ECLI:NL:RBMID:2012:BW9628
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en tekortkoming in nakoming van huurovereenkomst tussen broers
In deze zaak, die voor de Rechtbank Middelburg is behandeld, vorderde eiser, een broer van gedaagde, schadevergoeding op basis van een huurovereenkomst voor een landhuis. De huurovereenkomst, die in 1995 was gesloten, gaf eiser het recht om het landhuis te huren voor bepaalde periodes. Eiser stelde dat gedaagde, zijn broer, tekort was geschoten in de nakoming van deze overeenkomst door het landhuis niet meer te verhuren. Gedaagde had in 1999 aan eiser meegedeeld dat hij het landhuis als hoofdverblijf wilde gebruiken, wat volgens eiser betekende dat hij niet meer kon huren. Eiser vorderde een schadevergoeding van € 231.246,10, gebaseerd op wanprestatie en ontbinding van de huurovereenkomst.
De procedure begon met een dagvaarding in juli 2011, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis in oktober 2011. Tijdens een comparitie van partijen in maart 2012 was gedaagde niet aanwezig. De kantonrechter overwoog dat eiser niet tijdig had aangegeven wanneer hij het landhuis wilde huren, wat betekende dat gedaagde niet in verzuim was. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van een toerekenbare tekortkoming van gedaagde, omdat eiser zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst niet was nagekomen. De kantonrechter wees de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten van gedaagde.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig communiceren van huurwensen in huurovereenkomsten en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichtingen. De rechter oordeelde dat de mededeling van gedaagde in 1999 niet voldoende was om aan te nemen dat hij zou tekortschieten in de nakoming van de overeenkomst. De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.