ECLI:NL:RBMNE:2013:3479

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
21 augustus 2013
Zaaknummer
690371-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige buiten echt

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 maart 2011 tot en met 21 april 2011 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een meisje dat toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De zaak kwam aan het licht na een melding van de moeder van het slachtoffer, die aangaf dat haar dochter seksueel was misbruikt door een overbuurman. Na een aangifte door het slachtoffer en het verhoor van verschillende getuigen, werd de verdachte op 13 februari 2012 aangehouden.

Tijdens de rechtszitting heeft de rechtbank de verklaringen van zowel het slachtoffer als de verdachte zorgvuldig gewogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorafgaand aan zijn eerste verhoor niet de mogelijkheid heeft gekregen om een advocaat te consulteren, waardoor dit verhoor van het bewijs werd uitgesloten. De rechtbank oordeelde dat de overige handelingen, zoals het knijpen in en likken van de borsten van het slachtoffer, wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat bepaalde handelingen, zoals het masseren en zoenen, niet als ontuchtig konden worden aangemerkt.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, die voorwaardelijk werd opgelegd, en een werkstraf van 100 uren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder voor een zedenmisdrijf was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde handelingen en de impact daarvan op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 07.690371-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 augustus 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op[geboortedatum 1] te[geboorteplaats],
wonende te [adres], [postcode][woonplaats].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 15 januari 2013, waarbij verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam. Het onderzoek ter terechtzitting is hervat op 30 juli 2013, op welke datum de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden. Verdachte is wederom verschenen, bijgestaan door mr. S.F.J. Smeets voornoemd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kamper en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot en met 21 april 2011 te [woonplaats], gemeente Noordoostpolder, met [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het masseren van de rug en/of nek en/of buik en/of bovenbenen en/of billen van die[slachtoffer] en/of
- het zoenen (op de mond) van die[slachtoffer] en/of
- het knijpen in en/of bijten in en/of likken van de borst(en) en/of tepel(s) van die[slachtoffer] en/of
- het strelen en/of aanraken van de schaamstreek en/of het schaamhaar van die[slachtoffer] en/of
- het betasten en/of aftrekken van zichzelf in het bijzijn van die[slachtoffer].
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Op 6 september 2011 meldde [A] dat haar minderjarige dochter, [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2], seksueel was misbruikt door een overbuurman. [A] en [slachtoffer] hebben toen een informatief gesprek gehad met de zedenrechercheurs.
Op 22 september 2011 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan.
Verdachte is op 13 februari 2012 aangehouden en op 13 en 14 februari 2012 als verdachte gehoord.
In de periode tussen de aangifte en het aanhouden van verdachte zijn verschillende getuigen gehoord.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft daarbij verwezen naar de aangifte en de verklaring van verdachte zelf. Tevens heeft zij erop gewezen dat aangeefster het likken van de tepel heeft benoemd aan [B]. Dit is gehoord door het broertje van aangeefster die het aan zijn moeder heeft verteld.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, zoals vervat in een pleitnota, gesteld dat het feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het eerste verhoor van verdachte dient te worden uitgesloten van het bewijs, omdat niet is voldaan aan de Salduzvoorwaarden.
Er is onduidelijkheid over de datum waarop het incident zich zou hebben afgespeeld. De mogelijkheid bestaat dat dit na 22 april 2011 is geweest, waarmee de strafwaardigheid aan de handelingen ontvalt.
Daarnaast kan niet bewezen worden dat de beweerde handelingen hebben plaatsgevonden en zover er al handelingen hebben plaatsgevonden dat deze een ontuchtig karakter droegen.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte voorafgaand aan zijn eerste verhoor niet de mogelijkheid heeft gekregen een advocaat te consulteren. Ook heeft hij niet ondubbelzinnig afstand gedaan van dit recht op consultatiebijstand, zodat dit eerste verhoor van verdachte van het bewijs zal worden uitgesloten. Voorafgaand aan de volgende verhoren van verdachte heeft hij wel een advocaat kunnen consulteren, zodat de verdere verhoren van verdachte wel tot het bewijs gebezigd kunnen worden.
Aangeefster heeft verklaard dat zij elk weekend bij verdachte bleef slapen. Op een gegeven moment sliep zij in het bed van verdachte en lag hij vlak achter haar. Verdachte heeft haar rug, nek, buik en de binnenkant van haar benen gemasseerd. De handelingen vonden plaats van begin maart 2011 tot begin april 2011, iedere nacht in het weekend. Volgens aangeefster dronk verdachte veel alcohol, wel tien biertjes op een dag. Hij werd daar knuffelig en aanhankelijk van. Hij sloeg dan een arm om aangeefster heen en wilde daar ook een kusje bij. Deze gaf hij haar dan op haar mond. In het laatste weekend heeft verdachte aan aangeefster gevraagd of hij voor moest doen hoe aan de tepel van een meisje gelikt moest worden. Dit vroeg hij omdat aangeefster op dat moment een vriendin had. Zij heeft gezegd dat hij dat niet moest doen, maar verdachte deed dit wel. Hij heeft haar rechterborst en tepel gelikt en hierin gebeten. Ook heeft hij in haar borst geknepen. Toen hij hiermee stopte, schoof hij zijn hand naar beneden, naar haar vagina. Aangeefster had haar schaamhaar geschoren en verdachte merkte hierover op dat mannen korte haren fijn vinden tijdens de seks. Ook heeft verdachte zich volgens aangeefster in de genoemde periode twee keer afgetrokken toen zij naast hem op bed lag. Zij voelde het bed bewegen en hoorde verdachte kreunen en hijgen. Aangeefster heeft aan[B], een vriend, verteld wat haar was overkomen. Haar broertje had dit gehoord en aan haar moeder verteld. Vervolgens heeft aangeefster ook haar moeder ingelicht. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster in zijn woning in [woonplaats] gemasseerd heeft. Dit was meestal beneden, maar ook boven op bed. Hij heeft haar schouders, nek, rug, dijbenen, de achterzijde van haar bovenbeen en haar hamstrings gemasseerd. Ook heeft hij een keer haar buik ingesmeerd. Het is meermalen voorgekomen dat hij haar gemasseerd heeft terwijl hij bier had gedronken, ook wel nadat hij een half krat bier ophad. Verdachte geeft aan dat er momenten zijn geweest, waarvan hij zich door het gebruik van bier niet meer kan herinneren wat hij gedaan heeft. Het zoenen op de mond werd door aangeefster zelf gedaan volgens verdachte, maar heeft wel plaatsgevonden. Verdachte heeft met betrekking tot hetgeen aangeefster heeft gezegd over het knijpen, bijten en likken van de borst en/of tepel verklaard dat hij zich dit wel kan voorstellen en dat daar iets in kan zitten. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij een keer zijn hand op haar buik heeft gelegd om haar te laten zien hoever iemand bij haar kon gaan. Hij schoof met zijn hand langzaam naar beneden richting de rand van haar slipje bij haar haren. Hij heeft haar schaamhaar maar één keer aangeraakt. Ook heeft verdachte verklaard dat het goed mogelijk is dat hij heeft gemasturbeerd terwijl aangeefster nog bij hem in bed lag. Hij doet dat namelijk vaker als hij wakker is. Het spijt hem als zij op dat moment ook wakker was. [3]
Door de raadsman is aangevoerd dat onduidelijk is op welke data de handelingen van verdachte plaats hebben gevonden, waardoor het mogelijk is dat dit na haar zestiende verjaardag is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat aangeefster duidelijk heeft verklaard dat de handelingen voor haar zestiende verjaardag hebben plaatsgevonden. Zij heeft immers verklaard dat het begin april 2011 eindigde en dat zij op 22 april 2011 zestien jaar oud werd en dat het allemaal is gebeurd toen zij 15 jaar oud was. Na begin april 2011 is zij niet meer bij verdachte geweest. Zij relateert dit aan de datum waarop de relatie met haar eerste vriendin ontstond.
De moeder van aangeefster, [A], heeft verklaard dat aangeefster vanaf ongeveer de tweede week van april 2011 niet meer bij verdachte is geweest. Zij weet dit, omdat dit kort voor de verjaardag van aangeefster was. Aangeefster had haar toen als reden gegeven dat één van de zoontjes van verdachte begon te puberen en zij dat heel vervelend vond. Pas later heeft [A] over de ten laste gelegde feiten gehoord. [4] Anders dan de raadsman stelt heeft zij dus het einde van het contact tussen aangeefster en verdachte niet gekoppeld aan het moment dat verdachte aan de deur kwam om geld terug te vragen, maar heeft zij duidelijk aangegeven dat aangeefster reeds voor haar zestiende verjaardag niet meer bij verdachte kwam. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de handelingen in kwestie in de ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden.
Met betrekking tot het masseren van de billen, zoals ten laste is gelegd, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is dat deze handeling(en) heeft of hebben plaatsgevonden. Aangeefster noch verdachte hebben daarover verklaard.
De rechtbank is, gelet op de verklaringen van aangeefster en van verdachte, van oordeel dat de overige handelingen die op de tenlastelegging zijn omschreven, wel hebben plaatsgevonden en ziet zich voor de vraag gesteld of deze handelingen ontuchtig zijn geweest.
Ten aanzien van het masseren van de verschillende lichaamsdelen en het geven van een zoen op de mond, is de rechtbank van oordeel dat deze handelingen, gelet op de setting waarin deze hebben plaatsgevonden, te weten masseren wegens pijnklachten en het geven van een zoen bij een begroeting, niet als ontuchtige handelingen aangemerkt kunnen worden, zodat verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het betasten en/of aftrekken van zichzelf in het bijzijn van aangeefster, is de rechtbank van oordeel dat, hoewel verdachte heeft verklaard te hebben gemasturbeerd in het bijzijn van aangeefster, ook dit onderdeel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank verwijst daarbij naar een arrest van de Hoge Raad d.d. 30 november 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AQ0950), waaruit volgt dat de enkele omstandigheid dat de seksuele gedragingen zijn verricht in het bijzijn van de minderjarige dit nog geen ontucht plegen
metdie minderjarige oplevert. Bijzondere omstandigheden die in het onderhavige geval tot een ander oordeel zouden moeten leiden, heeft de rechtbank in het dossier niet aangetroffen. Daarbij komt in dit geval dat[slachtoffer] volgens haar eigen verklaring op die momenten met de rug naar verdachte toe lag en er op dat moment geen blijk van gaf te merken dat hij masturbeerde.
Met betrekking tot de overige ten laste gelegde handelingen (het knijpen in, bijten in en likken van de borsten en/of tepels van aangeefster en het aanraken van de schaamstreek en/of schaamhaar van aangeefster) merkt de rechtbank op dat de verklaring van aangeefster zeer gedetailleerd is. Verdachte heeft het aanraken van het schaamhaar bekend en over de borsten en de tepels verklaard dat dit goed mogelijk is. Uit het dossier blijkt voldoende dat verdachte indertijd grote hoeveelheden alcohol tot zich nam, waardoor hij zich niet alles goed herinnert. Gelet op zijn verklaring dat de handelingen met de borst en/of tepel van aangeefster kan kloppen, en [B] [5] en aangeefsters moeder dit zo ook van haar hebben gehoord, volgt de rechtbank hierin de verklaring van aangeefster. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen, alleen al vanwege de aard van de handelingen, niet anders gezien kunnen worden dan ontuchtig. Dat aangeefster destijds bijna de leeftijd van zestien jaar had bereikt, doet aan het ontuchtig karakter niet af. Ook de verklaring van verdachte dat hij haar haar grenzen wilde leren kennen, ontneemt aan deze handelingen niet hun ontuchtig karakter.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de onder het derde en vierde gedachtestreepje genoemde handelingen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 1 maart 2011 tot en met 21 april 2011 te [woonplaats], gemeente Noordoostpolder, met [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het knijpen in en bijten in en likken van de borst en/of tepel van die[slachtoffer] en
- het aanraken van de schaamstreek en/of het schaamhaar van die[slachtoffer].
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 maanden, met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact.
Zij heeft daartoe aangegeven dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van aangeefster en dat hij een inbreuk heeft gemaakt op haar seksualiteit. Er is sprake van een groot leeftijdsverschil. Hij heeft haar in zijn bed laten slapen, terwijl hij haar dit als volwassene had moeten verbieden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, niet uitgelaten over een op te leggen straf.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft gesteld dat hij het slachtoffer wilde leren haar grenzen aan te geven. Hij heeft haar op zijn wijze seksuele voorlichting proberen te geven. De manier waarop hij dit heeft gedaan is zeer ongepast en onverstandig geweest. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarig buurmeisje dat geregeld bij hem verbleef. Hij heeft door het plegen van deze handelingen de persoonlijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast en heeft inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat zijn buurmeisje in hem moest kunnen stellen. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke zedendelicten daarvan langdurig geestelijke schade (kunnen) ondervinden.
De rechtbank heeft er, in het voordeel van verdachte, bij het bepalen van een straf tevens rekening mee gehouden dat het slachtoffer niet lang na de gepleegde handelingen de leeftijd van zestien jaar had bereikt, waarna de handelingen, in elk geval onder artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht, niet meer strafbaar zouden zijn.
De rechtbank heeft, in het voordeel van verdachte, rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 23 juli 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een zedenmisdrijf is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 16 augustus 2012, opgemaakt door A. Kers-de Haan en A. van de Boer, respectievelijk reclasseringswerker en leidinggevende van Reclassering Nederland. Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte verschillende criminogene factoren – al dan niet in ernstige mate – aanwezig zijn. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag gemiddeld. De reclassering heeft geadviseerd om verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke (gevangenis)straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, behandelverplichting en andere voorwaarden het gedrag betreffende.
De rechtbank houdt er rekening mee dat het rapport niet heel actueel meer is, maar acht zich wel voldoende voorgelicht door dit rapport.
Verdachte heeft laten weten niet gemotiveerd te zijn om mee te werken aan de voorgestelde bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet daarom geen meerwaarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf.

9.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] – daartoe vertegenwoordigd door [A] – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 800,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 500,00 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde feit.
Hoewel de verdediging de vordering van de benadeelde partij niet heeft weersproken, stelt de rechtbank de hoogte van de (immateriële) schade in redelijkheid vast op een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 21 april 2011.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in zoverre toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het meer gevorderde een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- legt aan verdachte op een
werkstrafvoor de duur van
100 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 21 april 2011, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mrs. D.A.C. Koster en S.E. Bins-van Waegeningh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 augustus 2013.
Mr. drs. S.M. van Lieshout is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2011061945, doorgenummerd 1 tot en met 100.
2.Pagina’s 15 tot en met 25.
3.Pagina’s 63, 65, 67, 71 en 72.
4.Pagina’s 82, 83 en 84.
5.Pagina 86