijdig met het voor hem bedoelde verkeerslicht op groen springt. Vóór de oversteekplaats had verdachte na het optrekken geen vaart geminderd, maar het gas even los gelaten. [11] Verdachte had een maand voor het ongeval via zijn werkgever een cursus gevolgd over het rijgedrag op de weg met betrekking tot fietsers en hoe daar mee om te gaan. [12]
Anders dan bij de politie heeft verdachte ter zitting van 16 september 2013 voorts verklaard dat hij bij het naderen van de oversteekplaats voor de fietsers kort uit zijn stoel omhoog is gegaan om meer zicht op het fietspad te hebben en dat hij daarbij aan zijn bijrijder had gevraagd of de weg vrij was.
Wat dat laatste betreft overweegt de rechtbank dat verdachte twee keer door de politie is gehoord en in die verhoren geen enkele keer heeft gezegd dat hij van zijn stoel omhoog is gekomen voordat hij doorreed. Op de vraag van de politie of verdachte aan zijn bijrijder had gevraagd of de weg vrij was heeft verdachte duidelijk en ondubbelzinnig geantwoord “nee, dit heb ik niet gedaan”. Deze verklaringen zijn door verdachte vlak na het ongeval op 2 februari 2011 en relatief kort na het ongeval op 18 maart 2011 afgelegd. Dat maakt die verklaringen naar het oordeel van de rechtbank het meest betrouwbaar. De op genoemde twee punten duidelijk andersluidende verklaring van verdachte ruim 2,5 jaar na het ongeval ter zitting afgelegd acht de rechtbank niet geloofwaardig. Dat de echtgenoot van verdachte ter zitting als getuige heeft verklaard dat verdachte direct na het gebeuren tegen haar had gezegd dat hij aan de bijrijder had gevraagd of de weg vrij was maakt dit niet anders, nu verdachte ook na deze mededeling aan zijn vrouw op de dag van de aanrijding bij de politie op 18 maart 2011 nadrukkelijk heeft verklaard dat hij dit niet aan zijn bijrijder had gevraagd. Daar komt bij dat de bijrijder bij de politie evenmin heeft verklaard dat verdachte bij het naar rechts afslaan aan hem had gevraagd of de weg dan wel het fietspad vrij was.
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat de vraagstelling van de politie tijdens de verhoren van verdachte summier is geweest en dat de politie niet stap voor stap met verdachte heeft doorgenomen welke handelingen hij precies had verricht. Verdachte heeft slechts antwoord gegeven op de vragen die hem werden gesteld en daarom heeft hij bij de politie niet gezegd dat hij uit zijn stoel omhoog was gekomen.
Het is de rechtbank uit de processen-verbaal van verhoor van verdachte gebleken dat de politie gedetailleerd aan verdachte heeft gevraagd wat hij had gedaan vanaf het moment dat hij voor het verkeerslicht stil stond tot aan het moment dat hij rechts afsloeg en de Karel Doormanlaan opreed. De rechtbank deelt het standpunt van de raadsvrouw op dit punt dan ook niet.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 2 februari 2011 op genoemd kruispunt de bocht naar rechts is ingereden, dat verdachte, aangekomen bij de oversteekplaats voor fietsers in die bocht, in zijn spiegels heeft gekeken, dat verdachte geen obstakels zag en dat verdachte vervolgens zijn weg naar rechts over de oversteekplaats heeft vervolgd. Verdachte heeft anders dan in zijn spiegels te kijken geen verdere handelingen verricht om er zeker van te zijn dat zich bij de oversteekplaats geen fietsers op zijn weg bevonden. Dit terwijl verdachte zich bewust was van het feit dat er bij zijn vuilnisauto sprake was van een flinke dode hoek en dat er op zijn vuilnisauto geen zogenoemde dode hoekspiegels zaten. Verdachte wist aldus dat er fietsers in zijn dode hoek konden zitten, maar hij heeft geen extra handelingen verricht om ook die eventueel daar rijdende fietsers te kunnen zien.
De rechtbank acht het aannemelijk dat het slachtoffer op zijn fiets in de tijd dat de vuilniswagen optrok tot aan het moment van de botsing op de oversteekplaats op enig moment in de dode hoek van de vuilnisauto heeft gezeten. Echter, gelet op de afstand door verdachte met zijn vuilnisauto afgelegd vanaf het verkeerslicht tot aan de oversteekplaats en het feit dat het slachtoffer volgens de verklaring van getuige [getuige] voortdurend in beweging is geweest en niet voor het stoplicht heeft stilgestaan, moet de fietser op enig moment ook uit de dode hoek zijn gekomen. Verdachte had de fietser aldus kunnen en moeten zien als hij de benodigde zorgvuldigheid en voorzichtigheid en de handelingen die daarbij horen anders dan het slechts in de spiegels kijken in acht had genomen. Maar ook als het slachtoffer voortdurend in de dode hoek van de vuilnisauto heeft gezeten had verdachte meer kunnen en moeten doen om te voorkomen dat hij fietsers in de voor hem bekende dode hoek over het hoofd zou zien.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte niet die benodigde zorgvuldigheid en voorzichtigheid heeft betracht om het slachtoffer te kunnen zien. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte een beroepschauffeur is met een ervaring van ruim dertig jaar. In die hoedanigheid mocht van verdachte meer voorzichtigheid worden verwacht dan geldt voor andere bestuurders. Daar komt bij dat verdachte een maand voor het ongeval nog een cursus met betrekking tot de rijvaardigheid van vrachtwagenchauffeurs had gevolgd, waarbij met name aandacht werd besteed aan het omgaan met fietsers op de weg, zoals hij zelf heeft verklaard. Verdachte had in het kader van die extra voorzichtigheid in ieder geval vóór de oversteekplaats moeten stoppen dan wel zijn snelheid daadwerkelijk moeten verminderen, hij had nabij de oversteekplaats uit zijn stoel omhoog moeten komen om meer zicht te hebben langs de vuilnisauto op het bedoelde fietspad en hij had moeten communiceren met zijn bijrijder over het al dan niet vrij zijn van het fietspad. Alleen op deze manier had verdachte zich met voldoende zorgvuldigheid ervan kunnen vergewissen dat de weg vrij was en dat zich geen fietsers op zijn weg, al dan niet in de dode hoek, zouden bevinden.
Het feit dat verdachte heeft nagelaten de door hem noodzakelijke zorgvuldigheid en voorzichtigheid in acht te nemen leidt er naar het oordeel van de rechtbank toe dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld en daardoor het ongeval zoals tenlastegelegd heeft veroorzaakt. Verdachte heeft zich met zijn handelen aldus schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Primair
op 02 februari 2011 te Huizen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een vrachtwagen), daarmede rijdende over de Karel Doormanlaan en/of naderende de kruising van de Karel Doormanlaan met de Crailoseweg, zich zodanig, te weten aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft toen aldaar, gereden over de Karel Doormanlaan, komende uit de richting van de Naarderstraat/Trompstraat en gaande in de richting van de Jan van Brakelstraat;
- terwijl hij verdachte (zeer) goed bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse en
- terwijl hij verdachte wist dat er een aan de voor hem rechterzijde naastgelegen vrij liggend fietspad was en
- terwijl op voornoemde kruising tussen de door verdachte gevolgde rijbaan en fietsoversteekplaats een witte driehoeksmarkering was aangebracht en
- terwijl kort voor het kruisingsvlak voor de voornoemde kruising, komende uit de richting van de Trompstraat, zich rechts naast het verkeerslicht voor rechtsafslaand verkeer een waarschuwingslicht bevond dat waarschuwt voor rechtdoorgaande fietsers, welke gaat knipperen en/of verlichten zodra het verkeerslicht groen licht uitstraalt;
verdachte is, gekomen ter hoogte van voornoemde kruising, gestopt voor een voor het verkeer in zijn richting geldend rood licht uitstralend verkeerslicht, teneinde rechtsaf de Karel Doormanlaan op te rijden;
verdachte is vervolgens, nadat het voor hem, verdachte, geldende verkeerslicht groen licht uitstraalde, rechtsaf geslagen;
terwijl voor de fietsers op de naast gelegen fietsoversteekplaats voor rechtdoor, het verkeerslicht eveneens groen licht uitstraalde;
verdachte is vervolgens voornoemde Karel Doormanlaan opgereden en heeft zich daarbij niet voldoende vergewist van de nadering en/of aanwezigheid van een fietser, zijnde voornoemde [slachtoffer] welke bij groen licht voornoemde kruising was opgereden, komende uit de richting van de Naarderstraat/Trompstraat en kennelijk voornemens was om de Naarderstraat rechtdoor te vervolgen;
verdachte heeft vervolgens voornoemde fietser geen voorrang verleend en heeft niet tijdig afgeremd en uitgeweken voor voornoemde fietser;
verdachte is vervolgens tijdens het rechts afslaan tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden waardoor voornoemde [slachtoffer] op het wegdek is gevallen, waarna verdachte vervolgens met één of meer vrachtwagenband(en) over het hoofd van die [slachtoffer] is gereden terwijl voornoemde [slachtoffer] op het wegdek lag, waardoor voornoemde [slachtoffer] zeer ernstig hoofdletsel heeft opgelopen.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

7.STRAFBAARHEID

Nu de rechtbank het primair aan verdachte ten laste gelegde feit bewezen acht komt de rechtbank aan de bespreking van het door de raadsvrouw ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde gevoerde verweer tot ontslag van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld niet toe.
Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 uur subsidiair
75 dagen hechtenis, een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naast de voor het primaire feit bepleite vrijspraak en het ten aanzien van het subsidiaire feit gedane verzoek om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkeersongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Naar links of rechts afslaan is pas geoorloofd, indien degene die afslaat zich tevoren ervan heeft vergewist, dat zulks kan zonder andere weggebruikers in gevaar te brengen. Het gaat immers in het verkeer om mensenlevens. Verdachte heeft er, kort gezegd, niet alles aan gedaan om er zeker van te zijn dat hij veilig kon afslaan. Ten gevolge van zijn rijgedrag is het slachtoffer, een 11-jarige jongen, overleden. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 6 september 2013 is verdachte niet eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank overweegt dat geen enkele straf het leed van de nabestaanden kan verzachten.
Het ongeval en de dood van het jonge slachtoffer hebben ingrijpende en dramatische veranderingen aangericht in het leven van de familie van het slachtoffer. Het toegebrachte leed aan de familie is niet te kwantificeren. Uit de namens de ouders van het slachtoffer ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring maakt de rechtbank op dat zij niet uit zijn op een hoge straf en dat zij willen dat verdachte zijn leven weer oppakt. Het is de rechtbank gebleken dat verdachte nog altijd de gevolgen van zijn handelen een plek in zijn leven probeert te geven. Verdachte is al gestraft door te moeten leven met het feit dat hij een 11-jarige jongen heeft doodgereden, terwijl hij naar zijn mening juist heeft gehandeld.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit dient er echter wel een straf te volgen. Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat een al dan niet voorwaardelijke gevangenisstraf geen recht doet aan deze zaak. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf ook voor wat het overige gevorderde betreft een te zware straf is gelet op het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en omdat het incident waarvoor verdachte thans wordt veroordeeld bijna twee en een half jaar geleden is gebeurd. Na het ongeval heeft verdachte zich niet opnieuw in het verkeer op een dergelijk onverantwoorde manier gedragen. Een lagere onvoorwaardelijke werkstraf in combinatie met een lagere voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid is naar het oordeel van de rechtbank daarom een passende sanctie. Met het opleggen van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid wil de rechtbank aan verdachte benadrukken dat hij voorzichtig moet zijn in het verkeer. De rechtbank acht daartoe een proeftijd van één jaar afdoende.
De rechtbank zal aan verdachte opleggen een werkstraf voor de duur van 80 uur te vervangen door 40 dagen hechtenis als hij de werkstraf niet of niet naar behoren verricht en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden met een proeftijd van één jaar.

12.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar, en kwalificeert dit feit op de wijze zoals onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een
werkstrafvoor de duur van
80 uur;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door
40 dagenhechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 3 maanden;
- bepaalt dat de ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
één jaarniet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Iedema, voorzitter, mrs. D.A.C. Koster en H. Vegter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 september 2013.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aanrijding d.d. 25 maart 2011 nr. PL14ND 2011005803-1, blz. 1, 2 en 10
2.Verslag betreffende een niet-natuurlijke dood d.d. 2 februari 2011
3.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse d.d. 24 februari 2011, blz. 5
4.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse d.d. 24 februari 2011, blz. 10
5.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 februari 2011 nr. PL14ND 2011005803-23, blz. 1
6.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 februari 2011 nr. PL14ND 2011005803-23, blz. 2
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 februari 2011 nr. PL1470 2011005803-6, blz. 2
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 februari 2011 nr. PL1470 2011005803-6, blz. 3
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 maart 2011 nr. PL14ND 2011005803-28, blz. 8
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 maart 2011 nr. PL14ND 2011005803-28, blz. 9
11.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 september 2013
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 februari 2011 nr. PL1470 2011005803-6, blz. 2