Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Procesverloop
Overwegingen
Op grond van het tweede lid van dit artikel kan het bestuursorgaan, wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
14. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn betoog dat artikel 3:29, tweede lid, van de Wet Wajong in het onderhavige geval in de weg staat aan het toekennen van een uitkering tot meer dan een jaar voor het verzoek om herziening van 23 april 2012. Zij overweegt daartoe, in navolging van de uitspraak van de rechtbank Assen van 5 juni 2012 (ECLI:NL:RBASS:2012:BX0198), dat in gevallen als het onderhavige een onderscheid moet worden gemaakt tussen de situatie waarin er sprake is van een aanvraag tot toekenning van een uitkering dan wel de voortzetting van een uitkering, zoals bedoeld in artikel 3:29, tweede lid, van de Wet Wajong en de situatie waarin eerder is besloten over de uitkering en verzocht wordt om terug te komen op dat besluit. Artikel 3:29, tweede lid, van de Wet Wajong strekt ertoe verweerder te beschermen tegen de aanspraak op een uitkering die tot ver in het verleden terugwerkende kracht zou moeten krijgen in de situaties waarin het de aanvrager vrij stond om eerder een aanvraag te doen maar dit om hem moverende redenen heeft nagelaten. Een dergelijke situatie doet zich in het onderhavige geval niet voor. Uit het medisch onderzoeksverslag van verzekeringsarts Dekker van 26 juni 2012 blijkt dat de eerdere beoordeling in het kader van de Wajong in 2007 weliswaar op goede gronden door verweerder is uitgevoerd, aangezien eiseres tussen haar 18e jaar (1999) en 2007 schijnbaar een redelijk arbeidsverleden had, maar dat de met het verzoek om herziening door eiseres overgelegde gegevens, die enerzijds verklaringen betreffen van voormalige werkgevers voor 2007 en anderzijds de werkervaringen in het kader van de Wsw vanaf 2007, hebben geleid tot een toegenomen inzicht in haar problematiek. Aangezien de gewijzigde beoordeling mede is gebaseerd op het feit dat eiseres ook na 2007 in Wsw-verband slechts beperkt heeft gefunctioneerd, kan eiseres niet worden verweten dat zij met haar eerdere aanvraag niet meer gegevens heeft overgelegd. Ten tijde van de eerdere aanvraag waren de gegevens van na 2007 immers nog niet beschikbaar. Dat, zoals verweerder stelt, de medische beoordeling in 2007 op grond van de op dat moment beschikbare gegevens niet onjuist is geweest, leidt
- gelet op het voorgaande - dus niet tot de conclusie dat artikel 3:29, tweede lid, van de Wet Wajong in de weg staat aan het toekennen van een uitkering tot meer dan een jaar voor het verzoek om herziening van 23 april 2012.
24 april 2013 van verzekeringsarts Dekker niet weerspreekt dat de door hem op 26 juni 2012 opgestelde FML ziet op de datum 9 april 1999. Uit de onder 10 en 14 aangehaalde inhoud van het verslag blijkt bovendien dat de inhoudelijke beoordeling door verzekeringsarts Dekker op 26 juni 2012 ziet op de datum einde wachttijd, 9 april 1999. Verweerder heeft geen andere medische beoordeling overgelegd en overigens ook niet gesteld dat de conclusie van het verslag van 26 juni 2012 van verzekeringsarts Dekker onjuist is.
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, in samenhang met artikel 8:80a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in een tussenuitspraak in de gelegenheid stellen een gebrek te herstellen of te laten herstellen. De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb deze gelegenheid te bieden. Zij overweegt daartoe dat de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit in beginsel herstelbaar zijn, hetzij door een nadere motivering, hetzij, hetgeen in dit geval meer in de rede ligt, door het nemen van een nieuw besluit op bezwaar met een eerdere ingangsdatum voor de uitkering, dat vervolgens op de voet van artikel 6:18 en 6:19 van de Awb in de procedure kan worden betrokken. Verweerder dient daarbij hetgeen in deze uitspraak is overwogen in acht te nemen.