ECLI:NL:RBMNE:2013:3270

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
8 augustus 2013
Zaaknummer
AWB-12_4573
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring inzake splitsingsvergunning en belanghebbendheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de niet-ontvankelijkheid van een eiser in zijn bezwaar tegen een splitsingsvergunning. De eiser, huurder van een woning, was van mening dat de splitsingsvergunning, verleend aan een derde partij, invloed had op zijn woonrecht en woonsituatie. De rechtbank oordeelde dat de woonsituatie van de eiser niet was gewijzigd en dat zijn woonrecht werd geëerbiedigd. De rechtbank stelde vast dat de splitsingsvergunning slechts publiekrechtelijke toestemming verleende voor de splitsing van het pand in appartementsrechten en dat dit geen rechtstreeks belang voor de eiser met zich meebracht. De rechtbank nam daarbij de relevante wetgeving in acht, waaronder artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt wie als belanghebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, omdat de splitsingsvergunning geen wijziging in zijn woonsituatie teweegbracht. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de verweerder om de eiser niet-ontvankelijk te verklaren in zijn bezwaar. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 12/4573
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2013 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W.J.H. Wenselaar),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. N.T.J. Oosterwegel).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij] , te [woonplaats] (hierna: [derde-partij] ).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juni 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder een splitsingsvergunning verleend aan [derde-partij] voor het splitsen van het gebouw aan de [adres 1] en [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] te [woonplaats] in acht appartementsrechten.
Bij besluit van 29 oktober 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2013. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij is in persoon verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek op 21 juni 2012 met toepassing van artikel 8:68, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heropend. Op 23 juli 2013 heeft er nogmaals een onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Het onderzoek is vervolgens gesloten.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1.
De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2.
Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekendgemaakt voor 1 januari 2013.
3.
De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiser is huurder van de woonruimte aan de [adres 5] te [woonplaats] . Voor het gebouw [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] en het aangrenzende gebouw aan de [adres 1] , kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer] , waarin zich op de tweede verdieping de woning van eiser bevindt, heeft verweerder aan [derde-partij] ingevolge artikel 33 van de Huisvestingswet in samenhang met artikel 3.2.3 van de Regionale Huisvestingsverordening Bestuur Regio Utrecht een splitsingsvergunning verleend voor de splitsing van het gebouw in acht appartementsrechten. Het gebouw [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] en het aangrenzende gebouw aan de [adres 1] is in eigendom van [naam] B.V. (hierna: [naam] ). De door eiser gehuurde woning wordt op de splitsingstekening aangeduid als appartement [naam] .
4.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat hij niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
5.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij wel belanghebbende is nu de splitsingsvergunning een wijziging in zijn woonrecht en woonsituatie teweeg brengt. Eiser voert daartoe aan dat de bij de vergunning behorende splitsingstekening niet overeenkomt met de situatie zoals deze is opgenomen in de huurovereenkomst en dat hij naar aanleiding daarvan mogelijk naast [naam] ook de Vereniging van Eigenaren (VvE) als verhuurder zal krijgen nu een deel van het woonrecht, zijnde een tweede slaapkamer, een berging, een deel van de gang en de privé buitenruimte buiten het bij splitsing ontstane appartement [naam] vallen. Ook is een deel van het gehuurde dakvlak ten onrechte niet ingetekend op de splitsingsvergunning, aldus eiser. Voorts heeft eiser aangevoerd dat zijn woning door de splitsingsvergunning vier huisnummers heeft gekregen, te weten [huisnummer 1] , [huisnummer 2] , [huisnummer 3] en [huisnummer 4] , waardoor hij mogelijk zal worden aangeslagen voor heffingen en belastingen voor vier woonruimtes. Ter zitting heeft eiser nog aangevoerd dat zijn woonsituatie is aangetast doordat er werkzaamheden in de woning hebben plaatsgevonden die zijn verricht om aan de eisen voor de splitsingsvergunning te voldoen, zoals het verplaatsen van de opgang van de [straat] naar de [straat] en verbouwingen te weten het realiseren van nieuwe kamers en een ander washok, een andere trap en een blok in de woonkamer.
6.
Verweerder heeft zich, onder verwijzing naar uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 12 februari 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BL4138) en 30 juni 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BM9680) op het standpunt gesteld dat eiser niet kan worden aangemerkt als belanghebbende omdat de splitsingsvergunning het woonrecht van eiser eerbiedigt en niet van invloed is op de woonsituatie van eiser.
7.
Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
8.
Zoals de ABRvS onder meer in de onder punt 5 genoemde uitspraken heeft overwogen, is voor de beoordeling van de vraag of een huurder belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, bepalend in hoeverre de splitsingsvergunning van invloed is op zijn woonsituatie en in hoeverre die vergunning zijn woonrecht eerbiedigt.
9.
De rechtbank stelt - in navolging van de ABRvS - voorop dat de splitsingsvergunning slechts voorziet in publiekrechtelijke toestemming om de eigendom van het pand om te zetten in appartementsrechten (zie bijvoorbeeld de hiervoor genoemde uitspraak van de ABRvS van 30 juni 2010). Het besluit van 21 juni 2012 kan weliswaar mogelijke gevolgen met zich brengen tussen eiser en de eigenaar van het pand, maar dit levert eiser niet zonder meer een rechtstreeks bij de splitsingsvergunning betrokken belang op.
10.
Ten aanzien van de stelling van eiser dat hij meerdere verhuurders kan krijgen in de toekomst overweegt de rechtbank dat, zoals blijkt uit de na de hoorzitting van 28 december 2012 gewijzigde splitsingstekening, hetgeen door eiser wordt gehuurd is ondergebracht in één appartement. [derde-partij] heeft de tekening na de zitting op 9 april 2013 nog gewijzigd, omdat het dakvlak niet juist/correct was ingetekend. Wat er verder van die laatste wijziging ook zij, uit de tekening blijkt dat geen mogelijkheid bestaat dat eiser meerdere verhuurders zal krijgen. De splitsingstekening omvat namelijk de omvang van het appartement van eiser zoals weergegeven in de huurovereenkomst. Het feit dat het dakterras niet is ingetekend levert geen aantasting op van eisers woonrecht, omdat de splitsingsvergunning niet kan afdoen aan hetgeen volgens de huurovereenkomst geldt tussen eiser en de verhuurder. Dat partijen daarover van mening verschillen maakt dat niet anders. De procedure over de splitsingsvergunning is er immers niet voor bedoeld om huurgeschillen te beslechten. De grond slaagt niet.
11.
Ten aanzien van de in de woning uitgevoerde werkzaamheden overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft in de vergunning als voorwaarde opgenomen dat de voorzieningen, zoals die in de bijlage bij de vergunning zijn opgesomd, moeten worden getroffen voor 21 december 2012. De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de voorzieningen die voor de splitsingsvergunning getroffen moesten worden van invloed zijn op de woonsituatie van eiser.
Immers betroffen deze voorzieningen werkzaamheden aan het casco van het gebouw en de scheidingsconstructie van een aantal van de appartementen, het aanleveren van een goedkeuringsrapportage voor elektrische- en gasinstallaties en het aanleveren van een geluidsmetingrapportage in verband met de scheiding van bedrijf met wonen op de begane grond en eerste verdieping. Deze werkzaamheden hadden betrekking op het onderhoud van het pand dat nodig was om aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 te voldoen. (Andere) werkzaamheden die door de omgevingsvergunning voor de bouwkundige splitsing zijn vergund kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. De grond slaagt niet.
12.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat door de splitsingsvergunning met bijbehorende tekening geen wijziging in de woonsituatie wordt gebracht of het woonrecht van eiser niet wordt geëerbiedigd. Immers eiser blijft huurder van dezelfde woning inclusief het dakvlak en tussen partijen is niet in geschil dat de daartoe gesloten huurovereenkomst gehandhaafd blijft.
13.
Ten aanzien van de verandering van de huisnummers overweegt de rechtbank dat aan deze verandering een huisnummerbesluit van 7 maart 2012 ten grondslag ligt. Dit besluit is genomen op basis van de omgevingsvergunning voor de bouwkundige splitsing (HZ_WABO-11-02689). Tegen dit besluit konden belanghebbenden binnen zes weken bezwaar maken. De rechtbank overweegt dat de huisnummering dus geen onderdeel uitmaakt van het thans bestreden besluit en het bezwaar van eiser voor zover dit is gericht tegen het wijzigen van de huisnummers daarom in deze procedure niet aan de orde kan komen. Ten overvloede wijst de rechtbank er nog op dat, hoewel verweerder heeft aangegeven dat het huisnummerbesluit gehandhaafd blijft, eveneens door verweerder is aangegeven dat eiser woont en ingeschreven staat op de [huisnummer 3] , waardoor eiser dus één huisnummer houdt. De grond slaagt niet.
14.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de woonsituatie van eiser niet wordt gewijzigd door het verlenen van de splitsingsvergunning aan [derde-partij] .
15.
Nu de woonsituatie van eiseres niet wordt gewijzigd en het woonrecht geëerbiedigd blijft door de splitsingsvergunning, is eiser geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb bij deze vergunning. Gelet hierop heeft verweerder eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
16.
Nu verweerder eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar, behoeven de in beroep aangevoerde inhoudelijke gronden geen bespreking.
17.
Het beroep van eiser zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. ter Brugge, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.