ECLI:NL:RBMNE:2013:2014

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16-700450-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting van slachtoffers in de prostitutie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel. De verdachte had een relatie met twee vrouwen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en werd ervan beschuldigd hen te dwingen hun prostitutie-inkomsten aan hem af te staan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een lange periode, van 2001 tot 2012, zijn slachtoffers onder druk zette en hen emotioneel afhankelijk maakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gebruik maakte van geweld, bedreigingen en misleiding om zijn slachtoffers in de prostitutie te houden en hen te dwingen hun verdiensten aan hem af te geven. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat de slachtoffers vrijwillig in de prostitutie werkten. De verdachte werd schuldig bevonden aan meerdere feiten van mensenhandel en kreeg een gevangenisstraf van zeven jaar opgelegd. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers, die aanzienlijke financiële en emotionele schade hadden geleden door zijn handelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16.700450-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 11 april 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [1971],
gedetineerd in het Huis van Bewaring Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting, laatstelijk op 28 maart 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. M. Lochs, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is op de terechtzitting van 28 maart 2013 gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich in de periode van 1 september 2001 tot en met 24 april 2012 schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, door: [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te dwingen om in de prostitutie te (blijven) werken, door het opzettelijk voordeel trekken uit de opbrengsten van hun prostitutiewerk dan wel door hen te dwingen hem te bevoordelen uit die opbrengsten, alsmede door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] naar een ander land te brengen ten behoeve van prostitutiewerk.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende.
Ten aanzien van [slachtoffer 1] kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de feiten 1 tot en met 5 heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij in eerste instantie op de verklaringen van [slachtoffer 1]. Deze verklaringen worden ondersteund door de verklaringen van getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6]. Voorts worden haar verklaringen ondersteund door het buurtonderzoek in Utrecht, het onderzoek naar de kamerhuur in Utrecht, de onderzoeksresultaten van het rechtshulpverzoek aan België, het financieel onderzoek, de vondst van het paspoort van [A] in de kluis van verdachte en de bevindingen van de politie. De officier van justitie is van mening dat alle ten laste gelegde gedragingen jegens [slachtoffer 1] wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en dat deze gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als te zijn gericht op het een ander beschikbaar stellen voor de prostitutie en uitbuiting. Voorts kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft bewogen de opbrengst van de prostitutiewerkzaamheden aan verdachte af te geven en dat hij opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de prostitutiewerkzaamheden.
Ten aanzien van [slachtoffer 2] kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de feiten 1 en 4 heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaringen van [slachtoffer 2] (welke de officier van justitie betrouwbaar acht). Deze verklaringen worden ondersteund door de verklaring van getuigen [slachtoffer 1] en [getuige 7]. Voorts worden haar verklaringen ondersteund door medische informatie ten aanzien van de borderline-problematiek van [slachtoffer 2], de bevindingen van de politie en de vondst van foto’s van onder anderen [slachtoffer 2] in een koffer van verdachte. De officier van justitie is van mening dat alle ten laste gelegde gedragingen jegens [slachtoffer 2] wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Verdachte heeft haar hierdoor bewogen zich beschikbaar te stellen voor de prostitutie, heeft haar hierdoor bewogen nagenoeg de hele opbrengst van haar prostitutiewerkzaamheden aan verdachte af te geven en heeft opzettelijk voordeel getrokken uit haar prostitutiewerkzaamheden.
Ten aanzien van [slachtoffer 3] kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de feiten 2 en 5 heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij zowel op de verklaringen van [slachtoffer 3] zelf als op de verklaringen van de getuigen [slachtoffer 1], [getuige 8], [getuige 9] en [getuige 10]. Deze verklaringen worden ondersteund door de tapgesprekken, het onderzoek naar [bedrijf] BV, het financieel onderzoek en de onderzoeksresultaten van het rechtshulpverzoek aan België. De officier van justitie acht niet geloofwaardig de verklaring van [slachtoffer 3] dat zij niet door verdachte is gedwongen in de prostitutie te werken en dat zij haar verdiensten zelf mocht houden. De officier van justitie is van mening dat de ten laste gelegde gedragingen jegens [slachtoffer 3] wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en dat deze naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als te zijn gericht op de uitbuiting van [slachtoffer 3]. Voorts kan worden bewezen dat verdachte haar heeft bewogen de opbrengst van haar prostitutiewerkzaamheden aan verdachte af te geven en dat hij opzettelijk voordeel heeft getrokken uit haar prostitutiewerkzaamheden.
Ten aanzien van [slachtoffer 3] kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte feit 3 heeft begaan. De officier van justitie is dan ook van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en verzoekt de rechtbank dan ook om verdachte daarvan vrij te spreken. De verdediging heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De verdediging heeft ten aanzien van [slachtoffer 1] bepleit dat op basis van het dossier niet de gerechtvaardigde conclusie kan worden getrokken dat [slachtoffer 1] gedurende haar huwelijk met verdachte door verdachte is gedwongen om in de prostitutie te werken, is uitgebuit en dat zij geen andere keuze had dan in de toestand van uitbuiting te blijven.
Ten eerste dienen vraagtekens te worden gezet bij de reden waarom [slachtoffer 1] aangifte heeft gedaan jegens verdachte. Uit het dossier blijkt dat zij de relatie met verdachte wilde verbreken en dat een ander haar heeft bewogen tot die aangifte. [slachtoffer 1] kan blijkens het dossier worden beschouwd als een mondige prostituee. De moeilijkheden die inherent zijn aan het beëindigen van een relatie moeten niet te gemakkelijk worden aangezien voor dwangmiddelen als bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. Het feit dat het voor [slachtoffer 1] lastig was om haar banden met verdachte te verbreken, hangt immers voor een belangrijk deel samen met het feit dat zij samen een kind hebben. Deze mogelijk deels ongewenste dan wel onvrijwillige verbondenheid maakt echter nog niet dat kan worden gesproken van een situatie van onvrijwilligheid ten aanzien van het al dan niet blijven in de prostitutie.
Ten tweede kunnen de in de tenlastelegging opgesomde gedragingen waaruit de dwang of misleiding zou hebben bestaan niet wettig en overtuigend worden bewezen.
De verklaring van [slachtoffer 1] dat zij haar geld moest afstaan aan verdachte vindt geen steun in enig ander bewijs dan een aantal getuigenverklaringen die de auditu zijn. Daarbij komt dat het in het licht van een huwelijk niet vreemd is een gezamenlijke huishouding te voeren en daarvoor financiële middelen uit inkomsten beschikbaar te stellen. Voorts blijkt uit het dossier dat verdachte ook heeft bijgedragen aan het gezinsinkomen.
Ten aanzien van de tatoeages van [slachtoffer 1] geeft het dossier geen blijk van enige dwang of drang. [slachtoffer 1] wilde zelf een tatoeage en vond de naam van verdachte een goed idee.
De verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte haar bankpas en haar telefoon zou hebben afgepakt vindt geen steun in enig ander bewijs.
Het dossier geeft geen blijk van een gewelddadig huwelijk. Verdachte en [slachtoffer 1] hebben aan het einde van hun huwelijk weliswaar heftige conflicten gehad, maar niet kan worden bewezen dat verdachte jegens [slachtoffer 1] geweld heeft gebruikt. En voor zover er een enkele keer door verdachte geweld zou zijn gebruikt, dan is dit geen dwangmiddel in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, nu dit geweld geen verband houdt met het door [slachtoffer 1] verrichte prostitutiewerk.
De verklaring van [slachtoffer 1] ten aanzien van de bedreigingen die verdachte jegens haar zou hebben geuit vinden geen steun in enig ander bewijs.
Dat verdachte hun dochter zou meenemen als zij hem zou verlaten, volgt niet zonder meer uit het dossier. Het is slechts een eigen invulling van [slachtoffer 1].
Het dossier geeft verder geen blijk van controle op [slachtoffer 1] door verdachte. [slachtoffer 1] ging voornamelijk zelfstandig van en naar haar werk. Nergens blijkt uit dat de telefonische contacten tussen verdachte en [slachtoffer 1] ter controle van [slachtoffer 1] waren. Voorts is het binnen een huwelijk niet vreemd om elkaar naar het werk te brengen en regelmatig met elkaar te bellen.
Kortom, er is geen sprake van het voor mensenhandel vereiste (oogmerk van) uitbuiting. Evenmin is er wat betreft de verdediging voldoende bewijs voor het gebruik van voor mensenhandel vereiste ongeoorloofde dwangmiddelen door verdachte. Nu er geen sprake is van uitbuiting, kan evenmin sprake zijn van het voordeel trekken uit die uitbuiting.
De verdediging is ten aanzien van [slachtoffer 2] eveneens van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft hiertoe primair aangevoerd dat zich in het dossier geen steunbewijs bevindt voor de verklaring van [slachtoffer 2] dat zij het slachtoffer was van mensenhandel door verdachte. Voor zover zich in het dossier wel steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 2] bevindt, gaat dit uitsluitend om zaken die niet in verband staan met verdachte. Dit betekent dat voor alle op de tenlastelegging opgesomde gedragingen waaruit de dwang of misleiding zou hebben bestaan, niet is voldaan aan het vereiste van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Dit brengt mee dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van een uitbuitingssituatie van [slachtoffer 2], laat staan dat verdachte haar daar met ongeoorloofde middelen in heeft gebracht. Het feit dat [slachtoffer 2] wel in de prostitutie werkte doet daaraan niet af.
De verdediging heeft subsidiair aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] als onvoldoende betrouwbaar moeten worden beschouwd. De rechtbank dient ten eerste behoedzaam om te gaan met haar verklaringen, nu er sprake is van een groot tijdsverloop tussen de periode waarin een en ander zich zou hebben afgespeeld en de periode waarin de verklaringen door haar zijn afgelegd. Ten tweede zijn de verklaringen van [slachtoffer 2] inconsistent en is er sprake van onduidelijkheden. Het is bovendien aannemelijk dat [slachtoffer 2] keuzes in het verleden probeert te verklaren vanuit haar verlatingsangst en het is dan ook de vraag in hoeverre feiten en fictie in haar verklaringen door elkaar zijn gaan lopen, mede gelet op haar borderline-stoornis en haar verleden. Voornoemde inconsistenties en onduidelijkheden zijn met name problematisch nu er voor de verklaringen van [slachtoffer 2] nauwelijks steunbewijs is.
Indien de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 2] wel bruikbaar acht, verzoekt de verdediging dat een psychologisch onderzoek wordt verricht ter beoordeling van de betrouwbaarheid van haar verklaringen.
De verdediging is ten aanzien van [slachtoffer 3] eveneens van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft hiertoe bepleit dat het dossier geen steun biedt voor de stelling van de officier van justitie dat [slachtoffer 3] zich in de ten laste gelegde periode in een situatie van mensenhandel heeft bevonden en evenmin dat verdachte zich ten aanzien van [slachtoffer 3] heeft bediend van de dwangmiddelen, als bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. [slachtoffer 3] ontkent dit zelf ten stelligste en de getuigen [getuige 8] en [getuige 9] ondersteunen voornoemde verklaring. Voorts wijzen ook de andere bevindingen uit het dossier niet op mensenhandel. Zo biedt het feit dat [slachtoffer 3] een tatoeage heeft met de naam van verdachte geen aanknopingspunt voor mensenhandel. Tevens blijkt nergens uit dat verdachte op enigerlei wijze (financieel) voordeel heeft genoten van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 3].
Kortom, van enige bemoeienis van verdachte met het prostitutiewerk van [slachtoffer 3] is niet gebleken en [slachtoffer 3] kan bovendien worden beschouwd als een mondige prostituee.
Indien de rechtbank dit verweer niet volgt, verzoekt de verdediging om aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting om [slachtoffer 3] als getuige ter zitting te horen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
4.3.1.1 Vaststelling van de feiten
Ten aanzien van de feiten 1 en 4
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft onder meer het navolgende verklaard. In januari 2003 leerde zij verdachte kennen toen zij werkzaam was als prostituee te Amsterdam. Zij is verliefd op hem geworden en zij kregen een relatie. Verdachte vertelde [slachtoffer 1] dat hij nog andere meisjes voor hem had werken, maar dat hij die meisjes alleen had voor het geld. [slachtoffer 1] en verdachte zijn gaan samenwonen en vervolgens getrouwd. [1] Ze woonden toen in Voorburg. [2] [slachtoffer 1] werkte in Amsterdam en haar werktijden waren doordeweeks van 19.00 uur tot 03.00 uur en in het weekend van 19.00 uur tot 05.00 uur. Op een gegeven moment werd ze zwanger. Ze werkte door tot in de vijfde maand van haar zwangerschap. Verdachte stimuleerde dat zij moest werken. [3] In [2004] is hun dochter [A]geboren. [4] Verdachte verwachtte van haar dat zij na de zwangerschap weer ging werken. In april 2004 is ze weer gaan werken. Al snel werkte zij gemiddeld zes dagen per week van 15.00 uur tot 03.00 uur. [5]
[slachtoffer 1] heeft eerst in Amsterdam gewerkt (van november 2002 tot september 2003) en is na haar zwangerschap (vanaf april 2004) in Utrecht aan het Zandpad gaan werken. [6]
Verdachte zei tegen [slachtoffer 1] dat zij haar geld aan hem moest afgeven. [7] Zij gaf het geld dat zij verdiende aan verdachte, zodat zij later niet meer zou hoeven te werken en zodat ze voor [A]en misschien nog een ander kindje dat ze samen zouden krijgen, kon zorgen. Verdachte heeft tegen haar gezegd dat hij later een winkeltje voor haar zou kopen, waar ze iets met nagels kon gaan doen, zodat ze kon stoppen met haar prostitutiewerk. [8] [slachtoffer 1] gaf het door haar verdiende geld af aan verdachte en hield zelf € 50,- om boodschappen van te doen. [9] Verdachte bewaarde het geld contant en stortte bedragen op een rekening als er iets moest worden betaald. [10] Verdachte betaalde alles van de inkomsten van [slachtoffer 1]. Hij had zelf geen inkomsten. [11] Ze heeft nagenoeg alles wat zij verdiende aan verdachte afgedragen. [12]
[slachtoffer 1] had een tatoeage met de naam van verdachte, [verdachte], boven haar navel. [13] Op haar linkerbeen heeft zij CS, dat staat voor [verdachte], laten tatoeëren en in haar nek [verdachte] in het Arabisch. [14] Zij wilde graag een tatoeage en het was verdachte zijn idee om zijn naam te laten tatoeëren. Dat was in het begin van de relatie toen zij nog verliefd was op verdachte. Deze verliefdheid ging echter snel over. [15]
[slachtoffer 1] heeft meermalen aangegeven het werk niet meer te willen doen. Verdachte vroeg haar telkens weer om nog een jaar door te gaan. Hij speelde in op haar gevoelens. [16] Dat zij naar haar werk moest gaan liet verdachte blijken met de woorden: ‘doe nou maar’ en ‘we hebben geld nodig, anders kunnen we de rekeningen niet betalen’. [17] Verdachte bedreigde haar ook dat zij moest gaan werken, dit was voornamelijk verbaal. [18] Wanneer [slachtoffer 1] en verdachte ruzie hadden, schreeuwde verdachte tegen haar. [19] In het begin van hun relatie heeft verdachte haar verteld dat hij bekend stond als vuurwapengevaarlijk. [20]
Verdachte bracht en haalde [slachtoffer 1] van en naar haar werkplek. Vanaf het moment dat verdachte in detentie zat (de rechtbank begrijpt: in het jaar 2005) is ze zelf gaan rijden. [21] In de periode vlak voor de aangifte door [slachtoffer 1] ging verdachte haar weer gaan halen en brengen.
Verdachte controleerde [slachtoffer 1]. Hij wilde altijd weten waar ze was. [22] Verdachte kwam bij haar langs en belde vaak. [23] Ze moest de telefoon altijd opnemen. Verdachte wilde dan weten of zij wel bezig was. Hij belde vijf tot zes keer per dag. [24]
[slachtoffer 1] mocht van verdachte geen contact hebben met andere mensen. Ze had geen sociale contacten en moest alles samen met verdachte doen. [25]
[slachtoffer 1] heeft tot begin december 2011 voor verdachte in de prostitutie gewerkt en het door haar verdiende geld aan hem afgedragen. [26]
De verklaringen van [slachtoffer 1] vinden steun in de navolgende bewijsmiddelen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] begin 2003 heeft leren kennen. Zij werkte als prostituee in Amsterdam. Zij kregen vervolgens een relatie, zijn gaan samenwonen, zijn getrouwd en hebben een dochter gekregen. Op een gegeven moment is [slachtoffer 1] in Utrecht als prostituee gaan werken. [27]
Getuige [getuige 1] heeft ongeveer van 2001 tot 2003 een relatie gehad met [slachtoffer 1]. [28]
Hij heeft verklaard dat [slachtoffer 1] in de prostitutie werkte en dat hij en [slachtoffer 1] naar Amsterdam zijn gegaan. [slachtoffer 1] is er in de prostitutie gaan werken en kwam op een nacht niet meer thuis. Getuige is daarop teruggegaan naar Duitsland. Op een gegeven moment belde [slachtoffer 1] hem en vertelde dat ze waarschijnlijk nooit weer naar Duitsland zou komen, ook niet als ze dat wilde. [29]
Getuige [getuige 2], de moeder van [slachtoffer 1], heeft verklaard dat [slachtoffer 1] verdachte ongeveer 10 jaar geleden heeft leren kennen en dat zij, getuige, wist dat verdachte een pooier was. [30] Pas sinds [slachtoffer 1] bij hem weg is heeft ze weer contact met haar. Daarvoor mocht dat niet van verdachte. Verdachte zei alleen maar wat [slachtoffer 1] moest doen. [31] In december 2011 heeft [slachtoffer 1] verteld dat zij jarenlang door verdachte werd gedwongen in de prostitutie te werken, dat verdachte geen geld had en dat zij, [slachtoffer 1], daarvoor moest werken. [32] Verdachte had altijd veel geld en reed in een grote auto als getuige hem zag. [33]
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft over verdachte verklaard dat hij zei dat hij altijd wel een wapen of twee had. [34]
Uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat van verdachte over 2002 een fiscaal loon bekend is van € 12.822,-. Van de jaren 2003 en 2004 zijn geen inkomensgegevens van verdachte bekend bij de Belastingdienst. [35]
Uit bankrekeninggegevens blijkt voorts dat ten aanzien van een privérekening op naam van verdachte er vanaf 2003 contante stortingen en opnamen worden gedaan. [36]
Aanvullend ten aanzien van de feiten 2 en 5
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft onder meer het navolgende verklaard. Nadat zij en verdachte in Voorburg hadden gewoond, zijn zij nog verhuisd naar Den Haag, Zoetermeer en Rotterdam. Verdachte regelde telkens deze woningen. [37] [slachtoffer 1] heeft tot begin december 2011 voor verdachte in de prostitutie gewerkt en het door haar verdiende geld aan hem afgedragen. Al eerder ging haar gevoel voor verdachte weg, maar verdachte wilde haar niet laten gaan. Hij dreigde dat hij haar dochter zou afpakken. [38] In de laatste paar maanden waarin zij en verdachte samen waren heeft verdachte meermalen fysiek geweld tegen haar gebruikt. De eerste keer was nadat verdachte erachter was gekomen dat zij per sms contact had met een vriend. Verdachte had haar klappen gegeven. Ook zei verdachte dat hij ervoor zou zorgen dat iemand haar in elkaar kwam slaan en dat hij, verdachte, het gezicht van [slachtoffer 1] met een mes zou bewerken. Verdachte heeft haar hierna nog een keer geslagen. [slachtoffer 1] en verdachte hadden toen ’s nachts ruzie. De buren hadden hiervoor de politie gebeld. [39] [slachtoffer 1] is eenmaal onder behandeling geweest van een dokter, nadat verdachte haar had geslagen. [40] Het geweld van verdachte tegen [slachtoffer 1] bestond uit schoppen tegen haar lichaam en slaan met de vlakke hand tegen haar gezicht. [41]
Verdachte had het bankpasje van [slachtoffer 1]. [42] Bankrekeningnummer [rekeningnummer] bij ABN Amro, op naam van [slachtoffer 1], is in gebruik bij verdachte. [43]
Voornoemde verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de navolgende bewijsmiddelen.
Uit de Gemeentelijke Basis Administratie blijkt dat [slachtoffer 1] vanaf 23 maart 2005 stond ingeschreven te Den Haag, vanaf 18 maart 2008 te Zoetermeer en vanaf 21 juni 2010 te [woonplaats], op het adres [adres]. [44]
Uit bevindingen van de politie blijkt dat [slachtoffer 1] vanaf 2005 werkzaam was als prostituee op het Zandpad te Utrecht. [45] Bij controles van voertuigen op onder andere 21 mei en 20 augustus 2009 op en nabij het Zandpad is zij, telkens als bijrijdster, aangetroffen in een auto waarvan de bestuurder verdachte was. [46] Voorts is verdachte bij een controle op 18 oktober 2007 als bestuurder van een voertuig op het Zandpad aangesproken. Verdachte zei dat hij een meisje kwam ophalen. Vervolgens stapte [slachtoffer 1] in de auto. [47]
Getuige [getuige 11] heeft verklaard dat zij in september of oktober 2011 de buurvrouw van de [adres] (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 1]) ’s nachts heeft horen gillen en schreeuwen. In december 2011 hoorde zij haar wederom ’s nachts schreeuwen. Zij hoorde: ‘blijf van mij af, blijf van mij af’. Ze hoorde eveneens dat er dingen omvielen. [48]
Op 26 september 2011 heeft [slachtoffer 1] contact gehad met de huisartsenpost. [49]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij op 28 september zag dat [slachtoffer 1] een grote bloeduitstorting op haar dijbeen en krassen en plekken op haar rug had. [50] Dat was in 2011. [51]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] hem had verteld dat verdachte haar had geslagen en geschopt naar aanleiding van hun contact via de sms op 24 september 2011. Getuige heeft een blauwe plek gezien op het been van [slachtoffer 1]. [52]
Naar aanleiding van een melding op 8 december 2011, gedaan door buren, gaat de wijkagent naar de woning van [slachtoffer 1] aan de [adres] te [woonplaats]. [slachtoffer 1] verklaarde dat ze in de nacht van 7 op 8 december 2011 ruzie had gehad met een vriend en dat ze de relatie had verbroken. [53]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte de bankpas van [slachtoffer 1] had afgenomen. Verdachte en [slachtoffer 1] waren een keer op bezoek bij getuige. [slachtoffer 1] had een pasje van de Duitse bank. Ze wilde geld halen en verdachte zei: ‘nee’. Hij heeft het pasje afgepakt en geld genomen. [54] Op 18 december 2011 heeft zij een sms-bericht van [slachtoffer 1] gekregen met de tekst ‘Ich bin jetzt weg’. Op die dag belde verdachte haar en heeft hij gezegd dat hij maar vijf uur nodig had om bij haar te komen. Hij vertelde ook een wapen te hebben. [55]
Op 24 april 2012 vond een doorzoeking plaats op de [adres] te [woonplaats]. Aldaar is een safebox aangetroffen met daarin onder andere het paspoort van [A]. [56]
Verdachte heeft verklaard dat hij (regelmatig) verblijft op de [adres] te [woonplaats] en dat [A] de dochter is van hem en [slachtoffer 1]. [57]
Verdachte en [slachtoffer 1] hebben verschillende bankrekeningen op hun naam staan. [58] Uit bankrekeninggegevens blijkt dat ten aanzien van bankrekeningnummer [rekeningnummer] bij ABN Amro in de periode van 26 september 2005 tot en met 14 maart 2012 in totaal € 332.864,25 is gestort, dat er diverse contante opnamen en betalingen plaatsvonden en dat het saldo op 31 december 2011 € 9,81 bedroeg. [59] Uit financieel onderzoek blijkt dat over voornoemde periode ten aanzien van verdachte geen noemenswaardig inkomen bekend is. [60]
Aanvullend ten aanzien van feit 3
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft onder meer verklaard dat zij eveneens een periode van een paar maanden als prostituee in Antwerpen heeft gewerkt en dat zij daarna weer is teruggekeerd naar Utrecht. [61] Verdachte heeft haar in die periode een aantal malen naar haar werk in Antwerpen gebracht en haar daar weer opgehaald. [62]
Voornoemde verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de navolgende bewijsmiddelen.
Verdachte heeft ondermeer verklaard dat hij [slachtoffer 1], de eerste keer dat zij naar Antwerpen ging om aldaar in de prostitutie te werken, heeft gebracht naar en heeft opgehaald van haar werkplek aldaar. Voorts heeft hij verklaard dat hij wist dat [slachtoffer 1] toen daar in de prostitutie ging werken. [63]
Uit bevindingen van het rechtshulpverzoek aan België blijkt dat [slachtoffer 1] op 28 januari 2009 is aangemeld bij het prostitutieteam in Antwerpen. [64] Uit onderzoek naar de kamerhuur in Utrecht blijkt dat [slachtoffer 1] vanaf 16 april 2009 weer een boot in Utrecht huurde. [65]
4.3.1.2 Aanvullende bewijsoverwegingen
De betrouwbaarheid van [slachtoffer 1]
De verdediging heeft vraagtekens gezet bij de reden waarom [slachtoffer 1] aangifte heeft gedaan tegen verdachte.
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van [slachtoffer 1] en acht de verklaringen van [slachtoffer 1] dan ook betrouwbaar. Haar verklaringen zijn consequent en worden op belangrijke punten bevestigd door ander bewijs. Dat uit haar verklaringen naar voren komt dat ze aangifte heeft gedaan om los te kunnen komen van verdachte is eerder een ondersteuning dan een contra-indicatie voor het aannemen van een situatie van mensenhandel en is in het licht van de overige inhoud van het dossier ook invoelbaar.
De betrouwbaarheid van [getuige 11]
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van de buren van [slachtoffer 1], waaronder die van [getuige 11], slechts ongeloofwaardig burengeroddel betreffen.
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van getuige [getuige 11] en acht die verklaring dan ook betrouwbaar. Haar verklaring is consequent en wordt op belangrijke punten bevestigd door ander bewijs.
De betrouwbaarheid van [slachtoffer 2]
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] niet betrouwbaar zijn. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 2] wel betrouwbaar. Haar verklaringen zijn consequent en worden op belangrijke punten ondersteund door ander bewijs.
De feitelijkheden ten aanzien van de feiten 1 en 4 bezien in het licht van artikel 250a (oud) van het Wetboek van Strafrecht
Inleidende opmerkingen
Onvrijwillige prostitutie is een vorm van mensenhandel en impliceert derhalve een uitbuitingssituatie. Conform het bepaalde in de jurisprudentie kan van een uitbuitingssituatie worden gesproken wanneer de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Het bestaan van een dergelijke situatie veronderstelt het ontbreken van vrijwilligheid, hetgeen inhoudt dat degene die de prostitutiewerkzaamheden verricht niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken met betrekking tot het al dan niet voortzetten van zijn of haar relatie met degene die hem/haar tot die prostitutiewerkzaamheden heeft aangezet. Dit is niet anders indien deze relatie aanvankelijk op vrijwillige basis werd aangegaan.
Een bewezenverklaring van mensenhandel op grond van artikel 250a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (oud) kan dus volgen indien verdachte door gebruik van
dwangmiddelen(artikel 250a lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht) een persoon in de prostitutie heeft gebracht dan wel heeft gehouden.
In de hieronder opgenomen bewijsmotivering zal hierop worden ingegaan. Hierbij dient te worden opgemerkt dat niet ieder (feitelijk) onderdeel van de tenlastelegging ‘dubbel belegd’ hoeft te zijn met bewijsmiddelen. Voor zover het feitelijkheden betreft die op zichzelf een strafverzwarende omstandigheid kunnen inhouden, heeft de rechtbank evenwel telkens tenminste twee bewijsmiddelen opgenomen.
De dwangmiddelen
Allereerst dient te worden vastgesteld of verdachte gebruik heeft gemaakt van middelen in de zin van artikel 250 lid1 sub 1 en 6 van het Wetboek van Strafrecht. Daarbij is het van belang dat, zodra het hanteren van een van deze middelen bewezen wordt verklaard, de (eventuele) instemming van aangeefster met de (uitbuitings)situatie niet meer relevant is. De rechtbank acht, gelet op de hierboven opgesomde bewijsmiddelen, de middelen ‘bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid’, ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ en ‘misleiding’ wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht, de hiervoor bewezen verklaarde feitelijkheden in onderling verband en nauwe samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de intentie had om met de door hem ingezette dwangmiddelen [slachtoffer 1] te dwingen en bewegen zich beschikbaar te (blijven) stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.
[slachtoffer 1] werkte voor verdachte in de prostitutie. Verdachte dwong en bewoog haar hiertoe door – wetende dat zij verliefd op hem was – haar te pushen het werk te blijven doen, haar het gevoel te geven dat ze voor hun gezamenlijke toekomst zou werken, haar te bedreigen en door haar te controleren. [slachtoffer 1] raakte door dit alles haar sociale contacten kwijt. Zodoende heeft zij zich in een jegens de verdachte afhankelijke positie geplaatst zien worden, waar verdachte vervolgens gebruik van heeft gemaakt.
Voordeel trekken en bevoordelen
Voorts dient voor het onder 4 ten laste gelegde feit ten behoeve van artikel 250a lid 1 sub 4 en 6 van het Wetboek van Strafrecht te worden vastgesteld of verdachte uit het voorgaande opzettelijk voordeel heeft getrokken en/of dat hij haar heeft gedwongen of bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengsten van haar seksuele handelingen.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] het door haar door middel van prostitutie verdiende geld voor het overgrote deel heeft afgegeven aan verdachte. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door middel van de hiervoor door de rechtbank bewezen geachte dwangmiddelen opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van aangeefster met een derde én aangeefster heeft gedwongen en bewogen hem uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen. De rechtbank verwijst hierbij naar hetgeen zij heeft overwogen onder ‘dwangmiddelen’ en overweegt aanvullend dat verdachte in de ten laste gelegde periode geen noemenswaardige legale inkomsten had en nauwelijks heeft bijgedragen aan het gezinsinkomen, zodat de conclusie kan worden getrokken dat hij zijn levensonderhoud heeft gefinancierd met de prostitutieopbrengsten van [slachtoffer 1]. Deze situatie kan naar het oordeel van de rechtbank, in tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, gezien de bewezenverklaarde feitelijkheden en dwangmiddelen geenszins worden aangemerkt als een ‘normale’ gezamenlijke huishouding, waarbij de vrouw de belangrijkste kostwinner is.
De feitelijkheden ten aanzien van de feiten 2, 3 en 5 bezien in het licht van artikel 273a (oud) en 273f (vigerend) van het Wetboek van Strafrecht
Inleidende opmerkingen
Onvrijwillige prostitutie is een vorm van mensenhandel. Wezenlijk bestanddeel van diverse varianten van het delict mensenhandel is dat sprake is van uitbuiting en/of dat het oogmerk van de verdachte daarop is gericht. Conform het bepaalde in de jurisprudentie kan van een dergelijke uitbuitingssituatie worden gesproken wanneer de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Het bestaan van een uitbuitingssituatie veronderstelt het ontbreken van vrijwilligheid, hetgeen inhoudt dat degene die de prostitutiewerkzaamheden verricht niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken met betrekking tot het al dan niet voortzetten van zijn of haar relatie met degene die hem/haar tot die prostitutiewerkzaamheden heeft aangezet. Dit is niet anders indien deze relatie aanvankelijk op vrijwillige basis werd aangegaan.
Een bewezenverklaring van mensenhandel ingevolge artikel 273f lid 1 van het Wetboek van Strafrecht [66] kan volgen indien verdachte een persoon met het oogmerk van uitbuiting door gebruik van
dwangmiddelenheeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen (te weten:
handelingen) (artikel 273f lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht), dan wel indien verdachte door het hanteren van dergelijke dwangmiddelen een persoon in de prostitutie heeft gebracht dan wel gehouden (artikel 273f lid 1 sub 4 van het Wetboek van Strafrecht ).
In de hieronder opgenomen bewijsmotivering zal op deze onderdelen worden ingegaan. Hierbij dient te worden opgemerkt dat niet ieder (feitelijk) onderdeel van de tenlastelegging ‘dubbel belegd’ hoeft te zijn met bewijsmiddelen. Voor zover het feitelijkheden betreft die op zichzelf een strafverzwarende omstandigheid kunnen inhouden, heeft de rechtbank evenwel telkens tenminste twee bewijsmiddelen opgenomen.
De dwangmiddelen
Allereerst dient te worden vastgesteld of verdachte gebruik heeft gemaakt van middelen in de zin van artikel 273f lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht. Daarbij is het van belang dat, zodra het hanteren van een van deze middelen bewezen wordt verklaard, de (eventuele) instemming van aangeefster met de uitbuitingssituatie niet meer relevant is. De rechtbank acht, gelet op de hierboven opgesomde bewijsmiddelen, de middelen ‘geweld of een andere feitelijkheid’, ‘bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid’, ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ en ‘misleiding’ wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht, de hiervoor bewezen verklaarde feitelijkheden in onderling verband en nauwe samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de intentie had om met de door hem ingezette dwangmiddelen [slachtoffer 1] te dwingen en bewegen zich beschikbaar te (blijven) stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.
[slachtoffer 1] werkte voor verdachte in de prostitutie. Verdachte dwong en bewoog haar hiertoe door – wetende dat zij verliefd op hem was en later wetende dat zij haar kind niet wilde kwijtraken – haar te pushen het werk te blijven doen, haar het gevoel te geven dat ze voor hun gezamenlijke toekomst zou werken, haar te bedreigen, te dreigen dat hij haar kind zou afnemen als zij met het prostitutiewerk zou stoppen en/of hem zou verlaten, haar te controleren en door geweld tegen haar te gebruiken. [slachtoffer 1] raakte door dit alles haar sociale contacten kwijt. Zodoende heeft zij zich in een jegens de verdachte afhankelijke positie geplaatst zien worden, waar verdachte vervolgens gebruik van heeft gemaakt.
Voornoemde feitelijkheden en dwangmiddelen hebben naar het oordeel van de rechtbank, in tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, niets te maken met een ‘normaal’ huwelijk en de problemen die daaruit voortkomen wanneer een dergelijk huwelijk dreigt te stranden terwijl er een kind in het spel is.
De handelingen
Voorts dient te worden vastgesteld welke handelingen als bedoeld in artikel 273f lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht verdachte heeft verricht.
Verdachte heeft blijkens voornoemde bewijsmiddelen [slachtoffer 1] vervoerd, gehuisvest en opgenomen en haar aangezet tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden.
(Het oogmerk van) uitbuiting
Vervolgens dient voor het onder 2 ten laste gelegde feit te worden vastgesteld of verdachte het oogmerk had van uitbuiting ex artikel 273f lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht. Oogmerk veronderstelt tenminste een noodzakelijkheidsbewustzijn ten aanzien van het gevolg. Het oogmerk van uitbuiting is in het onderhavige geval gelegen in het verkrijgen van financieel gewin.
De rechtbank stelt vast dat verdachte financieel gewin heeft gehad van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte vrijwel al het door haar verdiende geld heeft ontvangen. Verdachte had in de ten laste gelegde periode geen noemenswaardige legale inkomsten en heeft nauwelijks bijgedragen aan het gezinsinkomen, zodat de conclusie kan worden getrokken dat hij zijn levensonderhoud heeft gefinancierd met de prostitutieopbrengsten van [slachtoffer 1].
De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte niet alleen het oogmerk van uitbuiting had toen hij hiervoor genoemde handelingen verrichtte, maar dat hij [slachtoffer 1] daardoor ook feitelijk uitbuitte. Zij kon immers niet, zoals zelfstandige en mondige prostituees dat wel kunnen, zelfstandig over haar eigen verdiensten beschikken nu er door verdachte gebruik werd gemaakt van diverse dwangmiddelen.
Deze situatie kan zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, in tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, gezien de bewezenverklaarde feitelijkheden en dwangmiddelen geenszins worden aangemerkt als een ‘normale’ gezamenlijke huishouding, waarbij de vrouw de belangrijkste kostwinner is.
Voordeel trekken en bevoordelen
Voorts dient voor het onder 5 ten laste gelegde feit ten behoeve van artikel 273f lid 1 sub 6 en 9 van het Wetboek van Strafrecht te worden vastgesteld of verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1], alsmede dat verdachte door het hanteren van de dwangmiddelen haar heeft gedwongen of bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengsten van dat prostitutiewerk.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] het door haar door middel van prostitutiewerk ontvangen geld grotendeels heeft afgestaan aan verdachte. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor omtrent de dwangmiddelen en uitbuiting heeft overwogen, acht de rechtbank ook deze onderdelen wettig en overtuigend bewezen.
Grensoverschrijding
Ten aanzien van de onder feit 3 ten laste gelegde grensoverschrijdende mensenhandel als bedoeld in artikel 273f lid 1 sub 3 van het Wetboek van Strafrecht verwijst de rechtbank naar de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen. Verdachte heeft [slachtoffer 1] naar Antwerpen gebracht wetende dat zij daar in de prostitutie zou gaan werken. Reeds daarmee kan de rechtbank tot een bewezenverklaring van dit onderdeel komen.
De conclusie
Gelet op voornoemde feiten, omstandigheden en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich ten aanzien van [slachtoffer 1] schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, 2, 3, 4 en 5.
4.3.2
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
4.3.2.1 Vaststelling van de feiten
Ten aanzien van de feiten 1 en 4
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft onder meer het navolgende verklaard. Zij leerde verdachte in oktober 2002 kennen. [67] Verdachte versierde haar. Ze wist dat verdachte een pooier was en meerdere meisjes voor zich had werken, maar hij wist haar ervan te overtuigen dat zij zijn favoriete meisje was. [68] Verdachte zei haar dat hij van die andere meisjes niet hield. [69] Verdachte liet haar geloven dat zij zijn vaste vriendin was en dat de anderen er niet toe deden. [70] Verdachte zei haar dat hij een woning voor haar ging regelen om samen een nieuw leven te beginnen. Verdachte regelde voor haar een woning in Amsterdam. [71] Toen zij ongeveer een week in Amsterdam woonde, is zij op de Wallen gaan werken als prostituee. [72] Verdachte wilde dat zij op andere dagdelen ging werken dan zij reeds deed. Verdachte zei tegen haar dat er iemand rondliep die op haar lette. [73] Na oud en nieuw van 2002 op 2003 is zij verhuisd naar Voorburg, omdat verdachte dat wilde. Verdachte huurde die woning. [74]
Verdachte kwam regelmatig kijken of het wel druk was. Hij zei dan wat de andere meisjes verdienden en ging vergelijken. [slachtoffer 2] wilde de beste zijn. Nadat ze een vaste kamer in Amsterdam kreeg moest zij heel hard werken. Verdachte had altijd wel een eis: je moet zoveel verdienen op een avond. Verdachte kwam meestal om 01.00 uur langs en vroeg dan aan haar wat ze al had. Hij zei: ‘geef maar vast wat je hebt’. Soms liet hij wat geld achter voor de huur van de kamer, eten of voor de taxi. Hij gaf dan precies wat ze de volgende dag kwijt zou zijn. [75] Het geld dat ze verdiende ging aldus naar verdachte. [76] Voorts kende [slachtoffer 2] een klant uit Amerika die haar iedere week via het GWK geld stuurde. Samen met verdachte haalde ze dit geld op, waarop verdachte het geld aanpakte en wegstopte. [77] Hij liet haar geloven dat hij alles wat zij verdiende voor hen samen zou bewaren en dat hij er binnenkort mee wilde stoppen om een normaal leven te gaan leiden. Zij zouden een normaal leven gaan leiden. [78]
Verdachte bepaalde wanneer [slachtoffer 2] vrij nam. Haar werktijden waren over het algemeen in het weekend van 12.00 uur tot 05.00 uur en door de week van 19.00 uur tot 03.00 uur. Dat was in Amsterdam. Op een gegeven moment moest ze overdag in Utrecht gaan werken. Dan werkte ze zes dagen per week van 11.00 uur tot 18.00 uur in Utrecht. [79] Vervolgens moest ze ’s avonds in Amsterdam werken. [80] Zij werkte dan door tot 05.00 uur. Op een gegeven moment kon ze het niet meer aan, maar zij was bang dat verdachte bij haar weg zou gaan als zij zou stoppen. Hij zei: ‘Dan stop je er maar mee, dan kunnen we elkaar niet meer zien’.
Op een gegeven moment had [slachtoffer 2] geen contact meer met haar ouders. Zij had alleen verdachte nog. [81] Ze had geen sociale contacten meer doordat ze zes dagen in de week werkte. [82] Ze had daar geen tijd meer voor. [83] Bovendien moest ze van verdachte constant liegen. [84]
[slachtoffer 2] heeft in de periode dat zij voor verdachte werkte een borstoperatie en liposuctie ondergaan. Verdachte vond dat [slachtoffer 2] een week na de operatie weer kon gaan werken, terwijl zij zelf vond dat dit nog niet kon. Verdachte zei tegen haar dat zij hem anders niet zou zien. [slachtoffer 2] was verliefd op verdachte en verdachte kon haar overtuigen van zijn gevoelens. [slachtoffer 2] is toen toch gaan werken. [85] Verdachte heeft haar ook gezegd dat het voor een eenmaal verbroken relatie geen zin had om die te lijmen. Ook dat was voor [slachtoffer 2] een reden om voor hem te blijven werken. [86]
Verdachte zei tegen [slachtoffer 2] dat iedereen wist hoe gevaarlijk hij was. Hij zei dat veel meisjes om hem heen aangifte gingen doen tegen jongens als hij. Hij zei: ‘als ze dat bij mij doen, maak ik ze dood’. [87] Verdachte zei ook dat hij altijd wel een wapen of twee had. [88]
[slachtoffer 2] heeft ongeveer een jaar voor verdachte gewerkt. [89] Na 30 oktober 2003 is het contact tussen [slachtoffer 2] en verdachte verbroken. [90]
De verklaring van [slachtoffer 2] vindt steun in de navolgende bewijsmiddelen.
Verdachte heeft verklaard dat hij ook [bijnaam] wordt genoemd en dat hij [slachtoffer 2] eind 2002 heeft leren kennen. Zij werkte als prostituee op de Wallen in Amsterdam. Zij hebben een periode contact gehad en hebben seks met elkaar gehad (zonder dat verdachte daarvoor hoefde te betalen). Verdachte heeft voor haar een woning in Voorburg geregeld. [91]
De politie heeft op 24 november 2002 vastgesteld dat [slachtoffer 2] in Amsterdam als prostituee werkzaam was. [92]
Getuige [slachtoffer 1] heeft verklaard dat in de periode dat zij, [slachtoffer 1], voor verdachte werkte, er nog een meisje voor verdachte werkte. Zij heette [slachtoffer 2] of [naam] en gaf haar geld ook aan verdachte. [93] [94]
Getuige [getuige 7], de moeder van [slachtoffer 2], heeft ondermeer het navolgende verklaard. [slachtoffer 2] werkte in de prostitutie voor ene [bijnaam] (de rechtbank begrijpt: verdachte) [95] . In die tijd had [getuige 7] weinig contact met haar. [slachtoffer 2] had nooit geld. [96]
4.3.2.2 Aanvullende bewijsoverwegingen
De betrouwbaarheid van [slachtoffer 2]
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] niet betrouwbaar zijn. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 2] wel betrouwbaar. Haar verklaringen zijn consequent en worden op belangrijke punten ondersteund door ander bewijs. De rechtbank ziet in de aanwezigheid van een borderline-stoornis bij [slachtoffer 2] geen reden om aan haar betrouwbaarheid te twijfelen. De rechtbank acht een onderzoek naar de betrouwbaarheid van [slachtoffer 2] dan ook niet noodzakelijk.
De feitelijkheden ten aanzien van de feiten 1 en 4 bezien in het licht van artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht
Inleidende opmerkingen
De rechtbank verwijst voor de inleidende opmerkingen over mensenhandel naar hetgeen zij hiervoor onder 4.3.1.2 heeft overwogen met betrekking tot de aanvullende bewijsoverwegingen ten aanzien van [slachtoffer 1].
De dwangmiddelen
Allereerst dient te worden vastgesteld of verdachte gebruik heeft gemaakt van middelen in de zin van artikel 250 lid 1 sub 1 en 6 van het Wetboek van Strafrecht. Daarbij is het van belang dat, zodra het hanteren van een van deze middelen bewezen wordt verklaard, de (eventuele) instemming van aangeefster met de (uitbuitings)situatie niet meer relevant is. De rechtbank acht, gelet op de hierboven opgesomde bewijsmiddelen, de middelen ‘bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid’, ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ en ‘misleiding’ wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht, de hiervoor bewezen verklaarde feitelijkheden in onderling verband en nauwe samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de intentie had om met de door hem ingezette dwangmiddelen [slachtoffer 2] te dwingen en bewegen zich beschikbaar te (blijven) stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.
[slachtoffer 2] werkte voor verdachte in de prostitutie. Verdachte dwong en bewoog haar hiertoe door – wetende dat zij verliefd op hem was en hem niet kwijt wilde – haar te pushen het werk te blijven doen; haar het gevoel te geven dat ze voor hun gezamenlijke toekomst zou werken; dat de relatie zou eindigen als zij dat werk niet zou doen; door haar – indirect – te bedreigen; en door haar te controleren. Zij raakte door dit alles haar sociale contacten kwijt. Zodoende heeft zij zich in een jegens de verdachte afhankelijke positie geplaatst zien worden, waar verdachte vervolgens gebruik van heeft gemaakt.
Voordeel trekken en bevoordelen
Voorts dient voor het onder 4 ten laste gelegde feit ten behoeve van artikel 250a lid 1 sub 4 en 6 van het Wetboek van Strafrecht te worden vastgesteld of verdachte uit het voorgaande opzettelijk voordeel heeft getrokken en/of dat hij [slachtoffer 2] heeft gedwongen of bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengsten van haar seksuele handelingen met een derde.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 2] het grootste deel van het door haar door middel van de prostitutie verdiende geld heeft afgegeven aan verdachte. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door middel van de hiervoor door de rechtbank bewezen geachte dwangmiddelen opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van aangeefster met een derde én aangeefster heeft gedwongen en bewogen hem uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen. De rechtbank verwijst hierbij naar hetgeen zij heeft overwogen onder ‘dwangmiddelen’.
De conclusie
Gelet op voornoemde feiten, omstandigheden en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 15 november 2003 ten aanzien van [slachtoffer 2] schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en 4.
4.3.3
Ten aanzien van [slachtoffer 3]
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 2, 3 en 5 ten aanzien van [slachtoffer 3] en zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank constateert dat [slachtoffer 3] geen aangifte heeft gedaan van mensenhandel door verdachte. Het ontbreken van een aangifte van mensenhandel hoeft echter niet te betekenen dat een bewezenverklaring niet mogelijk is. Voor de bewezenverklaring van mensenhandel is een aangifte immers niet noodzakelijk, mits er vanuit andere bewijsmiddelen voldoende indicaties zijn voor mensenhandel.
Verdachte is eerder veroordeeld voor mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 3] in een periode tot en met 18 augustus 2005. Zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld heeft verdachte zich in diezelfde periode eveneens schuldig gemaakt aan mensenhandel van twee andere vrouwen. Het dossier bevat weliswaar aanwijzingen dat verdachte zich ook na 18 augustus 2005 schuldig zou hebben gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 3], maar dit vermoeden kan niet worden gestaafd met objectief bewijs dat in deze tot een bewezenverklaring van mensenhandel kan leiden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1 ten aanzien van [slachtoffer 1]
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2004 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Voorburg, in elk geval in Nederland
telkens een persoon, genaamd [slachtoffer 1]
(sub 1)
door één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld heeft gedwongen
en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht
en/of door misleiding heeft bewogen
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling
en/of onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die seksuele handelingen beschikbaar stelde
(sub 1)
bestaande die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of die misleiding en/of die onder voormelde omstandigheden ondernomen handeling (telkens) hieruit dat hij, verdachte,
  • een (liefdes)relatie is aangegaan en/of heeft onderhouden met die [slachtoffer 1] en
  • die [slachtoffer 1] op woon- en/of verblijfadressen heeft ondergebracht en
  • die [slachtoffer 1] heeft voorgehouden dat de verdiensten van haar prostitutiewerkzaamheden nodig waren om de gezamenlijke huishouding te bekostigen en om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en
  • die [slachtoffer 1] tatoeages met zijn, verdachtes, naam en/of bijnaam en/of initialen op haar heeft lichaam laten zetten en
  • tegen die [slachtoffer 1] heeft verteld dat hij vuurwapengevaarlijk was en
  • die [slachtoffer 1] (telkens) heeft uitgescholden en/of hard tegen haar heeft geschreeuwd en
  • die [slachtoffer 1] naar haar prostitutiewerkplek heeft gebracht en die [slachtoffer 1] van haar prostitutiewerkplek heeft opgehaald en
  • die [slachtoffer 1] (telkens) heeft gecontroleerd gedurende haar prostitutiewerkzaamheden en gedurende haar schaarse vrije uren en
  • die [slachtoffer 1] ertoe heeft aangezet en/of ertoe heeft gebracht een zeer groot aantal dagen (per week) en een groot aantal uren per dag als prostituee te werken (ook gedurende haar zwangerschap) en
  • die [slachtoffer 1] sociaal heeft geïsoleerd,
waardoor die [slachtoffer 1] in een door hem, verdachte, gecontroleerde en/of van hem, verdachte, afhankelijke situatie is gebracht en gehouden,
ten gevolge waarvan voormelde [slachtoffer 1] (telkens) werd bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling;
Feit 1 ten aanzien van [slachtoffer 2]
op tijdstippen in de periode van 01 oktober 2002 tot en met 15 november 2003 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Voorburg, in elk geval in Nederland
telkens een persoon, genaamd [slachtoffer 2]
(sub 1)
door één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen
en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft bewogen
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling
en/of onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die seksuele handelingen beschikbaar stelde
(sub 1)
bestaande die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of die misleiding en/of die onder voormelde omstandigheden ondernomen handeling (telkens) hieruit dat hij, verdachte,
  • een (liefdes)relatie is aangegaan en/of heeft onderhouden met die [slachtoffer 2] en
  • die [slachtoffer 2] (tijdelijk) op woon- en/of verblijfadressen heeft ondergebracht en
  • die [slachtoffer 2] heeft voorgehouden dat de verdiensten van haar prostitutiewerkzaamheden nodig waren om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en
  • tegen die [slachtoffer 2] heeft verteld dat hij vuurwapengevaarlijk was en
  • die [slachtoffer 2] gedreigd heeft haar te verlaten en/of de relatie uit te maken en
  • die [slachtoffer 2] indirect met de dood heeft bedreigd te weten dat die [slachtoffer 2] zou worden afgemaakt als ze aangifte zou doen en
  • die [slachtoffer 2] (telkens) heeft gecontroleerd gedurende haar prostitutiewerkzaamheden en
  • die [slachtoffer 2] ertoe heeft aangezet en/of ertoe heeft gebracht een zeer groot aantal dagen (per week) en een zeer groot aantal uren per dag als prostituee te werken (ook kort nadat die [slachtoffer 2] een borstvergrotings- en liposuctie-operatie had gehad) en
  • die [slachtoffer 2] sociaal heeft geïsoleerd,
waardoor die [slachtoffer 2] in een door hem, verdachte, gecontroleerde en/of van hem, verdachte, afhankelijke situatie is gebracht en gehouden,
ten gevolge waarvan voormelde [slachtoffer 2] (telkens) werd bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling;
Feit 2 ten aanzien van [slachtoffer 1]
op tijdstippen in de periode van 01 januari 2005 tot en met 15 december 2011 te Utrecht en/of te Voorburg en/of te Den Haag en/of te Zoetermeer, in elk geval in Nederland en/of te Antwerpen in België,
(telkens) een ander, genaamd [slachtoffer 1],
(sub 1 en/of sub 4)
door dwang, geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of dreiging met geweld en/of een of meer andere feitelijkhe(i)d(en), door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
(sub 1)
heeft vervoerd en/of gehuisvest en/of opgenomen,
(telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1],
en
(sub 4)
met één van de onder lid 1 sub 1 van artikel 273a (oud) en 273f (oud en vigerend) genoemde middelen (zie hierboven)
(sub 4)
heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
dan wel
(sub 4)
onder één of meer van de onder lid 1, sub 1° van voornoemd artikel genoemde omstandigheden (zie hierboven) enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist dat die ander zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten,
bestaande die dwang, dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en), en/of die dreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en), die misleiding, dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie hieruit dat verdachte (telkens) (meermalen)
  • een (liefdes)relatie is aangegaan en/of heeft onderhouden met die [slachtoffer 1] en
  • die [slachtoffer 1] heeft voorgehouden dat de verdiensten van haar prostitutiewerkzaamheden nodig waren om de gezamenlijke huishouding te bekostigen en om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en
  • die [slachtoffer 1] tatoeages met zijn, verdachtes, naam en/of bijnaam en/of initialen op haar lichaam heeft laten zetten en
  • de bankpas van die [slachtoffer 1] heeft afgepakt en
  • die [slachtoffer 1] meermalen (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of geschopt en
  • die [slachtoffer 1] (telkens) heeft uitgescholden en/of hard tegen haar heeft geschreeuwd en
  • die [slachtoffer 1] (telkens) direct en/of indirect met (zware) mishandeling heeft bedreigd te weten
* dat die [slachtoffer 1] in elkaar zou worden geslagen en
* dat hij, verdachte, het gezicht van die [slachtoffer 1] met een mes zou bewerken en
  • die [slachtoffer 1] heeft gedreigd hun dochter af te pakken en/of dat die [slachtoffer 1] door zijn, verdachtes, toedoen hun dochter zou kwijtraken en
  • die [slachtoffer 1] sociaal heeft geïsoleerd,
waardoor die [slachtoffer 1] in een door hem, verdachte, gecontroleerde en/of van hem, verdachte, afhankelijke situatie is gebracht en gehouden,
hebbende verdachte (telkens)
  • die [slachtoffer 1] op woon- en/of verblijfadressen ondergebracht en
  • die [slachtoffer 1] naar haar prostitutiewerkplek gebracht en die [slachtoffer 1] van haar prostitutiewerkplek opgehaald en
  • die [slachtoffer 1] (telkens) gecontroleerd gedurende haar prostitutiewerkzaamheden en gedurende haar (schaarse) vrije uren en
  • die [slachtoffer 1] ertoe aangezet en/of ertoe gebracht een zeer groot aantal dagen (per week), en een groot aantal uren per dag als prostituee te werken;
Feit 3 ten aanzien van [slachtoffer 1]
in de periode van 01 januari 2009 tot en met 01 mei 2009 te Utrecht en/of te Voorburg en/of te Den Haag en/of te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, en/of te Antwerpen in België,
(meermalen) een ander, genaamd [slachtoffer 1],
heeft aangeworven en/of medegenomen door
die [slachtoffer 1] met een auto vanuit een of meer plaatsen in Nederland (telkens) naar Antwerpen (te België) te vervoeren,
met het oogmerk die ander in een ander land (in België) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met een derde tegen betaling;
Feit 4 ten aanzien van [slachtoffer 1]
4. A
op tijdstippen in de periode van 01 januari 2003 tot en met 31 december 2004 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Voorburg, in elk geval in Nederland,
telkens een ander, genaamd [slachtoffer 1],
(sub 6)
door één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld heeft gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft bewogen
[(sub 6)
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of die misleiding (telkens) hieruit dat hij, verdachte,
  • een (liefdes)relatie is aangegaan en/of heeft onderhouden met die [slachtoffer 1] en en
  • die [slachtoffer 1] op woon- en/of verblijfadressen heeft ondergebracht en
  • die [slachtoffer 1] heeft voorgehouden dat de verdiensten van haar prostitutiewerkzaamheden nodig waren om de gezamenlijke huishouding te bekostigen en om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en
  • die [slachtoffer 1] tatoeages met zijn, verdachtes, naam en/of bijnaam en/of initialen op haar lichaam heeft laten zetten en
  • tegen die [slachtoffer 1] heeft verteld dat hij vuurwapengevaarlijk was en
  • die [slachtoffer 1] (telkens) heeft uitgescholden en/of hard tegen haar heeft geschreeuwd en
  • die [slachtoffer 1] naar haar prostitutiewerkplek heeft gebracht en die [slachtoffer 1] van haar prostitutiewerkplek heeft opgehaald en
  • die [slachtoffer 1] (telkens) heeft gecontroleerd gedurende haar prostitutiewerkzaamheden en gedurende haar schaarse vrije uren en
  • die [slachtoffer 1] ertoe heeft aangezet en/of ertoe heeft gebracht een zeer groot aantal dagen (per week) en een groot aantal uren per dag als prostituee te werken (ook gedurende haar zwangerschap) en
  • die [slachtoffer 1] sociaal heeft geïsoleerd,
waardoor die [slachtoffer 1] in een door hem, verdachte, gecontroleerde en/of van hem, verdachte, afhankelijke situatie is gebracht en gehouden,
hem, verdachte, uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen, immers heeft hij, verdachte, nadat die [slachtoffer 1] met haar prostitutiewerkzaamheden geld had verdiend, die [slachtoffer 1] een zeer groot deel van haar prostitutieverdiensten laten afgeven aan hem, verdachte;
EN
4.B
op tijdstippen in de periode van 01 januari 2003 tot en met 31 december 2004 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Voorburg, in elk geval in Nederland,
telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van een ander, genaamd [slachtoffer 1], met een derde tegen betaling,
terwijl hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 1] zich
(sub 4 jo sub 1)
door één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding beschikbaar stelde tot het plegen van die seksuele handelingen
[bestaande die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of die misleiding (telkens) hieruit dat hij, verdachte,
  • een (liefdes)relatie is aangegaan en/of heeft onderhouden met die [slachtoffer 1] en
  • die [slachtoffer 1] op woon- en/of verblijfadressen heeft ondergebracht en
  • die [slachtoffer 1] heeft voorgehouden dat de verdiensten van haar prostitutiewerkzaamheden nodig waren om de gezamenlijke huishouding te bekostigen en om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en
  • die [slachtoffer 1] tatoeages met zijn, verdachtes, naam en/of bijnaam en/of initialen, op haar lichaam heeft laten zetten en
  • tegen die [slachtoffer 1] heeft verteld dat hij vuurwapengevaarlijk was en
  • die [slachtoffer 1] (telkens) heeft uitgescholden en/of hard tegen haar heeft geschreeuwd en
  • die [slachtoffer 1] naar haar prostitutiewerkplek heeft gebracht en die [slachtoffer 1] van haar prostitutiewerkplek heeft opgehaald en
  • die [slachtoffer 1] (telkens) heeft gecontroleerd gedurende haar prostitutiewerkzaamheden en gedurende haar schaarse vrije uren en
  • die [slachtoffer 1] ertoe heeft aangezet en/of ertoe heeft gebracht een zeer groot aantal dagen (per week) en een groot aantal uren per dag als prostituee te werken (ook gedurende haar zwangerschap) en
  • die [slachtoffer 1] sociaal heeft geïsoleerd,
waardoor die [slachtoffer 1] in een door hem, verdachte, gecontroleerde en/of van hem, verdachte, afhankelijke situatie is gebracht en gehouden,
bestaande dat opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met een derde tegen betaling hieruit dat hij, verdachte, nadat die [slachtoffer 1] met haar prostitutiewerkzaamheden geld had verdiend, die [slachtoffer 1] een zeer groot deel van haar prostitutieverdiensten heeft laten afgeven aan hem, verdachte;
Feit 4 ten aanzien van [slachtoffer 2]
4. A
op tijdstippen in de periode van 01 oktober 2002 tot en met 15 november 2003 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Voorburg, in elk geval in Nederland,
telkens een ander, genaamd [slachtoffer 2],
(sub 6)
door één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft bewogen
[(sub 6)
bestaande die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of die misleiding (telkens) hieruit dat hij, verdachte,
  • een (liefdes)relatie is aangegaan en/of heeft onderhouden met die [slachtoffer 2] en
  • die [slachtoffer 2] (tijdelijk) op woon- en/of verblijfadressen heeft ondergebracht en
  • die [slachtoffer 2] heeft voorgehouden dat de verdiensten van haar prostitutiewerkzaamheden nodig waren om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en
  • tegen die [slachtoffer 2] heeft verteld dat hij vuurwapengevaarlijk was en
  • die [slachtoffer 2] gedreigd heeft haar te verlaten en/of de relatie uit te maken en
  • die [slachtoffer 2] indirect met de dood heeft bedreigd te weten dat die [slachtoffer 2] zou worden afgemaakt als ze aangifte zou doen en
  • die [slachtoffer 2] (telkens) heeft gecontroleerd gedurende haar prostitutiewerkzaamheden en
  • die [slachtoffer 2] ertoe heeft aangezet en/of ertoe heeft gebracht een zeer groot aantal dagen (per week) en een zeer groot aantal uren per dag als prostituee te werken (ook kort nadat die [slachtoffer 2] een borstvergrotings- en liposuctie-operatie had gehad) en
  • die [slachtoffer 2] sociaal heeft geïsoleerd,
waardoor die [slachtoffer 2] in een door hem, verdachte, gecontroleerde en/of van hem, verdachte, afhankelijke situatie is gebracht en gehouden,
hem, verdachte, uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen, immers heeft hij, verdachte, nadat die [slachtoffer 2] met haar prostitutiewerkzaamheden geld had verdiend, die [slachtoffer 2] een zeer groot deel van haar prostitutieverdiensten laten afgeven aan hem, verdachte;
EN/OF
4.B
op tijdstippen in de periode van 01 oktober 2002 tot en met 15 november 2003 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Voorburg, in elk geval in Nederland
telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van een ander, genaamd [slachtoffer 2], met een derde tegen betaling,
terwijl hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 2] zich
(sub 4 jo sub 1)
door geweld of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding
beschikbaar stelde tot het plegen van die seksuele handelingen
[bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of die misleiding (telkens) hieruit dat hij, verdachte,
  • een (liefdes)relatie is aangegaan en/of heeft onderhouden met die [slachtoffer 2] en
  • die [slachtoffer 2] (tijdelijk) op woon- en/of verblijfadres(sen) heeft ondergebracht en
  • die [slachtoffer 2] heeft voorgehouden dat de verdiensten van haar prostitutiewerkzaamheden nodig waren om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en
  • tegen die [slachtoffer 2] heeft verteld dat hij vuurwapengevaarlijk was en
  • die [slachtoffer 2] gedreigd heeft haar te verlaten en/of de relatie uit te maken en
  • die [slachtoffer 2] indirect met de dood heeft bedreigd, te weten dat die [slachtoffer 2] zou worden afgemaakt als ze aangifte zou doen en
  • die [slachtoffer 2] (telkens) heeft gecontroleerd gedurende haar prostitutiewerkzaamheden en
  • die [slachtoffer 2] ertoe heeft aangezet en/of ertoe heeft gebracht een zeer groot aantal dagen (per week) en een zeer groot aantal uren per dag als prostituee te werken (ook kort nadat die [slachtoffer 2] een borstvergrotings- en liposuctie-operatie had gehad) en
  • die [slachtoffer 2] sociaal heeft geïsoleerd,
waardoor die [slachtoffer 2] in een door hem, verdachte, gecontroleerde en/of van hem, verdachte, afhankelijke situatie is gebracht en gehouden,
bestaande dat opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met een derde tegen betaling hieruit dat hij, verdachte, nadat die [slachtoffer 2] met haar prostitutiewerkzaamheden geld had verdiend, die [slachtoffer 2] een zeer groot deel van haar prostitutieverdiensten heeft laten afgeven aan hem, verdachte];
Feit 5 ten aanzien van [slachtoffer 1]
op tijdstippen in de periode van 01 januari 2005 tot en met 15 december 2011, te Utrecht en/of te Voorburg en/of te Den Haag en/of te Zoetermeer, in elk geval in Nederland en/of te Antwerpen in België,
(telkens)
(sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een ander, genaamd [slachtoffer 1],
en
(sub 9)
een ander, genaamd [slachtoffer 1],
met één van de onder lid 1 sub 1 van artikel 273a (oud) en 273f (oud en vigerend) genoemde middelen,
[te weten (lid 1 sub 1)
door dwang, geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of een of meer andere feitelijkhe(i)d(en), door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
bestaande die dwang, dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die dreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en), die misleiding, dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie, hieruit dat verdachte (telkens) (meermalen)
  • een (liefdes)relatie is aangegaan en/of heeft onderhouden met die [slachtoffer 1] en
  • die [slachtoffer 1] heeft voorgehouden dat de verdiensten van haar prostitutiewerkzaamheden nodig waren om de gezamenlijke huishouding te bekostigen en om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en
  • die [slachtoffer 1] tatoeages met zijn, verdachtes, naam en/of bijnaam en/of initialen, op haar lichaam heeft laten zetten en
  • de bankpas van die [slachtoffer 1] heeft afgepakt en
  • die [slachtoffer 1] meermalen (met kracht) tegen het hoofd en/of lichaam heeft
geslagen en/of geschopt en
  • die [slachtoffer 1] (telkens) heeft uitgescholden en/of hard tegen haar heeft geschreeuwd en
  • die [slachtoffer 1] (telkens) direct en/of indirect met (zware) mishandeling heeft bedreigd, te weten
* dat die [slachtoffer 1] in elkaar zou worden geslagen en
* dat hij, verdachte, het gezicht van die [slachtoffer 1] met een mes zou bewerken, en
  • die [slachtoffer 1] heeft gedreigd hun dochter af te pakken en/of dat die [slachtoffer 1] door zijn, verdachtes, toedoen hun dochter zou kwijtraken en
  • die [slachtoffer 1] sociaal heeft geïsoleerd,
waardoor die [slachtoffer 1] in een door hem, verdachte, gecontroleerde en/of van hem, verdachte, afhankelijke situatie is gebracht en gehouden,
heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met een derde,
hebbende hij, verdachte, nadat die [slachtoffer 1] met haar prostitutiewerkzaamheden geld had verdiend, die [slachtoffer 1] een zeer groot deel van haar prostitutieverdiensten laten afgeven aan hem, verdachte.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
ten aanzien van feit 1:een ander door een andere feitelijkheid, bedreiging met geweld of bedreiging met een andere feitelijkheid dwingen, dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, dan wel onder voornoemde omstandigheden enige handeling ondernemen waarvan hij weet althans redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die handelingen beschikbaar stelt, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:een ander door een andere feitelijkheid, bedreiging met geweld of bedreiging met een andere feitelijkheid dwingen, dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding bewegen hem of haar uit de opbrengst van zijn of haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen, meermalen gepleegd
en
opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich beschikbaar stelt tot het plegen van die handelingen door een andere feitelijkheid, bedreiging met geweld, bedreiging met een andere feitelijkheid, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2, 3 en 5:telkens: mensenhandel, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen jaar, met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, aan verdachte een substantieel lagere straf moet worden opgelegd dan dat door de officier van justitie is geëist. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging heeft de rechtbank tevens verzocht om ten aanzien van [slachtoffer 1] rekening te houden met het feit dat verdachte en [slachtoffer 1] ruim negen jaar getrouwd zijn geweest en dat er aldus geen sprake is geweest van loverboy praktijken.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim negen jaar ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 1] en gedurende een periode van ongeveer een jaar ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 2] schuldig gemaakt aan mensenhandel. Verdachte onderhield relaties met zijn slachtoffers – verdachte had bovendien al een relatie met [slachtoffer 1] toen hij ook een relatie aanging met [slachtoffer 2] – en heeft hen emotioneel afhankelijk van hem gemaakt. Beide slachtoffers waren weliswaar al werkzaam in de prostitutie voordat zij verdachte leerden kennen, maar verdachten heeft hen voor hem aan de slag laten gaan. Vervolgens werden zij ertoe aangezet meer te werken dat zij zelf wilden en werden zij door verdachte gecontroleerd. Zij moesten het grootste deel van hun inkomsten aan verdachte afstaan. Verdachte hield hen voor dat hij dit opzij zette voor hun gezamenlijke toekomst. Verdachte heeft zijn slachtoffers ook bedreigd – hij dreigde zelfs [slachtoffer 1] haar dochter af te nemen – en jegens een van de slachtoffers eveneens geweld gebruikt.
Juist omdat het hier om prostitutiewerkzaamheden ging, heeft verdachte door aldus te handelen een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Dat zij aanvankelijk vrijwillig in de prostitutie zijn gaan werken, doet daaraan niet af. Immers, de omstandigheden waaronder zij in de prostitutie hebben gewerkt zijn niet de omstandigheden waarin een mondige prostituee werkzaam dient te zijn.
Verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen die de slachtoffers zouden ondervinden als gevolg van zijn handelen: hij heeft zich louter laten leiden door zijn eigen financieel gewin. Verdachte leidde zelf een luxe leven, terwijl hij zijn slachtoffers slechts het hoogst noodzakelijke gunde. Voorts heeft verdachte op geen enkele manier inzicht getoond in het kwalijke van zijn gedrag. Verdachte heeft juist een beeld van de gebeurtenissen en van zichzelf gepresenteerd dat in schril contrast staat met hetgeen de rechtbank bewezen acht en met wat de slachtoffers hebben moeten doorstaan. De rechtbank neemt dit verdachte bijzonder kwalijk.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 13 februari 2013, waaruit blijkt dat verdachte op 3 maart 2006 reeds is veroordeeld voor mensenhandel tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank, overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, eveneens met deze veroordeling en het feit dat verdachte nu opnieuw wordt schuldig bevonden aan een misdrijf van – deels – voor de hiervoor genoemde datum is gepleegd rekening gehouden.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van negen jaar gevorderd en is daarbij uitgegaan van een bewezenverklaring van mensenhandel ten aanzien van zowel [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als [slachtoffer 3]. Nu de rechtbank de feiten ‘slechts’ bewezen acht ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een andere of lichtere sanctie.

9.Het beslag

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de in beslag genomen goederen, genummerd conform de door de officier van justitie overlegde beslaglijst, het volgende gevorderd.
Administratief bescheiden: retourneren aan rechthebbende [slachtoffer 3].
Visitekaart: retourneren aan rechthebbende [slachtoffer 3].
Telefoon van het merk Samsung: retourneren aan rechthebbende [slachtoffer 3].
Fotocamera van het merk Samsung: retourneren aan verdachte.
Map met administratie: retourneren aan rechthebbende [slachtoffer 3].
Bankafschrift: retourneren aan rechthebbende [slachtoffer 3].
Werktas: retourneren aan rechthebbende [slachtoffer 3].
Bloknote: retourneren aan rechthebbende [slachtoffer 3].
Administratie: retourneren aan rechthebbende [slachtoffer 3].
Administratie: retourneren aan rechthebbende [slachtoffer 3].
Mobiele telefoon van het merk Samsung: retourneren aan rechthebbende [slachtoffer 3].
Telefoon van het merk Samsung: retourneren aan rechthebbende [slachtoffer 3].
Portemonnee van Hugo Boss: retourneren aan verdachte, met uitzondering van de Marokkaanse simkaart. Deze dient te worden bewaard totdat de zaak onherroepelijk is.
Brief met telefoonnummer: retourneren aan rechthebbende [slachtoffer 3].
Paspoort: retourneren aan rechthebbende, te weten de te naam gestelde [B].
Kluis van Brabantia: retourneren aan verdachte, met uitzondering van het paspoort op naam van [A]. Deze dient te worden teruggegeven aan rechthebbende [slachtoffer 1].
Diverse papieren: retourneren aan verdachte.
Videocamera: bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
Personal computer: retourneren aan verdachte.
Fotoapparatuur van het merk Sony: bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
Papieren: stukken op naam van verdachte retourneren aan verdachte en stukken op naam van [slachtoffer 1] retourneren aan rechthebbende [slachtoffer 1].
Cd-roms: die met Arabische tekst retourneren aan verdachte en de overige retourneren aan rechthebbende [slachtoffer 1].
Kalender: retourneren aan verdachte.
Brieven: retourneren aan verdachte.
Buzzer: retourneren aan verdachte.
Telefoon: bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
Groene kaart: retourneren aan verdachte.
Administratie: retourneren aan verdachte.
Papier van CJIB: retourneren aan verdachte.
Telefoon van het merk Samsung: retourneren aan verdachte.
Telefoon van het merk Samsung: retourneren aan verdachte.
USB-stick van het merk LG: bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
33A. Geldbedrag van € 20.000,-: verbeurd verklaren.
33B. Lottoformulier: retourneren aan verdachte.
34. Geldbedrag van € 500,-: de officier van justitie zal dit beslag opheffen.
34. Documenten: stukken op naam van verdachte retourneren aan verdachte en stukken op naam van [slachtoffer 1] retourneren aan rechthebbende [slachtoffer 1].
34. Documenten: stukken op naam van verdachte retourneren aan verdachte en stukken op naam van [A] retourneren aan rechthebbende [slachtoffer 1].
34. Foto’s: de losse foto’s retourneren aan verdachte en het mapje met foto’s retourneren aan rechthebbende [slachtoffer 3].
34. Tas van het merk Asus: bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
34. Mobiele telefoon van het merk Samsung: bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
34. Mobiele telefoon van het merk Samsung: bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
34. USB stick van het merk Sitecom: bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
34. USB stick van Sandisck: bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
34. USB stick: bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
34. Apple iPad: retourneren aan rechthebbende [slachtoffer 3].
34. Topografiekaart: retourneren aan verdachte.
34. Kaart van het merk Mio: retourneren aan verdachte.
34. Doos van het merk Samsung: bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
34. Mobiele telefoon van het merk Samsung: bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
34. Simkaart van het merk Lebera: bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
34. Studieboek: verbeurd verklaren.
34. Sleutelbos: bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
34. Sleutelbossen: bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
34. USB stick van het merk Philips: bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om teruggave van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen aan verdachte, met uitzondering van de geldbedragen die in de woning in Zoetermeer in beslag zijn genomen. Deze laatstgenoemde geldbedragen dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten [slachtoffer 3].
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onder verdachte is een groot aantal goederen in beslag genomen. De rechtbank zal hieronder, eveneens conform de door de officier van justitie overlegde beslaglijst, per nummer van het in beslaggenomen goed beslissen.
Ten aanzien van het beslag onder nummer 13. Onder verdachte is een portemonnee met inhoud in beslag genomen. De Marokkaanse simkaart uit deze portemonnee dient te worden bewaard tot het tijdstip van onherroepelijk worden van deze zaak.
Ten aanzien van het beslag met nummer 50. Onder verdachte is een boek met een gat in beslag genomen. Het voorwerp behoort aan verdachte toe. Nu mede met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Ten aanzien van het beslag onder nummer 13 (met uitzondering van de simkaart), 16 (met uitzondering van het paspoort op naam van [A]), 17, 19, 21 (ten aanzien van de stukken op naam van verdachte), 22 (ten aanzien van de cd-roms met Arabische tekst), 23 tot en met 25, 27 tot en met 31, 33B, 35 (ten aanzien van de stukken op naam van verdachte), 36 (ten aanzien van de stukken op naam van verdachte), 37 (ten aanzien van de losse foto’s) 45 en 46. Onder verdachte zijn deze voorwerpen en bescheiden in beslag genomen. De rechtbank zal de teruggave gelasten van voornoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
Ten aanzien van het beslag onder nummer 20, 21 (ten aanzien van de stukken op naam van [slachtoffer 1]), 22 (ten aanzien van de cd-roms met niet-Arabische tekst), 26, 35 (ten aanzien van de stukken op naam van [slachtoffer 1]), 47, 48, 49, 51, 52 en 53. Onder verdachte zijn deze voorwerpen en bescheiden in beslag genomen. De rechtbank zal de teruggave gelasten van voornoemde in beslag genomen voorwerpen aan [slachtoffer 1], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Ten aanzien van de goederen onder 20, 26, 47, 48, 49, 51, 52 en 53 merkt de rechtbank aanvullend op dat volgens de kennisgeving inbeslagneming weliswaar geen eigenaar bekend is, maar dat deze goederen zijn aangetroffen in de woning welke op naam staat van [slachtoffer 1]. Nu de rechtbank geen contra-indicaties bekend zijn kan [slachtoffer 1] redelijkerwijs als rechthebbende van deze goederen worden aangemerkt.
Ten aanzien van het beslag onder nummer 16 en 36. Onder verdachte zijn een paspoort en documenten op naam van [A] in beslag genomen. De rechtbank zal de teruggave gelasten van voornoemde in beslag genomen voorwerpen aan [slachtoffer 1], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van het beslag onder 33A en 34. Onder verdachte zijn geldbedragen van respectievelijk € 20.000,- en € 5.000,- in beslag genomen. De rechtbank zal de teruggave gelasten van voornoemde in beslag genomen geldbedragen aan [slachtoffer 3], omdat verdachte is vrijgesproken van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 3] en zij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van het beslag onder 1 tot en met 12, 14, 18, 32, 37 (ten aanzien van het mapje foto’s), 38, 39, 41, 42, 43 en 44. Onder verdachte zijn deze voorwerpen en bescheiden in beslag genomen. De rechtbank zal de teruggave gelasten van voornoemde in beslag genomen voorwerpen aan [slachtoffer 3], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Ten aanzien van de goederen onder 18, 32, 38, 39, 40, 41, 42 en 43 merkt de rechtbank aanvullend op dat volgens de kennisgeving inbeslagneming weliswaar geen eigenaar bekend is, maar dat deze goederen zijn aangetroffen in de woning welke op naam staat van [slachtoffer 3]. Nu de rechtbank geen contra-indicaties bekend zijn kan [slachtoffer 3] redelijkerwijs als rechthebbende worden aangemerkt.
Ten aanzien van 15. Onder verdachte is een paspoort op naam van [B] in beslag genomen. De rechtbank zal de teruggave gelasten van voornoemd in beslag genoemd voorwerp aan [B], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] geheel dient te worden toegewezen, inclusief de gevorderde wettelijke rente, en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
De officier van justitie is eveneens van mening dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] geheel dient te worden toegewezen, inclusief de gevorderde wettelijke rente, en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen nu de verdediging vrijspraak heeft bepleit.
De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen, omdat een behandeling van die vorderingen een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert. Het bepalen van de daadwerkelijk geleden schade is dermate gecompliceerd dat de vordering in dit strafgeding niet eenvoudig kan worden behandeld.
De verdediging heeft zich meer subsidiair op het standpunt gesteld dat de vorderingen slechts voor een aanzienlijk kleiner deel kunnen worden toegewezen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
10.3.1
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een bedrag van € 1.065.000,- gevorderd als vergoeding van haar schade ten gevolge van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, waarvan
€ 1.050.000,- ten behoeve van materiële schade en € 15.000,- ten behoeve van immateriële schade.
Ten aanzien van de materiële schade is de rechtbank van oordeel dat een specifieke berekening een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Weliswaar is komen vast te staan dat de benadeelde partij het door haar verdiende geld heeft afgestaan aan verdachte, maar daarvan zijn eveneens de kosten van de gezamenlijke huishouding van de verdachte en de benadeelde partij en de opvoeding van hun kind betaald. Een minder specifieke berekening levert evenwel geen onevenredige belasting van het strafgeding op.
De rechtbank overweegt dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij een aanzienlijk geldbedrag heeft afgestaan aan verdachte en aldus rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten. De rechtbank stelt deze schade, gezien de bewezen verklaarde perioden en de verdiensten van de benadeelde partij, vast op een bedrag van ten minste € 500.000,-. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering nu een specifieke berekening van het meerdere een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van de vordering niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 15.000,- voldoende aannemelijk gemaakt. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen. Ervan uitgaande dat de schade per dag is ontstaan zal de rechtbank het toegewezen schadebedrag vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf een datum gelegen gelegen in het midden van de bewezen verklaarde periode, derhalve 23 mei 2007, tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
10.3.2
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een bedrag van € 195.000,- gevorderd als vergoeding van haar schade ten gevolge van de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten, waarvan
€ 190.000,- ten behoeve van materiële schade en € 5.000,- ten behoeve van immateriële schade.
Ten aanzien van de materiële schade is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van de vordering niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 5 bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij ongeveer een jaar voor verdachte heeft gewerkt, te weten van medio oktober 2002 tot eind oktober 2003. In die periode heeft de benadeelde partij gedurende vijf weken niet gewerkt. De rechtbank gaat gezien de uitzonderlijk lange werkdagen van de benadeelde partij uit van een minimumbedrag van
€ 500,- per dag dat zij aan haar verdiensten moet hebben overhouden na aftrek van de kamerhuur en overige kosten. De benadeelde partij werkte gemiddeld zes dagen per week. Dit komt erop neer dat zij voor voornoemde periode een bedrag van minimaal € 141.000,- moet hebben verdiend en hebben afgegeven aan verdachte.
Daarbij dient te worden opgeteld een bedrag van € 9.000,- afkomstig uit de koffer die de benadeelde partij aan verdachte had afgegeven en een bedrag van € 44.437,- dat een Amerikaan ten behoeve van de benadeelde partij had overgemaakt, maar dat in het bezit van verdachte is gekomen.
Hiervan gaat nog een bedrag van € 5.000,- af ten behoeve van de door de benadeelde partij ondergane borstoperatie en liposuctie.
De rechtbank stelt de schade dan ook vast op € 189.437,- De rechtbank acht de vordering tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank eveneens van oordeel dat de behandeling van de vordering niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de onder 1 en 4 bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 5.000,- voldoende aannemelijk gemaakt. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen. Ervan uitgaande dat de schade per dag is ontstaan zal de rechtbank het toegewezen schadebedrag vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf een datum gelegen gelegen in het middel van de bewezen verklaarde periode, te weten 30 april 2003, tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
11.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 33, 33a, 36f, 57, 63, 250a, 273a en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
ten aanzien van feit 1:een ander door een andere feitelijkheid, bedreiging met geweld of bedreiging met een andere feitelijkheid dwingen, dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, dan wel onder voornoemde omstandigheden enige handeling ondernemen waarvan hij weet althans redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die handelingen beschikbaar stelt, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:een ander door een andere feitelijkheid, bedreiging met geweld of bedreiging met een andere feitelijkheid dwingen, dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding bewegen hem of haar uit de opbrengst van zijn of haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen, meermalen gepleegd
en
opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich beschikbaar stelt tot het plegen van die handelingen door een andere feitelijkheid, bedreiging met geweld, bedreiging met een andere feitelijkheid, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2, 3 en 5:telkens, mensenhandel, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezene strafbaar;
verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
7 (zeven) jaar;
beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
verklaart verbeurd: het beslag met nummer 50;
gelast de bewaring tot aan het onherroepelijk worden van het vonnis: het beslag met nummer 13 (ten aanzien van de Marokkaanse simkaart);
gelast de teruggave aan verdachte van: het beslag met de nummers 13 (met uitzondering van de simkaart), 16 (met uitzondering van het paspoort op naam van [A]), 17, 19, 21 (ten aanzien van de stukken op naam van verdachte), 22 (ten aanzien van de cd-roms met Arabische tekst), 23 tot en met 25, 27 tot en met 31, 33B, 35 (ten aanzien van de stukken op naam van verdachte), 36 (ten aanzien van de stukken op naam van verdachte), 37 (ten aanzien van de losse foto’s) 45 en 46;
gelast de teruggave aan [slachtoffer 1] van: het beslag met de nummers 16, 20, 21 (ten aanzien van de stukken op naam van [slachtoffer 1]), 22 (ten aanzien van de cd-roms met niet-Arabische tekst), 26, 35 (ten aanzien van de stukken op naam van [slachtoffer 1]), 36 (ten aanzien van de bescheiden op naam van [A]), 47, 48, 49, 51, 52 en 53;
gelast de teruggave aan [slachtoffer 3] van: het beslag met de nummers: 1 tot en met 12, 14, 18, 32, 33A, 34, 37 (ten aanzien van het mapje foto’s), 38, 39, 41, 42, 43 en 44;
gelast de teruggave aan [B] van: het beslag met nummer 15;
Benadeelde partijen
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 515.000,- (vijfhonderdvijftienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 mei 2007, tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] voornoemd;
veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] aan de Staat € 515.000,- (vijfhonderdvijftienduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 mei 2007 tot aan de dag van de algehele voldoening en bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 365 dagen (de toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op);
bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige gedeelte niet ontvankelijk in haar vordering;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 189.437,- (honderdnegenentachtigduizend en vierhonderdzevenendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 mei 2003, tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] voornoemd;
veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] aan de Staat € 189.437,- (honderdnegenentachtigduizend en vierhonderdzevenendertig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 april 2003 en bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 365 dagen (de toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op);
bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige gedeelte niet ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.A.C. Koster, voorzitter,
mrs. S. Wijna en mr. P.L.C.M. Ficq, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven- de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 april 2013.
Mr. D.A.C. Koster is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van ongeveer 01 september 2001 tot en met 31 december 2004 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Voorburg en/of te Den Haag en/of te Zoetermeer en/of te Nootdorp en/of Arnhem, in elk geval in Nederland
(telkens)
een of meer perso(o)n(en), genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
(sub 1)
door geweld of één of meer andere feitelijkheden of door bedreiging met geweld of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen
en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht
of door misleiding heeft bewogen
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling
en/of onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die seksuele handelingen beschikbaar stelde
(sub 1)
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of dat misbruik (van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht) en/of die misleiding en/of die (onder voormelde omstandigheden ondernomen) handeling (telkens) hieruit dat hij, verdachte,
(ten aanzien van die [slachtoffer 1]
op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van ongeveer 01 november 2002 tot en met 31 december 2004 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Voorburg en/of te Den Haag en/of te Zoetermeer en/of te Nootdorp, in elk geval in Nederland)
en/of
(ten aanzien van die [slachtoffer 2]
op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van ongeveer 01 september 2001 tot en met 15 november 2003 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Voorburg en/of te Arnhem, in elk geval in Nederland)
- een (liefdes)relatie is aangegaan en/of heeft onderhouden met die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (tijdelijk) op zijn, verdachte's, en/of andere woon- en/of verblijfadres(sen) heeft ondergebracht, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft voorgehouden dat de verdiensten van haar/hun prostitutiewerkzaamheden nodig waren om de gezamenlijke huishouding te bekostigen, en/of om te sparen voor een gezamelijke toekomst, en/of
- die [slachtoffer 1] een of meer tatoeages met zijn, verdachtes, naam en/of bijnaam en/of initialen, op haar heeft lichaam laten zetten, en/of
- de telefoon(s) van die [slachtoffer 1] (meermalen) (tijdelijk) heeft afgepakt, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft verteld dat hij vuurwapengevaarlijk was, en/of
- de bankpas van die [slachtoffer 1] heeft afgepakt, althans die [slachtoffer 1] heeft bewogen haar bankpas aan hem, verdachte, af te geven, en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen (met kracht) op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, en/of
- die [slachtoffer 1] (telkens) heeft uitgescholden en/of hard tegen haar heeft geschreeuwd, en/of
- die [slachtoffer 2] gedreigd heeft haar te verlaten en/of de relatie uit te maken, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (telkens) direct en/of indirect met de dood en/of (zware) mishandeling heeft bedreigd te weten
* dat die [slachtoffer 1] in elkaar zou worden geslagen, en/of
* dat hij, verdachte, het gezicht van die [slachtoffer 1] met een mes zou bewerken, en/of
* dat die [slachtoffer 2] zou worden afgemaakt als ze aangifte zou doen, en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gedreigd hun/haar dochter af te pakken en/of dat die [slachtoffer 1] door zijn, verdachtes, toedoen hun/haar dochter zou kwijtraken, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] naar haar/hun prostitutiewerkplek heeft gebracht en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] van haar/hun prostitutiewerkplek heeft opgehaald, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (telkens) heeft gecontroleerd en/of heeft laten controleren gedurende haar/hun prostitutiewerkzaamheden en/of gedurende haar/hun (schaarse) vrije uren, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] opdracht heeft gegeven en/of onder druk heeft gezet en/of ertoe heeft aangezet en/of ertoe heeft gebracht een (zeer) groot aantal dagen (per week), en/of een (zeer) groot aantal uren per dag als prostituee te werken (ook gedurende ziekte en/of ongesteldheid en/of zwangerschap en/of kort nadat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] borstvergrotings- en/of liposuctie-operaties had(den) gehad),
waardoor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (ten gevolge van voorgaande handelingen) sociaal geïsoleerd werd(en) door hem, verdachte, en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en/of van hem, verdachte, afhankelijke situatie is/zijn gebracht en/of gehouden,
(ten gevolge waarvan voormelde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (telkens) werd(en) bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling);
2.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van ongeveer 01 januari 2005 tot en met 24 april 2012, te Utrecht en/of te Voorburg en/of te Den Haag en/of te Zoetermeer en/of te Nootdorp, in elk geval in Nederland en/of te Antwerpen in België,
(telkens)
een of meer ander(en), genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3]
(sub 1 en/of sub 4)
door dwang, geweld of één of meer feitelijkheden of dreiging met geweld en/of een of meer andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap had over die ander,
(sub 1)
heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen,
(telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3],
en/of
(sub 4)
met één van de onder lid 1 sub 1 van artikel 273a (oud) en 273f (oud en vigerend) genoemde middelen (zie hierboven)
(sub 4)
heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
dan wel
(sub 4)
onder één of meer van de onder lid 1, sub 1° van voornoemd artikel genoemde omstandigheden (zie hierboven) enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten,
[bestaande die dwang, dat geweld of die andere feitelijkheid/-heden,
of die dreiging met geweld of die andere feitelijkheid/-heden, die afpersing, die fraude, die misleiding, dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht, dat misbruik van een kwetsbare positie, of dat geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap had over die ander, hieruit dat verdachte (telkens) (meermalen)
(ten aanzien van die [slachtoffer 1]
op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van ongeveer 01 januari 2005 tot en met 15 december 2011, te Utrecht en/of te Voorburg en/of te Den Haag en/of te Zoetermeer en/of te Nootdorp, in elk geval in Nederland en/of te Antwerpen in België),
en/of
(ten aanzien van die [slachtoffer 3]
op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van ongeveer 19 augustus 2005 tot en met 24 april 2012, te Den Haag en/of te Zoetermeer, in elk geval in Nederland en/of te Antwerpen in België),
- een (liefdes)relatie is aangegaan en/of heeft onderhouden met die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3], en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] heeft voorgehouden dat de verdiensten van haar/hun prostitutiewerkzaamheden nodig waren om de gezamenlijke huishouding te bekostigen, en/of om te sparen voor een gezamelijke toekomst, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] een of meer tatoeages met zijn, verdachtes, naam en/of bijnaam en/of initialen, op haar/hun lichaam heeft laten zetten, en/of
- de telefoon(s) van die [slachtoffer 1] (meermalen) (tijdelijk) heeft afgepakt, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft verteld dat hij vuurwapengevaarlijk was, en/of
- de bankpas van die [slachtoffer 1] heeft afgepakt, althans die [slachtoffer 1] heeft bewogen haar bankpas een hem, verdachte, af te geven, en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen (met kracht) op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, en/of
- die [slachtoffer 3] meermalen tegen het lichaam heeft geslagen althans heeft mishandeld, en/of
- die [slachtoffer 1] (telkens) heeft uitgescholden en/of hard tegen haar heeft geschreeuwd, en/of
- die [slachtoffer 1] (telkens) direct en/of indirect met de dood en/of (zware) mishandeling heeft bedreigd te weten
* dat die [slachtoffer 1] in elkaar zou worden geslagen, en/of
* dat hij, verdachte, het gezicht van die [slachtoffer 1] met een mes zou bewerken, en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gedreigd hun/haar dochter af te pakken en/of dat die [slachtoffer 1] door zijn, verdachtes, toedoen hun/haar dochter zou kwijtraken, en/of
waardoor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] (ten gevolge van voorgaande handelingen) sociaal geïsoleerd werd(en) door hem, verdachte, en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en/of van hem, verdachte, afhankelijke situatie is/zijn gebracht en/of gehouden],
hebbende verdachte (telkens)
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] (tijdelijk) op zijn, verdachte's, en/of andere woon- en/of verblijfadres(sen) ondergebracht, en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] naar haar/hun prostitutiewerkplek gebracht en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] van haar/hun prostitutiewerkplek opgehaald, en/of
  • die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] (telkens) gecontroleerd en/of laten controleren gedurende haar/hun prostitutiewerkzaamheden en/of gedurende haar/hun (schaarse) vrije uren, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] opdracht gegeven en/of onder druk gezet en/of ertoe aangezet en/of ertoe gebracht een (zeer) groot aantal dagen (per week), en/of een (zeer) groot aantal uren per dag als prostituee te werken (ook gedurende ziekte en/of ongesteldheid en/of zwangerschap en/of kort nadat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] borstvergrotings- en/of liposuctie-operaties had(den) gehad);
3.
hij in of omstreeks de periode van ongeveer 14 december 2008 tot en met 16 juni 2010 te Utrecht en/of te Voorburg en/of te Den Haag en/of te Zoetermeer en/of te Nootdorp, in elk geval in Nederland, en/of te Antwerpen in België,
(meermalen) een of meer ander(en), genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3],
heeft aangeworven, medegenomen of ontvoerd door
(ten aanzien van die [slachtoffer 1]
op een (of meer) tijstip(pen) in of omstreeks de periode van ongeveer 01 januari 2009 tot en met 01 mei 2009 te Utrecht en/of te Voorburg en/of te Den Haag en/of te Zoetermeer en/of te Nootdorp, in elk geval in Nederland, en/of te Antwerpen in België),
en/of
(ten aanzien van die [slachtoffer 3]
op een (of meer) tijstip(pen) in of omstreeks de periode van ongeveer 14 december 2008 tot en met 16 juni 2010 te Den Haag en/of te Zoetermeer, in elk geval in Nederland (en/of te Antwerpen in België),
die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] met een auto (of een of meer ander(e) vervoermiddel(len)) vanuit een of meer plaatsen in Nederland telkens naar Antwerpen (te België) te vervoeren en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] te laten vervoeren,
met het oogmerk die ander(en) in een ander land (in België) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling;
4.
4. A
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van ongeveer 01 september 2001 tot en met 31 december 2004 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Voorburg en/of te Den Haag en/of te Zoetermeer en/of te Nootdorp en/of te Arnhem, in elk geval in Nederland,
(telkens)
een of meer ander(en), genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
(sub 6)
door geweld of één of meer andere feitelijkheden of door bedreiging met geweld of andere feitelijkheden heeft gedwongen of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht door en/of door misleiding
[(sub 6)
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of dat misbruik (van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht) en/of die misleiding (telkens) hieruit dat hij, verdachte,
(ten aanzien van die [slachtoffer 1]
op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van ongeveer 01 november 2002 tot en met 31 december 2004 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Voorburg en/of te Den Haag en/of te Zoetermeer en/of te Nootdorp, in elk geval in Nederland)
en/of
(ten aanzien van die [slachtoffer 2]
op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van ongeveer 01 september 2001 tot en met 15 november 2003 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Voorburg en/of te Arnhem, in elk geval in Nederland)
- een (liefdes)relatie is aangegaan en/of heeft onderhouden met die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (tijdelijk) op zijn, verdachte's, en/of andere woon- en/of verblijfadres(sen) heeft ondergebracht, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft voorgehouden dat de verdiensten van haar/hun prostitutiewerkzaamheden nodig waren om de gezamenlijke huishouding te bekostigen, en/of om te sparen voor eebn gezamelijke toekomst, en/of
- die [slachtoffer 1] een of meer tatoeages met zijn, verdachtes, naam en/of bijnaam en/of initialen, op haar lichaam heeft laten zetten, en/of
- de telefoon(s) van die [slachtoffer 1] (meermalen) (tijdelijk) heeft afgepakt, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft verteld dat hij vuurwapengevaarlijk was, en/of
- de bankpas van die [slachtoffer 1] heeft afgepakt, althans die [slachtoffer 1] heeft bewogen haar bankpas aan hem, verdachte, af te geven, en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen (met kracht) op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, en/of
- die [slachtoffer 1] (telkens) heeft uitgescholden en/of hard tegen haar heeft geschreeuwd, en/of
- die [slachtoffer 2] gedreigd heeft haar te verlaten en/of de relatie uit te maken, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (telkens) direct en/of indirect met de dood en/of (zware) mishandeling heeft bedreigd te weten
* dat die [slachtoffer 1] in elkaar zou worden geslagen, en/of
* dat hij, verdachte, het gezicht van die [slachtoffer 1] met een mes zou bewerken, en/of
* dat die [slachtoffer 2] zou worden afgemaakt als ze aangifte zou doen, en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gedreigd hun/haar dochter af te pakken en/of dat die [slachtoffer 1] door zijn, verdachtes, toedoen hun/haar dochter zou kwijtraken, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] naar haar/hun prostitutiewerkplek heeft gebracht en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] van haar/hun prostitutiewerkplek heeft opgehaald, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (telkens) heeft gecontroleerd en/of heeft laten controleren gedurende haar/hun prostitutiewerkzaamheden en/of gedurende haar/hun (schaarse) vrije uren, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] opdracht heeft gegeven en/of onder druk heeft gezet en/of ertoe heeft aangezet en/of ertoe heeft gebracht een (zeer) groot aantal dagen (per week), en/of een (zeer) groot aantal uren per dag als prostituee te werken (ook gedurende ziekte en/of ongesteldheid en/of zwangerschap en/of kort nadat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] borstvergrotings- en/of liposuctie-operaties had(den) gehad),
waardoor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (ten gevolge van voorgaande handelingen) sociaal geïsoleerd werd(en) door hem, verdachte, en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en/of van hem, verdachte, afhankelijke situatie is/zijn gebracht en/of gehouden],
heeft bewogen, hem, verdachte, uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met en/of voor een derde te bevoordelen, immers heeft hij, verdachte, (nadat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met haar/hun prostitutiewerkzaamheden geld had verdiend) van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] alle, althans een zeer groot deel van haar/hun (prostitutie)verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, afgepakt, althans laten afgeven aan hem, verdachte, althans die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] slechts een (zeer) klein deel van die verdiensten laten behouden;
EN/OF
4.B
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van ongeveer 01 september 2001 tot en met 31 december 2004 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Voorburg en/of te Den Haag en/of te Zoetermeer en/of te Nootdorp en/of Arnhem, in elk geval in Nederland
(telkens)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van een ander, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], met of voor een derde tegen betaling,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich
(sub 4 jo sub 1)
door geweld of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) of door bedreiging met geweld of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) werd gedwongen of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding
beschikbaar stelde(n) tot het plegen van die (seksuele) handelingen
[bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of dat misbruik (van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht) en/of die misleiding (telkens) hieruit dat hij, verdachte,
(ten aanzien van die [slachtoffer 1]
op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van ongeveer 01 november 2002 tot en met 31 december 2004 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Voorburg en/of te Den Haag en/of te Zoetermeer en/of te Nootdorp, in elk geval in Nederland)
en/of
(ten aanzien van die [slachtoffer 2]
op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van ongeveer 01 september 2001 tot en met 15 november 2003 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Voorburg en/of te Arnhem, in elk geval in Nederland)
- een (liefdes)relatie is aangegaan en/of heeft onderhouden met die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (tijdelijk) op zijn, verdachte's, en/of andere woon- en/of verblijfadres(sen) heeft ondergebracht, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft voorgehouden dat de verdiensten van haar/hun prostitutiewerkzaamheden nodig waren om de gezamenlijke huishouding te bekostigen, en/of om te sparen voor een gezamelijke toekomst, en/of
- die [slachtoffer 1] een of meer tatoeages met zijn, verdachtes, naam en/of bijnaam en/of initialen, op haar lichaam heeft laten zetten, en/of
- de telefoon(s) van die [slachtoffer 1] (meermalen) (tijdelijk) heeft afgepakt, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft verteld dat hij vuurwapengevaarlijk was, en/of
- de bankpas van die [slachtoffer 1] heeft afgepakt, althans die [slachtoffer 1] heeft bewogen haar bankpas aan hem, verdachte, af te geven, en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen (met kracht) op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, en/of
- die [slachtoffer 1] (telkens) heeft uitgescholden en/of hard tegen haar heeft geschreeuwd, en/of
- die [slachtoffer 2] gedreigd heeft haar te verlaten en/of de relatie uit te maken, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (telkens) direct en/of indirect met de dood en/of (zware) mishandeling heeft bedreigd te weten
* dat die [slachtoffer 1] in elkaar zou(den) worden geslagen, en/of
* dat hij, verdachte, het gezicht van die [slachtoffer 1] met een mes zou bewerken, en/of
* dat die [slachtoffer 2] zou worden afgemaakt als ze aangifte zou doen, en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gedreigd hun/haar dochter af te pakken en/of dat die [slachtoffer 1] door zijn, verdachtes, toedoen hun/haar dochter zou kwijtraken, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] naar haar/hun prostitutiewerkplek heeft gebracht en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] van haar/hun prostitutiewerkplek heeft opgehaald, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (telkens) heeft gecontroleerd en/of heeft laten controleren gedurende haar/hun prostitutiewerkzaamheden en/of gedurende haar/hun (schaarse) vrije uren, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] opdracht heeft gegeven en/of onder druk heeft gezet en/of ertoe heeft aangezet en/of ertoe heeft gebracht een (zeer) groot aantal dagen (per week), en/of een (zeer) groot aantal uren per dag als prostituee te werken (ook gedurende ziekte en/of ongesteldheid en/of zwangerschap en/of kort nadat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] borstvergrotings- en/of liposuctie-operaties had(den) gehad),
waardoor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (ten gevolge van voorgaande handelingen) sociaal geïsoleerd werd(en) door hem, verdachte, en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en/of van hem, verdachte, afhankelijke situatie is/zijn gebracht en/of gehouden],
en bestaande dat opzettelijke voordeel trekken (uit seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] met en/of voor derde tegen betaling),
hieruit dat hij, verdachte, (nadat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] met haar/hun prostitutiewerkzaamheden geld had verdiend) van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] alle, althans een zeer groot deel van haar/hun (prostitutie)verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, heeft afgepakt, althans heeft laten afgeven aan hem, verdachte, althans die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] slechts een (zeer) klein deel van die verdiensten heeft laten behouden;
5.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van ongeveer 01 januari 2005 tot en met 24 april 2012, te Utrecht en/of te Voorburg en/of te Den Haag en/of te Zoetermeer en/of te Nootdorp, in elk geval in Nederland en/of te Antwerpen in België,
(telkens)
(sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een ander of anderen, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3],
en/of
(sub 9)
een ander of anderen, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3],
met één van de onder lid 1 sub 1 van artikel 273a (oud) en 273f (oud en vigerend) genoemde middelen,
[te weten (lid 1 sub 1)
door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld of een of meer andere feitelijkheden, door afpersing, fraude, misleiding, dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie, of door het geven geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap had over die ander,
bestaande die dwang, dat geweld of die andere feitelijkheid/-heden, of die dreiging met geweld of die andere feitelijkheid/-heden, die afpersing, die fraude, die misleiding, dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht, dat misbruik van een kwetsbare positie, of dat geven geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap had over die ander, hieruit dat verdachte (telkens) (meermalen)
(ten aanzien van die [slachtoffer 1]
op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van ongeveer 01 januari 2005 tot en met 15 december 2011, te Utrecht en/of te Voorburg en/of te Den Haag en/of te Zoetermeer en/of te Nootdorp, in elk geval in Nederland en/of te Antwerpen in België),
en/of
(ten aanzien van die [slachtoffer 3] op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van ongeveer 19 augustus 2005 tot en met 24 april 2012, te Den Haag en/of te Zoetermeer, in elk geval in Nederland en/of te Antwerpen in België),
- een (liefdes)relatie is aangegaan en/of heeft onderhouden met die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3], en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] heeft voorgehouden dat de verdiensten van haar/hun prostitutiewerkzaamheden nodig waren om de gezamenlijke huishouding te bekostigen, en/of om te sparen voor een gezamelijke toekomst, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] een of meer tatoeages met zijn, verdachtes, naam en/of bijnaam en/of initialen, op haar/hun lichaam heeft laten zetten, en/of
- de telefoon(s) van die [slachtoffer 1] (meermalen) (tijdelijk) heeft afgepakt, en/of
-tegen die [slachtoffer 1] heeft verteld dat hij vuurwapengevaarlijk was, en/of
- de bankpas van die [slachtoffer 1] heeft afgepakt, althans die [slachtoffer 1] heeft bewogen
haar bankpas aan hem, verdachte, af te geven, en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen (met kracht) op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft
geslagen en/of gestompt en/of geschopt, en/of
- die [slachtoffer 3] meermalen tegen het lichaam heeft geslagen althans heeft mishandeld, en/of
- die [slachtoffer 1] (telkens) heeft uitgescholden en/of hard tegen haar heeft geschreeuwd, en/of
- die [slachtoffer 1] (telkens) direct en/of indirect met de dood en/of (zware) mishandeling heeft bedreigd te weten
* dat die [slachtoffer 1] in elkaar zou worden geslagen, en/of
* dat hij, verdachte, het gezicht van die [slachtoffer 1] met een mes zou bewerken, en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gedreigd hun/haar dochter af te pakken en/of dat die [slachtoffer 1] door zijn, verdachtes, toedoen hun/haar dochter zou kwijtraken, en/of
waardoor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] (ten gevolge van voorgaande handelingen) sociaal geïsoleerd werd(en) door hem, verdachte, en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en/of van hem, verdachte, afhankelijke situatie is/zijn gebracht en/of gehouden],
heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] met of voor een derde,
hebbende hij, verdachte, (nadat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] met haar/hun prostitutiewerkzaamheden geld had(den) verdiend) van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] alle, althans een zeer groot deel van haar/hun (prostitutie)verdiensten, althans een aanzienlijk deel daarvan, afgepakt, althans laten afgeven aan hem, verdachte, althans die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] slechts een (zeer) klein deel van die verdiensten laten behouden.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], opgenomen op pagina 216 van het proces-verbaal einddossier onderzoek Augusta met dossiernummer 2011296600E, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 3387.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 219.
3.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 240.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 216.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 217.
6.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 296.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 216.
8.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 300.
9.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 299.
10.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 243.
11.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 300.
12.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 303.
13.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 279.
14.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 336.
15.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 279.
16.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 238.
17.De verklaring van getuige [slachtoffer 1], afgelegd bij de rechter-commissaris op 2 oktober 2012.
18.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 239.
19.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 217.
20.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 238.
21.De verklaring van getuige [slachtoffer 1], afgelegd bij de rechter-commissaris op 2 oktober 2012.
22.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 241.
23.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 296.
24.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 297.
25.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 219.
26.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 218.
27.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 maart 2013.
28.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 2853-2854.
29.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 2855-2857.
30.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 1702.
31.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 1694.
32.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 1696.
33.De verklaring van getuige [getuige 2], afgelegd bij de rechter-commissaris op 2 juni 2012.
34.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 358.
35.Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, opgenomen op pagina 44 van het proces-verbaal financieel onderzoek Augusta, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 2332.
36.Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 32 genoemde proces-verbaal, pagina 44-45.
37.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 291-292.
38.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 218.
39.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 219.
40.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 220.
41.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 239.
42.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 220.
43.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 301.
44.Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 32 genoemde proces-verbaal, pagina 15.
45.Het proces-verbaal van aanvraag operationeel onderzoek, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 465.
46.Het proces-verbaal van aanvraag operationeel onderzoek, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 468.
47.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 474.
48.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 11], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 1740-1741.
49.Het proces-verbaal van bezoek aan huisartsenpost, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 852.
50.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 1640-1641.
51.De verklaring van getuige [getuige 5], afgelegd bij de rechter-commissaris op 18 maart 2013.
52.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 1819-1820 en 1822.
53.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 1049-1050.
54.De verklaring van getuige [getuige 2], afgelegd bij de rechter-commissaris op 2 juni 2012.
55.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 1698.
56.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 923.
57.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 maart 2013.
58.Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 32 genoemde proces-verbaal, pagina 52 en 71.
59.Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 32 genoemde proces-verbaal, pagina 61-63.
60.Het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 32 genoemde proces-verbaal, pagina 51.
61.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 218.
62.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 299.
63.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 maart 2013.
64.Het proces-verbaal van bevindingen rechtshulpverzoek België, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 1893.
65.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 1138.
66.Daar waar het huidige artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht wordt beschreven, wordt eveneens het voormalige, maar inhoudelijk gelijkluidende, artikel 273a van het Wetboek van Strafrecht bedoeld.
67.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 438.
68.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 434.
69.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 348.
70.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 360.
71.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 348.
72.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 434.
73.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 348.
74.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 439.
75.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 349.
76.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 375.
77.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 348.
78.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 360.
79.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 373.
80.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 350.
81.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 349.
82.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 370.
83.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 377.
84.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 357.
85.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 349.
86.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 350.
87.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 360.
88.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 358.
89.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 365.
90.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 442-443.
91.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 maart 2013.
92.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 1606.
93.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 216-217.
94.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 279.
95.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 maart 2013.
96.De verklaring van getuige [getuige 7], afgelegd bij de rechter-commissaris op 26 november 2012.