ECLI:NL:RBMNE:2013:3051

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
29 juli 2013
Zaaknummer
661022-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een mes in Lelystad

Op 23 juli 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 14 april 2012 in Lelystad, waar de verdachte, na een woordenwisseling, de aangever met een mes heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks een beroep op noodweer, zich had kunnen distantiëren op het moment dat de aangever viel en ontwapend was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet en met kracht heeft gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen bij de aangever. De rechtbank heeft de tenlastelegging aangepast om een vergissing te corrigeren, waarbij het gebruik van een mes expliciet werd vermeld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en heeft het beroep op noodweer verworpen, omdat er geen sprake was van een gerechtvaardigde verdediging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en moest een schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft ook beslist over het beslag van de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een mes en een breekijzer, en heeft de teruggave van kleding aan de aangever gelast.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 07.661022-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 juli 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Aruba (Nederlandse Antillen),
wonende te [adres],[postcode] [woonplaats].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 31 juli 2012, waarbij verdachte niet is verschenen, maar zijn raadsman mr. A. Taner, advocaat te Lelystad wel. Het onderzoek ter terechtzitting is opnieuw aangevangen op 23 oktober 2012, waarbij verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. A. Taner, voornoemd. Op 9 juli 2013 is het onderzoek ter terechtzitting opnieuw aangevangen, op welke datum de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden. Verdachte is wederom verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. A. Taner, voornoemd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.C.M. Poland en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 april 2012 in de gemeente Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, (telkens) met kracht (terwijl die [slachtoffer]met zijn rug op de trap lag) voornoemde [slachtoffer]in de (onder)buik en/of in de (linker)(boven)arm en/of het (linker)schouderblad en/of het (linker)been, in elk geval in het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 april 2012 in de gemeente Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd[slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, (telkens) met kracht (terwijl die [slachtoffer]met zijn rug op de trap lag), voornoemde [slachtoffer]in de (onder)buik en/of in de (linker)(boven)arm en/of het (linker)schouderblad en/of het (linker)been, in elk geval in het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten gevolge van een kennelijke vergissing is tussen “(telkens) met kracht (terwijl die[slachtoffer] met zijn rug op de trap lag)” en “voornoemde [slachtoffer](…) heeft gestoken” niet opgenomen “met een mes”. Nu uit het dossier voldoende duidelijk is dat er met een mes is gestoken en dit ook voor verdachte en diens raadsman voldoende kenbaar is geweest, zal de rechtbank deze vergissing herstellen door te lezen “(telkens) met kracht (terwijl die[slachtoffer] met zijn rug op de trap lag) met een mes, voornoemde [slachtoffer](…) heeft gestoken”. De Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging voorts een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
Op 14 april 2012 is bij de meldkamer van politie Flevoland de melding binnengekomen van een ruzie op het adres Hemmeland 17 te Lelystad, waarbij gestoken zou zijn. Ter plaatse is onderzoek ingesteld en werd door een aantal personen aangegeven dat verdachte gestoken had. Hierop is verdachte aangehouden. In de woning werd[slachtoffer] gewond aangetroffen. Hij is naar het ziekenhuis overgebracht.
Verschillende getuigen zijn gehoord. Verdachte is op 15 en 17 april 2012 gehoord.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft daarbij aangegeven dat verdachte bekend heeft dat hij[slachtoffer] heeft gestoken met een mes.[slachtoffer] heeft daardoor ernstige steekwonden opgelopen. Het is niet aan verdachte te danken dat[slachtoffer] het heeft overleefd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een beroep op noodweer gedaan, zoals hierna onder 7 wordt besproken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij, na een woordenwisseling met verdachte die daarbij een mes in zijn handen had, de trap af is gelopen met in zijn hand een breekijzer dat in krantenpapier gewikkeld was, om zichzelf tegen verdachte te beschermen. Toen hij onderaan de trap op de eerste verdieping stond, stond verdachte op de trap tussen de begane grond en de eerste verdieping op de derde tree van boven. Verdachte stond hierdoor ongeveer een meter bij aangever vandaan. Op een gegeven moment is het breekijzer, dat aangever in zijn handen had, uit zijn handen en van de trap af gevallen. Aangever viel achterover tegen de trap naar de tweede verdieping. Vervolgens boog verdachte zich naar voren en begon met kracht op aangever in te steken. De eerste keer raakte het mes hem in zijn onderbuik. In totaal heeft verdachte aangever zeven keer gestoken, één keer in zijn buik, twee keer op de linkerbovenarm, twee keer op het linkerschouderblad en twee keer op het linkeronderbeen. Op een gegeven moment kon aangever aan verdachte ontkomen en is hij de trap opgevlucht. [1]
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat aangever een scherp begrensde open wond van circa 3,5 centimeter in de buik heeft en een wond van circa 3 centimeter ter hoogte van de bovenkant van het linker schouderblad, een diepe openstaande scherpbegrensde wond aan de buitenzijde van de linkerbovenarm en aan de voorzijde van het linkeronderbeen twee in V-vorm in elkaar overlopende open wonden van circa 3 centimeter. Alle wonden passen bij steekwonden. [2]
Verdachte heeft verklaard dat toen hij thuiskwam hij zag dat aangever zijn kamer in rende en terugkwam met in zijn rechterhand een lang voorwerp in krantenpapier gewikkeld. Verdachte dacht dat dit een breekijzer was. In zijn linkerhand had aangever ook een voorwerp dat in krantenpapier was gewikkeld. Verdachte besloot naar aangever toe te lopen om aangever niet de ruimte te geven met het breekijzer te slaan. Toen hij twee traptreden van aangever verwijderd was, heeft deze met het breekijzer een slaande beweging gemaakt en werd verdachte met het breekijzer op zijn hoofd geslagen. Hierop heeft verdachte aangever aan zijn broekspijp onderuit getrokken. Aangever liet daarop het breekijzer en het andere voorwerp vallen en probeerde achterwaarts gehurkt de trap op te komen. Verdachte zag dat het andere voorwerp een mes betrof. Hij raakte de kluts kwijt en heeft vervolgens aangever één of meerdere keren gestoken, zonder te weten waar hij aangever raakte. Hierna heeft hij aangever laten vluchten. [3]
De rechtbank is van oordeel dat uit het bewijs voldoende duidelijk blijkt dat verdachte aangever heeft gestoken met een mes. Door de wijze van steken, te weten met kracht en zonder op te merken waar hij aangever raakte, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever door zijn handelwijze om het leven kon komen. Verdachte heeft aangever immers geraakt op delen van het lichaam waar zich ook vitale organen bevinden. Verdachte heeft bovendien een aanzienlijk aantal malen op deze wijze op aangever ingestoken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 14 april 2012 in de gemeente Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, telkens met kracht terwijl die [slachtoffer]met zijn rug op de trap lag, met een mes, voornoemde [slachtoffer]in de buik en in de linkerbovenarm en het linkerschouderblad en het linkerbeen heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Van het onder primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Primair: poging tot doodslag.

7.STRAFBAARHEID

Door de raadsman is een beroep op noodweer gedaan, omdat verdachte eerst door aangever op zijn hoofd was geslagen met een breekijzer. Bovendien is het aannemelijk dat het mes waarmee gestoken is, van aangever afkomstig is, nu dit mes evenals het breekijzer in krantenpapier afkomstig van dezelfde krant was gewikkeld. Er is sprake geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte. Het steken met het mes door verdachte was proportioneel en ook aan de eisen van subsidiariteit is voldaan.
De officier van justitie heeft gesteld dat er geen gerechtvaardigd beroep op noodweer dan wel noodweerexces kan worden gedaan omdat verdachte zich had kunnen distantiëren op het moment dat[slachtoffer] was gevallen. Indien er al sprake zou zijn van een noodweersituatie is er niet proportioneel gehandeld door verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een noodweersituatie. Uit het dossier kan weliswaar worden afgeleid dat verdachte mogelijk door aangever op het hoofd is geslagen met een breekijzer, maar tevens dat aangever reeds ontwapend was op het moment dat verdachte op hem in heeft gestoken. Bovendien lag aangever op zijn rug op de trap, zodat ook daaruit niet blijkt van een voortgezette aanval door aangever. Op het moment van steken was er voor verdachte derhalve geen reden meer om zich te verdedigen en had hij weg kunnen lopen.
De rechtbank overweegt ten overvloede dat zelfs indien er sprake zou zijn geweest van een vechtpartij tussen verdachte en aangever (zoals door verdachte is gesteld), het handelen van verdachte disproportioneel is geweest. Verdachte heeft meermalen met een mes op aangever ingestoken, terwijl aangever op dat moment geen wapens (meer) had.
De rechtbank verwerpt derhalve het noodweerverweer.
Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Hierbij heeft zij rekening gehouden met de omstandigheid dat[slachtoffer] ook een substantiële bijdrage heeft geleverd aan het geweld en het voortduren hiervan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat indien een straf wordt opgelegd er rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Door dit feit is hij onder meer zijn woning en zijn werk kwijtgeraakt. De raadsman heeft verzocht om een straf gelijk aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank acht het bewezenverklaarde buitengewoon ernstig. Verdachte heeft bewust het risico aanvaard dat hij aangever, het meest fundamentele recht, te weten het recht op leven, zou kunnen ontnemen doordat hij heeft gestoken met een mes in vitale delen van het lichaam. Het feit heeft zich afgespeeld in de woning waar het slachtoffer en verdachte gezamenlijk woonden. De woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door het handelen van verdachte heeft het slachtoffer verwondingen opgelopen en zich uiterst onveilig gevoeld. Dit neemt de rechtbank verdachte ernstig kwalijk.
De rechtbank heeft in het nadeel van verdachte rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 3 mei 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank zal mitsdien een hogere onvoorwaardelijke straf opleggen dan het onvoorwaardelijke deel van de straf die door de officier van justitie is geëist.

9.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen kleding van[slachtoffer] aan hem te retourneren en het inbeslaggenomen breekijzer en mes te onttrekken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op het “overzicht afwikkeling inbeslaggenomen goederen” vermelde voorwerpen, te weten een breekijzer en een mes moeten worden onttrokken aan het verkeer, omdat met behulp van deze voorwerpen het onder primair bewezen verklaarde feit is begaan of voorbereid en dit voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan[slachtoffer] gelasten van de aan hem toebehorende op “het overzicht afwikkeling inbeslaggenomen goederen” vermelde voorwerpen, te weten de kleding.

10.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft[slachtoffer] – daartoe vertegenwoordigd door mr. G.Th. Offreins – zich op 3 mei 2012 als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 1850,00 immateriële schade en € 75,00 materiële schade (kleding). Daarnaast vordert benadeelde vergoeding van de eigen bijdrage van € 127,00 voor kosten rechtsbijstand. De totale vordering bedraagt derhalve € 2.052,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer] toe te wijzen met toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij[slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder primair bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1925,00, bestaande uit € 1.850,00 immateriële schade en € 75,00 materiële schade. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in zoverre toewijsbaar.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom ter hoogte van € 1.925,00 ten behoeve van de benadeelde partij.
Daarnaast zal de rechtbank de gevorderde kosten voor rechtsbijstand ten bedrage van € 127,00 toewijzen.

11.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat onder primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit zoals hierboven onder 6 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de datum waarop dit vonnis onherroepelijk wordt;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op het “overzicht afwikkeling inbeslaggenomen goederen” vermelde voorwerpen, te weten een breekijzer en een mes;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende[slachtoffer] van op de op het “overzicht afwikkeling inbeslaggenomen goederen” vermelde voorwerpen, te weten kleding;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij[slachtoffer], wonende te Lelystad, van een bedrag van € 1925,00 (zegge: negentienhonderd en vijfentwintig euro) en vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 14 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op € 127,00;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.925,00 ten behoeve van het slachtoffer[slachtoffer] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Vegter, voorzitter, mrs. D.A.C. Koster en M.C. Stoové, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juli 2013.
Mr. M.C. Stoové is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het door[verbalisant 1], aspirant van politie Flevoland, district Noord op 16 april 2012 in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, nummer PL2527 2012026322-1, houdende een proces-verbaal van aangifte, pagina’s 4 en 5.
2.De geneeskundige verklaring betreffende[slachtoffer] opgemaakt op 25 april 2012 door S. van den Berg, arts van G.G.D. Flevoland.
3.Het door[verbalisant 2], hoofdagent van politie Flevoland, district Noord op 15 april 2012 in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, nummer PL2525 2012026322-14, houdende een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 3.